Uiterste deadline verstreken
Volgens erik Gerritsen had er al duidelijkheid moeten zijn over de financiën eruit komen te zien voor Jeugdzorginstellingen.
Zoals al door mij voorspeld in mijn laatste column voor de zomervakantie “Zomerhitte”, verstreek afgelopen vrijdag 1 augustus de deadline waarop jeugdzorginstellingen budgettaire helderheid zouden krijgen, zonder dat die helderheid ook daadwerkelijk is geboden.
Vijf maanden voor de transitiedatum verkeren de organisaties die straks het echte werk moeten gaan doen voor kwetsbare kinderen in de knel dus nog steeds in grote onzekerheid. Er is weliswaar een Transitie Autoriteit aan het werk en er is inmiddels een budget van 200 miljoen voor frictiekosten door staatssecretaris van Rijn beschikbaar gesteld, maar voordat instellingen weten of ze daar ook uit mogen putten zijn we nog wel weer een tijdje verder. Veel gemeenten hebben al laten weten dat ze op zijn vroegst in november helderheid kunnen bieden.
Wat dus nu wel definitief duidelijk is, is dat de drie betrokken overheden hun onmacht om er met elkaar eerder uit te komen hebben afgewenteld op de uitvoering, die daarmee onvoldoende tijd heeft gekregen om adequaat te anticiperen op de komende transitie. Tijd die niet meer in te halen is. Of dit tot grote knelpunten zal leiden is afhankelijk van de mate waarin jeugdzorginstellingen zich de afgelopen tijd gedwongen hebben gevoeld om al onomkeerbare beslissingen te nemen met betrekking tot het afbouwen van bestaande infrastructuur en personele capaciteit, waarvan straks alsnog zal blijken dat die toch nodig is.
Ook als later dit jaar alsnog blijkt dat er voldoende geld is voor het bieden van zorgcontinuïteit kan die niet geleverd worden, omdat de capaciteit er niet meer is. En dan gaan er dus echt kinderen in de knel tussen het wal en schip vallen. We kunnen nu alleen nog maar hopen dat de meeste jeugdzorgorganisaties er voor hebben gekozen om niet het zekere voor het onzekere te nemen, waarmee ze wel weer een risico hebben genomen dat ze op 1-1-2015 met overcapaciteit en hoge frictiekosten komen te zitten. Wat daarbij kan helpen is dat al ingediende ontslagaanvragen nog kunnen worden ingetrokken zolang de ontslagdatum niet is bereikt.
Dit laat onverlet dat er veel kwaad is geschied dat niet meer terug te draaien is. In die zin is het dreigen met ingrijpen door Teeven en Van Rijn, wanneer afgesproken deadlines niet worden gehaald, niet veel meer dan symboolpolitiek. Als de bewindslieden nog iets van hun geloofwaardigheid op dit punt willen behouden, dan moeten ze toch tenminste deze week concreet werk maken van ingrijpen, wat dat dan ook precies mogen zijn. Het argument van de vakantieperiode verklaar ik hierbij alvast buiten de orde, want we wisten van te voren dat die er aan zat te komen. Een ding is ondertussen wel 100% zeker, het wordt vanzelf 1 januari 2015.
Waar blijft de verantwoordelijkheid van de aanbieders zelf? Dat is mijn punt. Ieder aanbieder en verzekeraar in het hele veld weet al vele jaren dat jeugdhulp - en in engere zin jeugdzorg - op een flink aantal punten verbetering behoeft. Dat aspecten als decentralisatie, een knip tussen diagnose en behandeling en meer efficiente regie wel eens heel erg goed kan zijn voor het welzijn van heel veel kinderen en hun ouders. Het betrekken van gemeenten in de gezamenlijk gevoelde noodzaak voor decentralisatie hadden de klagers als veel eerder kunnen oppakken.
Klachten over onzekerheid heeft enkel zin als een dergelijk fenomeen als onzekerheid zo bijzonder is dat het wel consequenties moet hebben. Daarvan is echter in dit geval geen sprake. Met geklaag noch consequenties zoals uitstel of afstel krijg je geen extra duidelijkheid of zekerheid. En krijg je geen betere zorg voor kinderen.
Iedere betrokkene in het hele veld heeft kunnen weten dat een operatie met een omvang en impact zoals die van de 3D, gepaard gaat met onzekerheid. Die is weliswaar op onderdelen te verkleinen maar nooit volledig uit te bannen. Dat is voor sommigen een pijnlijk gegeven, maar geen verrassing.
En nee, het is niet zo dat juist nu door de overheden kinderen in de knel komen..Kinderen komen op dit moment ook in de knel. Mede dankzij de kluwen aan instanties die allemaal met hun eigen belangen en agenda's hebben getrokken aan schier onaantastbare middelen en methoden, waarvan de meerwaarde niet altijd aantoonbaar was. Wellicht zijn het andere kinderen. Dát kinderen in de knel komen, mag juist een aansporing aan allen zijn om vooral extra hard mee te werken aan de noodzakelijke verbeteringen.
Laat niemand in het veld een ander wijsmaken dat vertraging of uitstel van het proces het antwoord is op de aangegeven onduidelijkheid. Immers, juist de stress op dit moment is voor een aantal partijen helaas noodzakelijk om wel met volle kracht wél mee te werken aan de soms pijnlijke verbeteringen en veranderingen. Transitie doet altijd pijn, op welke manier ook ingezet, en kan alleen maar gebeuren omdat de verbetering daarna zeer zinvol en haalbaarbaar wordt geacht.
Daarop had en heb je je als bestuurder voor te bereiden, je medewerkers te informeren en te betrekken en verder alles te doen wat nodig is om de hulp aan kinderen te verbeteren. Dan nog is transitie niet pijnloos. En soms is dat ook goed.
Het rijk, gemeenten en andere overheden maken wel degelijk in de uitvoering fouten. Maar gezegd moet worden dat de onduidelijkheid die er nu is, mede komt omdat aanbieders en verzekeraars in alle afgelopen jaren niet of nauwelijks in staat bleken om de juiste informatie te verzamelen, te analyseren en geschikt te maken voor overheveling. Als er kritiek moet komen, dan ook op alle betrokkenen. Onzekerheid nu komt niet alleen door uitvoeringsfouten of gebreken, maar ook door niet-constructieve houdingen en gebrekkkige voorbereiding vooraf.
Dat diezelfde partijen die mede debet zijn aan de onzekerheid nu, verwachten dat gemeenten zomaar even aan een deadline van augustus kunnen voldoen, getuigt van weinig realiteitszin. Het argument 'het is toegezegd' versterkt helaas dat gebrek.
Het is te hopen dat alle betrokkenen in het totale veld van jeugdhulp nu eindelijk het besef krijgen dat zij het in de komenden samen zullen moeten doen. Denk niet wat de overheid voor jouw organisatie moet doen, maar wat jij kunt doen voor het welbevinden van de kinderen.