Belang van effectieve monitoring in de circulaire economie
Gaan we de 50% doelstelling halen in 2030?
De transitie naar een circulaire economie (CE) is een ambitie die veel aandacht en actie vereist. We zien nog niet de gewenste versnelling. De vraag die zich opdringt is: halen we de gestelde doelen voor 2030? Om dit te kunnen beantwoorden, is het meten van de voortgang essentieel.
In deze derde blog delen Niels Ahsmann en Ceri Kamoen, adviseurs afval en duurzaamheid, hun inzichten en verbeterpunten rondom het monitoren van de circulaire economie. Inzichten die ze hebben opgedaan in de afvalsector, hun ervaring met de textielmonitor en het lopende project met CE Delft waarin ze het effect meten van het NPCE. Dit evaluatie-instrument wordt gebruikt om de impact van verschillende programma's en initiatieven op het gebied van de circulaire economie te meten en te beoordelen.
Circular Challenge
Laten we rondom de Week van de Circulaire Economie 2024 een krachtig statement maken: waar ligt de lat van onze circulaire ambities? Wat is jouw visie voor een circulaire toekomst en kunnen we samen een gevoel van urgentie creëren? Denk en praat mee de komende weken in onze Circular Challenge blogs, waarin we prikkelende stellingen bespreken vanuit transitiemanagement theorieën en onze dagelijkse ervaring. We dagen je uit om samen urgentie te zetten op actie!
Het algemene gevoel dat we de aarde aan het uitputten zijn, is er. Daarom is de circulaire economie een thema mét doelstelling: in 2050 100% circulair. Maar wat we hier als samenleving aan hebben, dat ontbreekt volledig.”
De versnelling is nog niet echt zichtbaar. Gaan we in 2030 de 50% doelstelling halen?
Ceri: Ik denk het niet. Als ik kijk naar opdrachten met lokale overheden, merk ik dat de uitvoering soms moeizaam en traag gaat. Het lijkt erop dat veel lokale overheden het spannend vinden om koploper te zijn. Ze kijken naar elkaar en nemende wetgeving en kosten als leidraad. Met concretere doelstellingen zoals de VANG (van afval naar grondstof) doelstelling van 100 kg restaval per inwoner, zie je dat lokale overheden beter weten wat er moet gebeuren en daardoor meer actie ondernemen om de doelstelling te halen.
Niels: Wat mij wel intrigeert is wat die doelstelling nu precies omvat. Wanneer gaat zogezegd de kurk van de champagnefles? En doen we wel het goede? Er is genoeg aan de hand in de wereld om van circulaire economie een thema te maken, en daar hoort een doelstelling bij. Dat is 100% circulair in 2050 geworden. Ook is er een tussendoelstelling bedacht, 50% circulair in 2030. De meesten van ons kunnen dit opdreunen, dus de doelstelling is voldoende pakkend en zichtbaar. In de praktijk is het echter lastig om dit door te vertalen naar het kleinere detailniveau: naar de gemeente, de ondernemer of naar jou en mij.
Dit gebrek aan concreetheid zorgt ervoor dat het thema nog niet voldoende leeft bij ondernemers en gemeenten. Een helder plan van aanpak blijft hierdoor uit. Er is wel initiatief genomen om de doelstellingen te diversifiëren naar productgroepen, bijvoorbeeld voor de productgroep klimaatinstallaties of kunstwerken in de GWW. Deze doelstellingen leven echter veel minder. Gemeenten verbinden zich aan 100% circulair in 2050 en willen zich er ook voor in gaan zetten. Maar ik moet de eerste gemeente nog tegenkomen die concrete doelstellingen heeft geformuleerd op een hoger percentage circulaire viaducten of een percentage herbruikbare luiers, om maar eens wat te noemen.
Waar gaat het mis?
Niels: Wat hebben we als samenleving aan de stappen die we momenteel zetten richting een circulaire economie? Dat inzicht ontbreekt volledig. Hoewel er ambitieuze doelstellingen zijn vastgesteld, zoals volledig circulair in 2050, ontbreekt het aan heldere tussenliggende doelen en een duidelijk beeld van de voordelen voor de samenleving. Wat leveren deze acties ons onder de streep op in termen van leefbaarheid, gezondheid en een beter milieu? Dit gebrek aan helderheid leidt tot een gevoel van abstractie en gebrek aan betrokkenheid bij de transitie naar circulariteit.
Gaat de NPCE-effectmeting hier verandering in brengen?
Ceri: Het meten van de transitie naar een circulaire economie biedt momenteel weinig handelingsperspectief voor organisaties. Het is van belang om duidelijkheid te krijgen over wat we meten en waarom. Zo weten organisaties waar ze hun inspanningen op moeten richten en hoe ze bijdragen aan de Rijksdoelstellingen en kunnen bedrijven hun strategie hier ook op aanpassen. Het NPCE is een stap in goede richting met het concreter maken van wat dit inhoudt, maar driekwart van de acties is geformuleerd als ‘we gaan een verkenning doen op…’ Dat kun je niet meten. Dit blijft vaag wat er uiteindelijk gaat gebeuren. En de vraag of hiermee de Nederlandse economie respectievelijk 50% en 100% circulair wordt.
Wat moet er nu gebeuren?
