Hoe Deventer jeugdbudget overhoudt
Als een van de weinige gemeenten houdt Deventer al een paar jaar geld over op het jeugdbudget. Een sleutel tot succes is er niet. Maar het is niet ‘u roept, wij draaien.’ En er wordt vol ingezet op preventie.
Nadruk op preventie werpt vruchten af
Van borstklopperij wil jeugdwethouder Frits Rorink (CDA) niets weten. Deventer heeft niet de wijsheid in pacht en het ‘Deventer model’ is ook geen blauwdruk voor de rest van Nederland. Wel is het een feit dat de gemeente al een aantal jaar geld overhoudt op het budget voor jeugd dat Deventer van het rijk krijgt. ‘In de beginjaren kwamen we niet uit met het rijksbudget. Vanuit de algemene middelen hebben we in die jaren bijgepast. Vanaf 2017 zagen we een kentering. De laatste twee, drie jaar houden we geld over van het rijksbudget.’
Het gaat om zo’n miljoen euro per jaar. In het eerste overschotjaar werd er een kwart miljoen van het overschot in de algemene reserves gestopt, inmiddels is dat structureel vijf ton. Toen minister Hugo de Jonge (VWS) vorig jaar incidenteel een miljard euro ter beschikking stelde, ontstond er een ‘heel bijzondere situatie’, vertelt Rorink. ‘We vroegen ons hardop af of ook gemeenten die geld overhielden extra budget zouden krijgen.’ Het antwoord was ja, en dus krijgt Deventer vanuit dat rijksmiljard tot en met 2021 jaarlijks zo’n 2 miljoen euro.
‘De helft daarvan hebben we ingezet op preventie. De andere helft hebben we aan de algemene middelen toegevoegd. De eerste jaren hebben we immers vanuit de algemene middelen bijgeplust op het jeugdbudget. De raad heeft dit voorstel unaniem geaccordeerd.’ Zo goed als zeker is ook over 2019 een plus behaald, ‘maar we durven nog steeds niet te zeggen dat dit een structureel karakter heeft. We hebben nu bijvoorbeeld nog geen inzicht wat corona financieel voor onze jeugdgelden gaat betekenen. Als er geen corona was geweest, zou ook 2020 een jaar worden waarin we geld op jeugdbeleid zouden overhouden.’
DNA
Het is een waaier aan beleidskeuzes die aan het overschot op de jeugdhulp bijdraagt, benadrukt Rorink. Er is niet één ingreep die voor zwarte cijfers zorgt, niet één ‘knop’ die ervoor zorgt dat de gemeente grip op de jeugdhulp heeft. Het dna van de gemeente speelt een belangrijke rol. ‘Om de aanpak in Deventer te begrijpen, moet je het dna van Deventer begrijpen.’ We hebben het over een van oorsprong arbeidersstad van zo’n 100.000 inwoners met een relatief grote groep inwoners met een lage sociaaleconomische status. Mensen steken graag de handen uit de mouwen, maar er is ook sociale problematiek, vertelt Rorink. De bevolkingssamenstelling is een mengelmoes en er is, heel belangrijk, een sterk verenigingsleven.
Dat heeft er sinds de Tweede Wereldoorlog aan gewerkt om de verbinding met de samenleving te maken. Dat werkt nog steeds door en dat is ook waar alle partners in het jeugdbeleid niet alleen blijvend aan werken, maar ook profijt van hebben. Rorink: ‘Vanuit het jeugdbeleid zijn we in staat om heel goed en heel diep in de haarvaten van de Deventer samenleving door de dringen, te kijken wat er zich afspeelt en welke voorzieningen er nodig zijn. Dat zit echt in ons dna en daar plukken we nu nog steeds de vruchten van.’
