Advertentie
sociaal / Achtergrond

Alarmfase 1 voor onderwijs Almere

Een op de drie basisscholen in Almere is volgens de Onderwijsinspectie zwak of zeer zwak. Daarmee is de groeistad de slechtst presterende onderwijsregio van Nederland. Onderwijswethouder René Peeters springt in de bres voor de 7.500 Almeerse kinderen.

10 juni 2011

Ze hebben namen die rechtstreeks uit een spannend kinderboek lijken te komen: de Achtbaan, de Driemaster, het Meesterwerk, de Oase, het Kristal. Maar achter die kinderboekengezelligheid gaan vijf slecht presterende basisscholen in Almere schuil. En het verontrustende is: het rijtje kan aangevuld worden met nog 24 namen. Allemaal van basisscholen in Almere die zwak of zeer zwak zijn.

Bij één op de drie Almeerse scholen zijn de scores op de Cito-eindtoets onder het niveau dat gezien de samenstelling van de schoolpopulatie minimaal verwacht mag worden. Bij vier scholen zijn de prestaties volgens de Onderwijsinspectie zelfs ‘beneden het aanvaardbare niveau’. Deze zeer zwakke scholen moeten binnen 2 jaar hun onderwijskwaliteit verbeterd hebben, anders dreigt een subsidiestop. Eén zeer zwakke school is al door het schoolbestuur gesloten en maakt een doorstart onder een nieuwe naam.

Dat één op de drie scholen zwak is, betekent dat ruim 7.500 basisschoolleerlingen in Almere geen goed onderwijs krijgen. Die kinderen lopen leerachterstanden op die ze in het voortgezet onderwijs waarschijnlijk niet meer zullen inhalen. Nergens anders in Nederland hebben zo onwaarschijnlijk veel kinderen die pech. Landelijk is één op de veertien basisscholen zwak of zeer zwak (7 procent). In de vier grote steden ligt dat aantal hoger, maar bij lange na niet zo hoog als in Almere. Den Haag is koploper van de G4: 14 procent van de scholen is er zwak of zeer zwak. In de Hofstad zitten bijna 5.500 leerlingen op een slecht presterende school. In de provincie Groningen kampt ook 14 procent van de scholen met kwaliteitsproblemen, waardoor er bijna 5.300 leerlingen onder hun niveau presteren.

Alarmerende cijfers

De Onderwijsinspectie trok in 2006 in besloten kring al aan de bel. In een rondetafelgesprek waarbij alle schoolbesturen in Almere aanwezig waren, presenteerde de inspectie de alarmerende cijfers waaruit bleek dat het onderwijs in Almere slechter is dan in de groeigemeenten en de vier grote steden. In 2008 sloeg de inspectie nogmaals alarm. Dat leidde eind van dat jaar tot afspraken tussen schoolbesturen en de gemeente Almere over de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. De zwakke en zeer zwakke scholen maken onder leiding van onderwijsexperts van BMC een schoolspecifiek verbeterplan.

Peter Sleegers, consultant bij BMC en hoogleraar onderwijskunde bij de Universiteit Twente, volgt de vorderingen in het verbeterproces. De gemeente Almere trok voor het 4-jarige programma in totaal 2,5 miljoen euro uit, afkomstig uit de middelen voor het lokale educatieve beleid.

Maar de BMC-experts konden pas een jaar later aan de slag op de twintig scholen die op dat moment zwak of zeer zwak waren. Inmiddels zijn er 29 probleemscholen, wat overigens niet betekent dat de onderwijsprestaties achteruit hollen. De Onderwijsinspectie heeft in 2010 opnieuw een analyse uitgevoerd. Daaruit blijkt dat groep 8-leerlingen de Cito-eindtoets beter maken, maar de scores blijven nog wel achter bij het landelijk gemiddelde.

Ook is het aantal zeer zwakke scholen afgenomen. Hoopvolle signalen, maar het gaat het gemeentebestuur lang niet snel genoeg. Onderwijswethouder René Peeters (D66) kwam daarom begin dit jaar met een extra financiële impuls die ertoe moet leiden dat er in 2014 geen zwakke scholen meer zijn in Almere.

Zwakke schakels

Wat is mis in Almere? Hoe kon de stad uitgroeien tot onderwijsrampgebied? Scholen hebben de neiging de oorzaak te zoeken in de samenstelling van de Almeerse bevolking. De groeistad trekt weinig hoogopgeleiden, telt veel tweeverdieners die buiten de stad werken, veel eenoudergezinnen en veel kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond. Almeerse gezinnen verhuizen bovendien vaker dan elders het geval is, waardoor kinderen vaker van school veranderen. Kortom, Almere kent misschien geen traditionele achterstandswijken waar je families aantreft die al drie generaties van een uitkering leven, maar kampt met een nieuw type grootsteedse problemen.

