G4 profiteert meest van nieuw verdeelmodel bijstand
Gemeenten met meer dan 250.000 inwoners hebben het meeste profijt van het nieuwe verdeelmodel voor het macrobudget voor de uitkeringen, blijkt uit een analyse van APE Onderzoek en Advies. In alle gemeenten sluiten de budgetten beter aan bij de opgaven dan vorig jaar.
Gemeenten met meer dan 250.000 inwoners hebben het meeste profijt van het nieuwe verdeelmodel voor het macrobudget voor de uitkeringen, blijkt uit een analyse van APE Public Economics. In alle gemeenten sluiten de budgetten beter aan bij de opgaven dan vorig jaar.
Nieuw: model dat rekening houdt met prijscomponent
Een nieuwe toevoeging aan het verdeelmodel dit jaar is een model om te berekenen welke verschillen er per gemeente kunnen zijn in de hoogte van de gemiddelde betaalde uitkering. ‘Verschillen kunnen bijvoorbeeld komen door gemeentelijke verschillen in het aanbod van deeltijdwerk, of de kans op een andere uitkering (zoals de algemene nabestaandewet, pensioen, gedeeltelijke ww, ziektewet)’, aldus de onderzoekers van APE. Binnen het nieuwe model is dus mogelijk om - behalve de kans op bijstandsafhankelijkheid van huishoudens in een gemeente – ook een prijscomponent mee te nemen. ‘Dit zou ervoor moeten zorgen dat het model beter aansluit bij de gemeentelijke opgaven’, verwachten de onderzoekers.
(Bron: APE Public Economics)
Budgetten sluiten beter aan
In alle categoriën van gemeentegrootte sluiten de budgetten gemiddeld dan ook beter aan bij de historische realisatie. Dat geldt vooral voor de G4. Waar het model 2018 voor die gemeenten nog resulteerde in een gemiddelde kloof tussen norm en historische realisatie van 7 procent, is dat met het model 2019 teruggebracht naar 3,8 procent. Volgens de onderzoekers is de verbeterde aansluiting te danken aan het toevoegen van de prijscomponent aan het verdeelmodel.
Middelgrote gemeenten leveren gemiddeld in
Nog een belangrijke conclusie uit de analyse van APE is dat de grote en kleine gemeenten erop vooruit gaan. De middelgrote gemeenten leveren juist in. Het zijn de grootste gemeenten (met meer dan 250.000 inwoners) die er het meest op vooruitgaan. Gemeenten uit deze categorie krijgen in er volgens de verdeling van het voorlopige macrobudget 2019 gemiddeld 2,6 procent budget bij. Gemeenten met tussen de 100.000 en 250.000 inwoners krijgen er gemiddeld 0,1 procent bij. De klappen vallen in de middenmoot; gemeenten die tussen de 50.000 en de 100.000 inwoners tellen, gaan er gemiddeld 1,2 procent op achteruit en gemeenten met tussen de 25.000 en 50.000 zielen verliezen gemiddeld 1,9 procent. De allerkleinsten (tot 15.000 inwoners) krijgen er gemiddeld 0,2 procent bij. Die toename is niet te danken aan het objectief verdeelmodel, maar aan de realistie over 2017, die voor de kleinste gemeenten als richtlijn geldt. De iets grotere gemeenten (15.000-25.000 inwoners) krijgen gemiddeld 0,8 procent extra.
(Bron: APE Public Economics)
De voor- en nadelen worden wel vaker door Den Haag zo verdeeld.