Groei aardwarmteproductie in 2023 zeer beperkt
Maar wel recordaantal boringen.
Aardwarmte is belangrijk voor de verduurzaming van bestaande warmtenetten of als warmtebron van nieuwe warmtenetten. De Rijksoverheid heeft de ambitie dat er in 2030 in Nederland 15 petajoule (PJ) aan aardwarmte wordt gewonnen. De aardwarmtesector zet in op 40 tot 50 PJ dat jaar. Uit een analyse door TNO van recente cijfers blijkt dat de groei van de aardwarmteproductie in 2023 minimaal is.
6 kernpunten rapport aardwarmte in Nederland
Dit onderzoek met aardwarmteproductiecijfers en een productieprognoses is onderdeel van TNO’s jaarlijkse rapportage voor het ministerie van Klimaat en Groene Groei. In het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte in Nederland analyseert TNO de voortgang omtrent aardwarmteboringen, -vergunningen en -productie van aardwarmte die wordt gewonnen in het dieptebereik van 500 tot 4000 meter.
De belangrijkste constateringen zijn:
- In 2023 is 6,88 PJ aan aardwarmte geproduceerd, een toename van slechts 1% ten opzichte van 2022.
- De ontwikkeling van aardwarmte in de gebouwde omgeving blijft sterk achter ten opzichte van die voor de glastuinbouw. Dit is waarschijnlijk het gevolg van een grotere complexiteit in de warmtelevering en zal op korte termijn aanhouden.
- Op korte termijn lijken hoge investeringskosten en daarmee een relatief hoog projectrisico een vertragende factor in de groei van aardwarmtewinning in Nederland.
- Op lange termijn is verdere exploratie van de ondergrond in data-arme gebieden nodig om groei van aardwarmtewinning te stimuleren.
- In 2023 zijn 13 aardwarmteboringen gezet, een recordaantal. De installaties die daarmee gerealiseerd zijn, zullen pas de komende jaren een bijdrage gaan leveren aan de warmteproductie.
- De verwachting is dat de ambitie van de Rijksoverheid, 15 PJ in 2030, waarschijnlijk gehaald gaat worden.
Recordaantal boringen
Er zijn in 2023 dertien aardwarmteboringen gezet, een recordaantal. Hiervan is één exploratieboring onder het SCAN programma geboord. De overige twaalf boringen hebben zes nieuwe aardwarmte-installaties opgeleverd. Deze hebben in 2023 niet bijgedragen aan de warmteproductie, maar zullen in de komende jaren operationeel worden.
Figuur 1. Overzicht van aardwarmteboringen in Nederland vanaf 2006, onderverdeeld in exploratie- en ontwikkelingsboringen. Daarbij is de minimale aanlooptijd vanaf de einddatum van de boring tot aan de startdatum van de productie weergeven met de donkere lijn. NB: totaal aantal boringen in 2024 zijn pas 1 januari 2025 bekend.
Bovengrondse warmtevraag
Op 1 januari 2024 waren er 119 aardwarmtevergunningen van kracht en lagen er vijf vergunningaanvragen. De (aanvragen voor) aardwarmtevergunningen hebben een warmtevraag vanuit de glastuinbouw of vanuit de gebouwde omgeving. Dit is nagenoeg gelijk verdeeld.
De meeste start- en vervolgvergunningen met een operationele aardwarmte-installatie hebben echter een warmtevraag vanuit de glastuinbouw. De ontwikkeling van aardwarmtewinning voor de gebouwde omgeving loopt sterk achter. Daarvoor zijn tot nu slechts twee startvergunningen en één vervolgvergunning verleend.
Figuur 2. Aantallen van verschillende typen aardwarmtevergunningen, onderverdeeld in primaire warmtevraag: gebouwde omgeving en glastuinbouw. Status vergunningen is op 1 januari 2024.
Groei aardwarmteproductie stagneert
In 2023 hebben twintig operationele aardwarmte-installaties tezamen 6,88 PJ aan aardwarmte geproduceerd. Dat is maar 0,08 PJ (1%) meer ten opzichte van de productie in 2022. Een voorlopige inschatting van de productie in 2024 geeft een verwachte productie van 7 PJ, dat is 0,12 PJ (2%) meer dan de productie van 2023. Mocht dit inderdaad het eindresultaat zijn van 2024, dan is de groei van aardwarmteproductie over de afgelopen 2 jaar beperkt.