Uit gegevens van de Onderwijsinspectie blijkt echter dat in Almere 12 procent van de leerlingen laagopgeleide ouders heeft. Precies het landelijk gemiddelde. Er zijn in Almere wel wat meer allochtone leerlingen met een taalachterstand dan gemiddeld, maar er zijn steden en wijken met heel wat meer achterstandsleerlingen waar veel minder zwakke scholen staan. Om de oorzaken van de slechte leerprestaties op te sporen, moet je kijken wat zich binnen de schoolmuren afspeelt, vindt Peter Sleegers. Dat heeft de hoogleraar onderwijskunde inmiddels gedaan bij de twintig zwakke scholen in Almere die in 2009 aan het verbetertraject zijn begonnen. Hij zag dezelfde patronen die de BMC-experts bij zwakke scholen elders zien.

‘Bij zwakke scholen zitten er te veel zwakke schakels in de docententeams’, stelt de onderzoeker. Er zijn te veel leraren die de basisvaardigheden niet beheersen die je nodig hebt om een taakgerichte werksfeer in de klas te creëren. Orde houden, goede uitleg geven en de onderwijstijd effectief gebruiken, dat hebben lang niet alle leerkrachten onder de knie. Dat klemt extra omdat er in Almere van meet af aan is gekozen voor wat tegenwoordig ‘passend onderwijs’ heet. Kinderen met leer- en gedragsproblemen gaan zoveel mogelijk naar de gewone basisschool. Dat maakt de klassen in Almere heterogener en vraagt juist leerkrachten die complexere vaardigheden in de vingers hebben. Zoals het systematisch volgen van de vorderingen van individuele leerlingen en het bij de instructie rekening houden met individuele verschillen.

‘Die vaardigheden hebben Nederlandse leerkrachten over het algemeen te weinig in huis, maar zwakke scholen scoren daarin nog lager’, stelt Sleegers. ‘Almere heeft dus bovengemiddeld goede leerkrachten nodig, maar die hebben de zwakke scholen juist niet voldoende in huis’, luidt zijn diagnose. Maar waarom laten scholen half bekwame leerkrachten zo lang doormodderen? Sleegers constateert dat het de laatste jaren in het basisonderwijs vaak ontbroken heeft aan onderwijskundige leiding vanuit directeuren en schoolbesturen. ‘De focus heeft de laatste jaren te veel op organisatorische en bestuurlijke processen gelegen.’ De verzelfstandiging van het openbaar onderwijs, in Almere veruit de grootste richting, heeft in veel gemeenten veel tijd en energie opgeslokt, constateert de hoogleraar. Maar ook het bijzonder onderwijs was bezig met bestuurlijke schaal vergroting. ‘Veel besturen zijn bezig geweest met het inrichten van een bestuursbureau, met het aanstellen van middenmanagers en het samenstellen van een raad van toezicht. Daardoor is er te weinig aandacht geweest voor het onderwijs.’

Pioniers

Ingrid Verheggen is sinds augustus vorig jaar bestuurslid bij de Almeerse Scholen Groep (ASG), het verzelfstandigde openbaar onderwijs. ASG bestuurt 51 basisscholen, 8 scholen voor voortgezet onderwijs, 3 speciale basisscholen en een praktijkschool. Met een jaarbudget van ruim 110 miljoen euro behoort ASG tot de tien grootste schoolbesturen in Nederland.

Verhoudingsgewijs telt ASG nog meer zwakke basisscholen dan Almere als geheel: een op de vier openbare basisscholen is zwak. Verheggen zoekt de oorzaak daarvan in de bijzondere ontstaansgeschiedenis. ‘De scholen in Almere moesten van de grond af opgebouwd worden. Dat trok pioniers, leerkrachten die open stonden voor nieuwe onderwijsvormen zoals zelfontdekkend leren waarbij kinderen veel vrijheid en zelfstandigheid kregen’, weet Verheggen. ‘Achteraf is het de vraag of dat onderwijs waarin leerlingen in hun eigen tempo werken, paste bij de kinderen die de scholen binnenkwamen. Die kwamen toch uit  sociaal wat minder sterke gezinnen, waarvan een deel ook nog kampt met een taalachterstand. Die doelgroep heeft waarschijnlijk meer baat bij gestructureerd onderwijs.’

