Advertentie
sociaal / Column

Vinger op zere plekken

Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de fysieke veiligheid van het jonge kind dat vorige week werd gepubliceerd, legt de vinger op een aantal zere plekken van het jeugdzorgstelsel.

27 januari 2011

Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de fysieke veiligheid van het jonge kind dat vorige week werd gepubliceerd, legt de vinger op een aantal zere plekken van het jeugdzorgstelsel. Anders dan veel krantenkoppen suggereerden zoemt de onderzoeksraad vooral in op tekortkomingen in het overheidsbeleid en te grote terughoudendheid bij professionele melders, vooral in de gezondheidszorg.

De onderzoeksraad stelt terecht dat het voor medewerkers van Bureau Jeugdzorg onmogelijk is om een goede risicotaxatie te maken als zij niet over alle relevante informatie kunnen beschikken. De onderzoeksraad toont overtuigend aan dat vanwege het ontbreken van een wettelijke meldplicht en de veel te grote terughoudendheid van professionals in de gezondheidszorg, zoals medewerkers van consultatiebureaus,  huisartsen en psychiaters medewerkers van Bureau Jeugdzorg, stevig belemmerd worden in hun werk. Die terughoudendheid geldt overigens niet alleen professionals in de gezondheidszorg maar ook voor andere beroepsgroepen die in contact komen met kinderen, zoals maatschappelijk werkers, leraren en medewerkers van kinderdagverblijven. En die terughoudendheid betreft niet alleen het melden van fysieke mishandeling maar ook het melden van geestelijke mishandeling.

 

Terecht pleit de onderzoeksraad dan ook voor een wettelijke meldplicht. Alleen als Bureau Jeugdzorg meldingen ontvangt kan zij haar maatschappelijke opdracht adequaat uitvoeren en de veiligheid van kinderen waarborgen. Tegelijkertijd moet niet alle heil worden verwacht van een meldplicht. Aan de terughoudendheid om te melden ligt een cultuur van handelingsverlegenheid ten grondslag. De andere kant opkijken, geen gedoe met ouders willen, angst voor onterechte meldingen, angst voor het verliezen van een vertrouwensband, angst voor verlies aan klandizie. Melden moet daarom uit de taboesfeer worden gehaald. Een melding betekent niet automatisch een beschuldiging, maar is niet meer en niet minder dan een aanleiding voor een zorgvuldig onderzoek waarin wordt vastgesteld of de melding terecht is of niet.

 

De onderzoeksraad pleit ook terecht voor verdere professionalisering van iedereen die werkzaam is in het “kindveiligheidsstelsel”. Of de oplossing moet worden gevonden in het uitgebreider definiëren van onveiligheid in dikkere handboeken is de vraag. Het pleidooi van de onderzoeksraad voor meer gebruik maken van forensisch-medische kennis, voor meer professionele supervisie en voor meer leren aan de hand van casusevaluaties zijn veel meer kansrijk, omdat ze zijn gericht op het versterken van het beoordelingsvermogen van de professional. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een landelijke databank van anonieme casusevaluaties waarin – na analogie van wettelijke jurisprudentie – een gemeenschappelijk referentiekader kan worden ontwikkeld op basis van concrete casuïstiek.

 

De onderzoeksraad heeft kortom een rapport geschreven dat een steun in de rug biedt voor al die professionals in de jeugdzorg die proberen hun werk zo goed mogelijk te doen. In combinatie met de door het kabinet aangekondigde stelselwijziging (waar de onderzoeksraad ten onrechte niet enthousiast voor is) zou met de aanbevelingen van de onderzoeksraad een mooie dubbelslag kunnen worden gemaakt op weg naar een duurzame jeugdzorg die veiligheid van kinderen maximaal bevordert. Het enige dat ontbreekt is een financiële paragraaf bij het rapport.

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Michiel Jonker / ambtenaar bij een decentrale overheid
Met stijgende verbazing volg ik het duel in feuilletonvorm tussen Gerritsen en Zandbergen.

Het zou mooi zijn als Gerritsen in een volgende column ingaat op wat Zandbergen zegt. Als het meer duidelijkheid oplevert over wat er in (dit deel van) de jeugdzorg nu echt aan de hand is, dan mag het feuilleton van mij nog wel even doorgaan.
Advertentie