Figuur 3. Geproduceerde aardwarmte (blauwe lijn) tegenover het aantal aardwarmte-installaties per jaar. De oranje lijn weergeeft de theoretisch maximale warmteproductie. Het aantal aardwarmteinstallaties in Nederland is onderverdeeld in die operationeel, stilgelegd of uitgevallen zijn of nog in de aanloopfase zitten.
Prognoses toekomstige aardwarmteproductie
Om de verschillende ambities voor 2030 te toetsen heeft TNO vijf productieprognoses opgesteld. De prognoses variëren van het alleen optimaliseren van de bestaande installaties tot een sterke groei in aardwarmte waarbij bijna alle verleende aardwarmtevergunningen tot gerealiseerde projecten leiden voor 2030:
- Enkel optimalisatie van bestaande installaties;
- Enkel het operationeel worden van de zes nieuwe aardwarmte-installaties;
- Beperkte groei in aardwarmteproductie: twee nieuwe installaties per jaar;
- Sterke groei in aardwarmteproductie: realisatie van alle beschikte SDE++ projecten (De Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie voor subsidie aan bedrijven en non-profitorganisaties die grootschalig hernieuwbare energie opwekken of de CO2-uitstoot verminderen);
- Sterke groei in aardwarmteproductie: realisatie van projecten in bijna alle verleende aardwarmtevergunningen.
Bij twee van deze prognoses wordt de ambitie van de Rijksoverheid gehaald met een aardwarmteproductie van 19,82 en 34,52 PJ ten opzichte van de ambitie van 15 PJ. De ambitie van de sector wordt in geen van de prognoses gehaald.
Aantal operationele aardwarmte-installaties | Warmteproductie (pJ) in 2030 | |
---|---|---|
Ambitie Rijksoverheid | 75 | 15 |
Ambitie sector | 175 | (40 tot) 50 |
Geen versnelling, enkel optimalisatie (0,08 PJ/jaar) | 20 | 7,44 |
Geen versnelling, enkel aanloopfase | 26 | 9,78 |
Beperkte groei (0,9 PJ/jaar) | 34 | 13,38 |
Sterke groei met realisatie SDE++ projecten | 53 | 19,82 |
Sterke groei met realisatie meeste projecten | 103 | 34,52 |
Knelpunten belemmeren groei
Op korte en lange termijn is er een aantal knelpunten dat de groei van aardwarmte in Nederland belemmert en bovenstaande prognoses onzeker maakt:
- Korte termijn:
Op korte termijn is het relatief hoge projectrisico in combinatie met hoge aanlegkosten uit eigen kapitaal een knelpunt voor de realisatie van aardwarmte-installaties. Daarentegen zijn de kosten per geïnstalleerd vermogen relatief gunstig vergeleken met andere duurzame warmtebronnen. Warmtelevering wordt vertraagd door langere duur van de aanloopfase tussen het boren en de start van de productie. - Complex:
De complexiteit van aardwarmtelevering aan met name de gebouwde omgeving is op korte termijn een belangrijk knelpunt dat een sterke groei in aardwarmteproductie verhindert. Vanwege een wisselende warmtevraag tussen de seizoenen maar ook door de vele individuele aansluitingen is de levering van aardwarmte ingewikkelder dan bij de - Lange termijn:
Op lange termijn moet er vanuit de aardwarmtesector geïnvesteerd gaan worden in exploratie van de ondergrond in gebieden waarover nog geen tot weinig data beschikbaar zijn. Dit is van belang om meer zekerheid te krijgen over de economische winbaarheid van aardwarmte in die gebieden. Het zetten van een exploratieboring is een kostbare investering en is momenteel voor veel maatschappijen niet aantrekkelijk om uit te voeren.
Ambitie kan gehaald worden
De ambitie van de Rijksoverheid om in 2030 15 PJ aan aardwarmte te kunnen produceren kan waarschijnlijk gehaald worden. Het is dan wel van belang dat per jaar meerdere projecten (ten minste gemiddeld drie) gerealiseerd worden om dit te bereiken. Het aantal nieuwe installaties per jaar is echter moeilijk in te schatten vanwege de eerder genoemde knelpunten. Daarbij kan een nog grotere duur van de aanloopfase voor verdere uitloop van warmtelevering zorgen. De verwachting is dat de komende jaren het grootste deel van de groei in de glastuinbouw zal zijn.
Meer weten?
Lees in het rapport ‘Aardwarmte in Nederland’ meer over TNO’s analyse naar de effectiviteit van aardwarmteproductie en de vijf productieprognoses van de te verwachten toekomstige aardwarmteproductie in Nederland.
Neem voor meer informatie contact op met Jeroen van der Molen, geoloog bij TNO.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.