Dat de ondermaatse prestaties zo lang onopgemerkt bleven, heeft volgens Verheggen te maken met de weerstand tegen meten en wegen. ‘In Almere waren scholen vooral bezig een fijne leeromgeving te creëren, naar de leeropbrengsten werd nauwelijks gekeken. Een jaar of 5, 6 geleden deed geen enkele school in Almere mee aan de Cito-toets.’

Verheggen geeft toe dat bestuurlijke en organisatorische vraagstukken ook veel aandacht vroegen. ‘Maar die verzelfstandiging is maar een deel van de verklaring. We hebben hier in Almere te maken gehad met voortdurende groei. Er moesten aan de lopende band nieuwe scholen opgezet worden. Dit schooljaar starten wij voor het eerst geen nieuwe school.’

Door die groei was het moeilijk om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden, stelt de bestuurder. ‘Het gaat nu wat beter, maar er is een tijd geweest dat leraren niet graag in Almere kwamen werken. We moesten genoegen nemen met jonge, onervaren leerkrachten. Of met mensen die het op een andere school niet gered hebben en het in Almere nog eens wilden proberen.’

‘Het ligt niet aan Almere, de kwaliteitsslag ligt bij de scholen’, is de stellige overtuiging van onderwijswethouder René Peeters. ‘Almere is een buitengewoon kansrijke stad. In 1996 kampten we misschien met een lerarentekort, maar dat is 15 jaar geleden. We moeten eens ophouden het beeld te creëren dat Almere een probleemstad is.’

Kansrijke stad

Hoewel de schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs en het gemeentebestuur normaal gesproken aan de zijlijn toekijkt, heeft Peeters zijn politieke leven in de waagschaal gesteld door te beloven dat er in 2014 geen zwakke scholen meer zijn in Almere.

Een stevige uitdaging, vindt Peter Sleegers. ‘Een duurzame verbetering van het onderwijs tot stand brengen is erg lastig. Er zijn zwakke scholen die uit het dal klimmen, maar weer terugvallen. En er zijn scholen in Almere die nu nog niet zwak zijn, maar het risico lopen dat over een jaar wel te zijn.’

Peeters kent die tegenwerpingen, maar vindt dat Almere het zich niet kan permitteren dat kinderen langdurige achterstanden oplopen. ‘Daardoor ontstaat maatschappelijke uitval en blijft de economische ontwikkeling achter.’ De wethouder vindt bovendien dat er in Almere te veel vanuit het belang van de school en de leerkracht gedacht wordt en te weinig vanuit het belang van de leerling. ‘Wij zijn als college verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de jeugd en daar hoort goed onderwijs bij.’

Maar is het niet al te optimistisch om te denken dat alle 29 zwakke scholen in 3 jaar het lek boven hebben? ‘Ik kan natuurlijk zeggen: in 2014 ligt het aantal zwakke scholen in Almere op het landelijk gemiddelde, maar dat vind ik onethisch. Dan zou over 3 jaar 7 procent van de Almeerse kinderen op een zwakke school zitten. Daarmee schrijf je 1.750 kinderen af.’

En een zwakke school in 3 jaar verbeteren is helemaal geen mission impossible, vindt Peeters, die voor hij wethouder werd, schoolbestuurder was in Amsterdam-West. Toen hij daar in 2007 begon, waren drie van de zeventien basisscholen zwak, bij zijn vertrek vorig jaar stond de zwakke-scholenteller op nul. Een van de voormalige zwakke scholen is zelfs een excellent presterende school geworden.

Maar zo’n kwaliteitsslag vraagt uiteraard rigoureuze maatregelen, weet Peeters. ‘Het belangrijkste probleem bij zwakke scholen zit in de gebrekkige kwaliteit van het onderwijskundige management. Een schooldirecteur moet lessen kunnen observeren, kunnen benoemen wat er niet goed gaat in de klas. Of zorgen dat de methodes die een school gebruikt bij elkaar passen. Een directeur die dat niet aankan en zwakke leerkrachten voor de klas laat staan, moet je uit het belang van het kind vervangen. Leerkrachten die hun instructievaardigheden niet op peil hebben, krijgen bijscholing. ‘Maar bijspijkeren hoeft echt geen 3 jaar te duren, dat zou belachelijk zijn’, vindt de bestuurder. Leerkrachten hebben allemaal al een hbo-diploma. Zij moeten hun instructievaardigheden in een jaar op niveau kunnen krijgen, anders moet je er niet in investeren. Van zwakke directeuren moet je afscheid nemen. Dat vraagt lef en daadkracht, en dat is wat we hier van de schoolbesturen vragen.’


