Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

‘Omgevingswet wordt een playground voor de commerciële advocatuur’

De omvangrijke stelselwijziging betekent volgens Bart Jan van Ettekoven waarschijnlijk ‘honderden nieuwe rechtsvragen op ons bordje.’

Bart Jan van Ettekoven
Bart Jan van EttekovenBart Maat/ANP

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitte eind 2022 zijn zorgen over de Omgevingswet. Hoe staat het daarmee nu invoering van de wet nadert? Voorzitter Bart Jan van Ettekoven over het Digitaal Stelsel Omgevingswet, de werkdruk en de oplopende wachttijden.

Afdelingshoofd Jeugd & Minima

SED organisatie
Afdelingshoofd Jeugd & Minima

Teamleider Openbare Orde en Veiligheid

Gemeente Leeuwarden
Teamleider Openbare Orde en Veiligheid

Grote zorg

Afgelopen najaar trok Van Ettekoven met een ongewone position paper aan de bel bij de Eerste Kamer. De Afdeling dreigde met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) onvoldoende uit de voeten te kunnen, stond daarin. Daardoor raakte de rechtszekerheid van burgers in het geding.

De eerste grote zorg betrof het digitale stelsel. ‘We werden steeds minder vrolijk toen de tijd voortschreed en een aantal basisfuncties nog geen deel uitmaakte van het DSO. Het hele systeem drijft op die techniek. Een collega die bij de ontwikkeling is betrokken, maakte zich ernstige zorgen of het DSO voldoende robuust was en of de functies erin zaten die we als bestuursrechter minimaal nodig hebben. Maakt het systeem het bijvoorbeeld mogelijk om elke wijziging die eerder in een ruimtelijk plan is doorgevoerd terug te kunnen kijken? Het leek er niet op. Zonder die functie kunnen we ons werk niet doen, omdat de bestuursrechter overheidsbesluiten toetst aan de regels zoals die golden op de dag dat het besluit werd genomen. Dat was in de kern de aanleiding voor onze position paper.’

Twee regelsystemen

De tweede grote zorg van de Afdeling hield verband met de timing. Invoering van de Omgevingswet betekent immers veel extra werk, juist nu er allerlei urgente maatschappelijke opgaven liggen. Van Ettekoven: ‘Een flinke periode zullen gemeenten, provincies en rijk, maar ook de bestuursrechters, worden geconfronteerd met twee regelsystemen: de oude en nieuwe spelregels van het omgevingsrecht. Dat is voor een organisatie best lastig. Je hebt nog jaren rechters en juristen nodig die overweg kunnen met het oude recht, terwijl we tegelijkertijd ook moeten leren werken met het nieuwe recht. De stelselwijziging is zo omvangrijk dat we rekening moeten houden met honderden nieuwe rechtsvragen op ons bordje.’

Verminderde rechtszekerheid

De Omgevingswet wordt volgens hem ‘een playground voor de commerciële advocatuur’. ‘Advocaten zullen ons uitdagen om duidelijk te maken hoe de wetgever bepaalde begrippen en bepalingen heeft bedoeld en waar de grenzen liggen van de flexibiliteit. Er zal over veel zaken worden geprocedeerd. Dat is ook begrijpelijk en hoort bij de invoering van een nieuw wetgevingscomplex. Het betekent ook dat het jaren gaat duren eer de uitvoeringspraktijk, dus ook de gemeenten, houvast zal voelen.
Dat betekent tijdelijk verminderde rechtszekerheid – en dat in tijden van energietransitie, aanleg van warmtenetten en windmolenparken, het oplossen van de stikstofproblematiek en het realiseren van grote aantallen woningen.
Majeure opgaves die op zich al lastig genoeg zijn als iedereen weet hoe de procedures lopen. Maar nu zal het samenlopen met compleet nieuwe spelregels. Dat is risicovol. De overheid moet rekening houden met tegenvallers, want er zullen in het begin fouten worden gemaakt, met een setback voor het tijdig bereiken van publieke doelen tot gevolg.’

Vertrouwen burgers

Daarbovenop wil minister De Jonge de Wet versterking regie volkshuisvesting invoeren, met als een van de grondgedachten dat er straks bij geschillen over de bouw van twaalf of meer woningen nog maar één rechterlijke instantie aan te pas komt (de Afdeling bestuursrechtspraak) én dat die zich moet uitspreken binnen zes maanden.

Van Ettekoven: ‘Dan denk ik: dit is niet goed. De wetgever weet van tevoren dat we die termijn bij het gros van de zaken niet halen. Wij zullen alles op alles moeten zetten om zo dicht mogelijk bij die zes maanden te blijven. Maar elke zaak verdient een zorgvuldige behandeling. En dat kost tijd.’

Hij voert er gesprekken over met de minister, met beide Kamers. ‘Maar uiteindelijk gaan wij er niet over. De wetgever bepaalt de spelregels. Maar net als bij het DSO zeg ik ook bij dit issue: wetgever, denk hier goed over na. Dit raakt aan de kwaliteit van de rechtsbescherming en het vertrouwen dat burgers mogen hebben in de rechtspraak.’

Uitspraaktermijn

Klinkt dat niet als een no-go? ‘Dat is vanuit hier ook de gedachte. Denk goed na of het verstandig is rechtspraak in twee instanties voor deze zaken in te ruilen voor één rechterlijke instantie. En denk goed na over de uitspraaktermijn. Als je dan al één uitspraaktermijn hanteert, kies dan voor een jaar. Dat is reëler dan zes maanden.’

Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 13 van deze week. (inlog)

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

T. Simpelmans
Deze man kletst natuurlijk, want Hugo de Pannenkoek zei deze week nog dat de Omgevingsshit net zoveel rechtsbescherming biedt als het huidig recht. En ik geloof Hugo.
https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/de-jonge-pareert-kritiek-op-omgevingswet-zorgvuldig-en-democratisch-proces
P. Smit
En wat Hugo zegt is altijd waar....
P. Smit
Dat gaat de gemeenten dus ook weer extra geld kosten, ik vermoed bovenop de € 1000 miljard die de invoering van de Omgevingswet de gemeenten toch al kost.

Of gaat het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, op hun kosten en zonder nadelige financiële effecten voor wie of wat dan ook, de verwachte rechtszaken voeren?
Advertentie