Spin in het web van het Deventer jeugdstelsel is het Team Toegang Jeugd, dat uit 22 mensen (15 fte) bestaat. ‘Dat team bepaalt of jongeren dan wel gezinnen vormen van hulpverlening krijgen’, legt Rorink uit. In dat team zitten professionals die gedetacheerd zijn vanuit jeugdhulpaanbieders. Het gaat om toegangsmedewerkers jeugd. Daarnaast zitten in het team gespecialiseerd ambulant werkers, jeugdconsulenten en jeugdhulpverleners onderwijs. Het team werkt daarnaast met een flexibele schil van nog eens tien gespecialiseerd ambulant werkers ‘die op afroep ondersteuning bieden aan de toegangsmedewerkers jeugd’, vertelt Anke Klein Lebbink, beleidsadviseur jeugd bij de gemeente.
‘Zij kunnen zonder indicatie kortdurende interventies plegen.’ Deze medewerkers werken in onder meer de jeugd-ggz, jeugd- en opvoedhulp, met licht verstandelijke beperkten (lvb) en in de verslavingszorg. ‘Voor de helft van hun tijd werken zij voor de moederorganisatie om hun specialistische kennis op orde te kunnen houden. De andere helft van hun tijd werken ze in het Team Toegang. Met hen kunnen de medewerkers van het Team Toegang ook sparren als zij vragen hebben over cliënten.’
Afschalen
Op basis van gesprekken met jongeren en het gezin bepaalt het Team Toegang Jeugd welke vorm van jeugdhulp nodig is, hoe lang die jeugdhulp moet duren, wie die moet geven en of er op enig moment in het traject een verandering aan jeugdhulp moet plaatsvinden.
Met andere woorden: kan er worden afgeschaald, moet er worden opgeschaald of andere hulp worden gegeven. Dat schuurt wel eens, weet Rorink. ‘Ons Team Toegang Jeugd durft het ook aan om op enig moment te zeggen: nu is die indicatie en deze vorm van zorg niet meer nodig. Dat wordt niet altijd in dank afgenomen door ouders of de jongeren. Die hebben het beeld dat de zorg en ondersteuning net zolang wordt gegeven totdat ze zich weer 100 procent voelen. Het normale leven versterken, is de kern van ons beleid. Dat houdt in dat we in de normale situatie, hulp en ondersteuning ernaast proberen te zetten. Jongeren en gezinnen moeten in staat zijn om in hun omgeving met hulp van familie, buurtgenoten, sportverenigingen, buurthuizen en scholen weer op een goede manier te kunnen functioneren. Dat is voor ons een belangrijk criterium. De tijd van “u roept, wij draaien” is voorbij.
Dat doen we niet meer. Er zijn flink wat gezinnen in Deventer die onze hulp nodig hebben en die krijgen ze absoluut ook. Maar we blijven er wel heel kritisch op en we denken kritisch met hen mee.’
Diverse malen tijdens het gesprek hamert Rorink op samenwerking met het veld. ‘We zoeken die voortdurend op. Dat is cruciaal.’ Er is veel contact met jeugdwerkers die actief zijn in buurthuizen en speeltuinverenigingen. De huisartsen zijn een andere belangrijke partner, niet in de laatste plaats omdat driekwart van de beschikkingen door huisartsen worden afgegeven. Andere belangrijke partners zijn uiteraard instellingen die jeugdhulp verlenen en het onderwijs.
Zo zit op een aantal scholen sinds een aantal jaar jongerenwerkers en jeugdhulpverleners die op een laagdrempelige manier jongeren kunnen helpen. ‘Gedrag op school is meestal een uiting dat er op een andere plek bij die jongere iets niet goed gaat’, aldus Rorink. ‘In het begin keken scholen daar wat sceptisch tegenaan, omdat ze het gevoel hadden dat de jongerenwerkers en jeugdhulpverleners op de stoel van die docent gingen zitten bij de begeleiding van die jongeren. Door het vertrouwen te winnen van die scholen, die wisselwerking over en weer, worden zij nu als graag geziene gasten op de scholen ontvangen.’