Openheid over kwaliteitsgebreken

Dat één op de drie basisscholen in Almere zwak is, is nog steeds een publiek geheim. Ouders moeten naar de site van de Onderwijsinspectie om erachter te komen of de school die ze voor hun kinderen op het oog hebben, kwaliteitsgebreken heeft. Één van de afspraken in het convenant dat in april is ondertekend, is dat schoolbesturen meer openheid van zaken gaan geven.

Op een website moeten ouders met een druk op de knop kunnen zien welke scholen er zwak zijn. Maar ook andere kwaliteitsgegevens, zoals de gemiddelde Citoscores per school en gegevens over het aantal leerlingen dat doorstroomt naar havo/vwo, moeten op een toegankelijke manier op de site gepresenteerd worden. Hoewel de gemeenteraad al langer aandringt op openheid, is de website op zijn vroegst volgend jaar klaar. De Almeerse wethouder van onderwijs René Peeters legt zich daarbij neer. ‘Meer transparantie vraagt een serieuze cultuuromslag en dat is hard werken.’

Aanvankelijk was er ook verzet van de schoolbesturen. Zelfs tegen het bekendmaken van het lijstje met namen van zwakke scholen, terwijl die informatie op de website van de Onderwijsinspectie te vinden is. Die weerstand is inmiddels overwonnen. Peeters: ‘Maar we willen dat de schoolbesturen deze informatie zelf publiek maken. Daarvoor gebruiken we wel de website van de gemeente. Dat is in 2012 geregeld, dat is de afspraak.’ 


Geen zwakke scholen meer in 2014

Eind april sloten de schoolbesturen, de pabo Almere en het gemeentebestuur een convenant waarin ze afspraken de kwaliteitstekorten in het onderwijs gezamenlijk aan te pakken. De gemeente Almere trekt daarvoor dit jaar 2,3 miljoen euro uit. Het bedrag komt bovenop de middelen die het vorige college al vrijmaakte. In 2012 en 2013 is er opnieuw extra geld beschikbaar voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs.

De belangrijkste afspraak is dat er in 2014 geen zwakke scholen meer zullen zijn in Almere. Een flink deel van het beschikbare budget (780 duizend euro) is daarom bestemd voor de zwakke scholen die nog niet deelnemen aan het verbetertraject dat in 2009 is gestart. Ook scholen die het risico lopen op korte termijn zwak te worden, kunnen meedoen aan het traject dat wordt uitgevoerd door onderwijsexperts van BMC.

Daarnaast draagt de gemeente 280 duizend euro bij aan het professionaliseringstraject dat 27 schoolleiders en hun adjuncten gaan volgen. De gemeente betaalt ook mee aan het bijscholen van 25 interne begeleiders en aan de ontwikkeling van een masteropleiding voor leerkrachten die zich willen specialiseren in de begeleiding van leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Ook is er 65 duizend euro beschikbaar om pabostudenten naast hun studie in te zetten als onderwijsassistent.

Correcies & Aanvullingen:
In het artikel ‘Alarmfase 1 voor onderwijs Almere’ (BB3, pag. 21 -25) staat in de passage over de Almeerse Scholengroep dat dit schoolbestuur ‘verhoudingsgewijs meer zwakke basisscholen telt dan Almere als geheel: een op de vier openbare basisscholen is zwak’. Dat moet zijn: vier van de tien basisscholen zijn zwak. In Almere als geheel is één op de drie (33 procent) van de basisscholen zwak.  

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Henk Terpstra / Org adviseur en doecent/leraar elektrotechniek
Ik vind dit niet vreemd. 9 van de 10 scholen presteren slecht door slechte leiding gevenden.

In Almere speelt de sociale cultuur van de bevolking mee. Maar is niet de hoofd oorzaak.Mijn ervaring is dat Almere een vergaarbak is van leraren / docenten die elders geweigerd zijn. Ik ken de namen. Vlak de frouderende I. Verheggen en N. Tiemersma niet uit.

Twee foute ,incompetente vrouwen, die op basis van geslacht op de post zitten die een ramp is voor het onderwijs. Bewijs in mijn bezit. Groet, en doe iets aan verbetering van het onderwijs.
Siebe
Interessant artikel
Advertentie