Die wisselwerking is waardevol, want docenten kennen hun pappenheimers en weten vaak ook wat er thuis speelt, evenals de jongerenwerkers die de jongeren bijvoorbeeld in het buurthuis of op straat zien. De jongerenwerkers zitten niet op alle scholen. ‘We kijken gericht waar doelgroepen zitten die dat harder nodig hebben dan andere leerlingen.’
Preventie
Een ander belangrijk onderdeel van het Deventer jeugdstelsel is preventie. ‘Daar hameren we op en daar zetten we ook stevig geld op in’, aldus Rorink. ‘Ik roep altijd richting mijn gemeenteraad: als je echt succes wilt hebben op jeugdbeleid dan is het preventie, preventie, preventie, preventie.’ En dat begint bij het ongeboren kind, via kraamzorg, de begeleiding van een jong gezin, op de basisschool. ‘Het lastige van preventie is dat het effect moeilijk meetbaar is. Maar ik geloof in preventie en je moet dat geloof ook hebben om de raad ervan te overtuigen een flink deel van je jeugdgelden in te zetten op preventie.’
Dankzij het ingezette beleid houdt Deventer dus geld over. En niet omdat de gemeente bijvoorbeeld minderen jongeren in jeugdhulp telt dan elders in Nederland. ‘We hebben juist een net iets bovengemiddelde jongerenproblematiek; dat heeft te maken met het dna van de stad en de bevolkingssamenstelling van Deventer. Maar het is langzaam aan het afnemen.’
In het eerste jaar van de decentralisatie jeugd (2015) ontvingen 2.500 jongeren een vorm van jeugdhulp. De laatste drie jaar is dat teruggelopen naar ongeveer 2.300 jongeren. De stad telt zo’n 20.000 jongeren tot 17 jaar, en als ook de jongeren van 18 tot 22 jaar worden meegerekend, gaat het om 26.000 jongeren. ‘We zien een langzame afname. Maar wat belangrijker is, is dat wij behoorlijk wat grip lijken te hebben op de intensiteit en de duur van de jeugdhulpverlening die jongeren nodig hebben. Wij zien een reductie van de lengte van de jeugdhulpverlening.’
Rorink heeft daar inzicht in omdat de afdeling kennis en verkenning de vinger aan de pols houdt. De cijfers worden per kwartaal inzichtelijk gemaakt voor de gemeenteraad. ‘Meten is weten, zeggen wij hier. Op basis van de feiten kunnen we het gesprek aangaan.’ ‘De cijfers laten zien wat de ontwikkeling van kinderen en jongeren in Deventer is en wat we met elkaar, met alle partners in de stad, moeten doen om het voor de kinderen goed te doen. We pakken signalen met elkaar op’, vult Klein Lebbink aan.
De wijsheid heeft Deventer niet in pacht, benadrukt de wethouder nogmaals. Wel heeft hij drie adviezen voor gemeenten. ‘Kijk heel goed naar de samenstelling van je toegangsteam. Kijk naar de deskundigheid die je daar in huis hebt en hoe dat functioneert. En laat de professionals daar hun werk doen’, trapt hij af. Zoek als tweede de dwarsverbinding met het onderwijs.
‘Ga niet op de stoel zitten van het onderwijs, maar zoek nadrukkelijk die samenwerking vanuit de jeugdhulpverlening en het team toegang met het onderwijs op.’ En tot slot: preventie. ‘Voor bestuurders is preventie politiek niet sexy of aantrekkelijk omdat je niet direct de effecten van preventie ziet. Durf het aan om daarop in te zetten.’
Miljoen tekort wordt miljoen overschot
|
2015 |
2015 |
2017 |
2018 |
2019 |
Deventer rijksbudget jeugdhulp |
24,7 mln |
25,6 mln |
25,1 mln |
26,1 mln |
26,1 mln |
Saldo per jaar |
+ 44.500 |
- 1,2 mln |
- 1,1 mln |
+ 1,3 mln |
+ 900.000 |
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.