Niels: Wat er de afgelopen jaren met ICER (Integrale Circulaire Economie Rapportage) is gebeurd, is eigenlijk vooral gericht geweest op wat meetbaar is, een wat eenzijdige benadering. We hebben ons vooral gefocust op wat meetbaar is, zonder echt te overdenken wat we eigenlijk willen meten. Ik vergelijk dit graag met een piramide, waarbij het belangrijkste doel aan de top ligt: het voorkomen van uitputting en schade aan de aarde én de toekomstbestendigheid van onze economie, en daarmee het toekomstig verdienvermogen. Hieraan ten grondslag ligt onze grondstofconsumptie in Nederland. De grondstofstromen, de ketens en hun impact op CO2-uitstoot en biodiversiteit vormen de kern.
Het is van cruciaal belang om zowel natuurlijke als economische effecten hierin mee te nemen. Dit is een belangrijke stimulans voor het bouwen van waardeketens die duurzaamheid bevorderen. Om dit te realiseren zijn diverse maatregelen en interventies nodig, die op zich ook gemeten en gemonitord moeten worden. Deze lagen tezamen maken de onderstaande piramide.
Welke interventies kunnen we uitvoeren en wat is de verwachte impact op het hoofddoel van de piramide? Dit vereist een koppeling tussen de verschillende lagen – al dan niet net gebaseerd op aannames die regelmatig moeten worden getoetst. De monitoring van deze processen zal denk ik voornamelijk bij het Planbureau voor de Leefomgeving liggen. Mijn pleidooi is om de laag van interventies en maatregelen zodanig vorm te geven, dat het lokale overheden een handelingsperspectief biedt om zich op te richten. Het is van belang om de verbindingen tussen deze niveaus helder te krijgen en te benutten.
Waarvoor zou zo’n systematiek goed zijn?
Ceri: Het meten van de transitie naar een circulaire economie is van cruciaal belang, maar we zien dus nog veel uitdagingen. We hopen hiermee steeds meer initiatieven te krijgen die daadwerkelijk bijdragen aan het hoofddoel. Zoals met de Textielmonitor, hiermee meten we de verduurzaming van de textielketen. Dit is een goed voorbeeld van hoe monitoring kan bijdragen aan inzicht in de effecten van specifieke interventies. Echter, het monitoren van alle interventies en hun succes blijft een uitdaging. Kleinschalige initiatieven worden vaak over het hoofd gezien, terwijl deze wel bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie.
Niels: Een systematiek voor het meten van de transitie naar een circulaire economie is essentieel om inzicht te krijgen in welke inspanningen worden geleverd en hoe deze bijdragen aan de gewenste effecten. Het biedt niet alleen handvatten voor overheden, maar ook voor organisaties met een intrinsieke motivatie om bij te dragen aan de transitie zoals natuur- en milieuorganisaties. Het wordt dus meer helder hoe een bepaalde inspanning kan bijdragen aan de doelstellingen.
Voor energietransitie is er een landelijke klimaatmonitor. Zou dit voor CE ook mogelijk zijn?
Niels: Het meten van energie is relatief eenvoudig, maar het meten van grondstoffenstromen en circulaire economie is complexer. Energie valt uit te drukken in één grootheid, namelijk kWh. Waar het bij de circulaire economie om diverse type grondstofstromen gaat. Hoewel het mogelijk is om monitoringssystemen op te zetten, vergt dit meer gedetailleerde informatie en mogelijk een grootschaliger meetsysteem.
Zien jullie grote veranderingen of technische ontwikkelingen die hieraan gaan bijdragen?
Ceri: Ja, er zijn veelbelovende ontwikkelingen op het gebied van technologie die kunnen bijdragen aan een betere monitoring van de circulaire economie. Bijvoorbeeld digitale toepassingen en slimme monitoringssystemen kunnen helpen om meer inzicht te krijgen in grondstofstromen en effecten van maatregelen.
Niels: We hebben nu nog de energie en het momentum. Als we nu niet de brug slaan tussen wat doen we en waar leidt het toe, dan ga je energie verliezen en raak je mensen kwijt. Wij pleiten dan ook voor een holistische benadering van het vraagstuk, vanuit een piramide of andere vorm. Daar moeten we naartoe werken aan de hand van een twee- of driejarig onderzoeksplan om daar te komen. Op ‘een steen’ in die piramide wordt nu samengewerkt op detailniveau, maar de holistische benadering van één systematiek van meten en kijken ontbreekt.
Met huidige metingen hebben we een verzameling van interessante meetpunten, maar we weten niet wat het oplevert, waar het toe bijdraagt etc. Ik had het in beginsel ook zo aangepakt, het is geen verwijt, laat ik dat vooropstellen. Maar nu is het tijd om te kijken wat willen we meten en hoe gaan we dit meten. Laat het vooral een oproep zijn om hier met z’n allen aan te gaan werken! En bovenal zonder dat we de kracht verliezen van één krachtige doelstelling die iedereen kent, 100% circulair in 2050.
Kortom, Ceri en Niels pleiten voor een holistische benadering van het vraagstuk, redenerend vanuit wat ze willen meten en hoe ze dat gaan meten. Waarin duidelijk is hoe de meetpunten op de verschillende niveaus (activiteiten, resultaten, outcome en impact) met elkaar verband houden. Alles voor dat ene hoofddoel: een gezonde, duurzame leefomgeving zonder uitputting van de aarde. Wat vind jij?
Meer weten?
Wil je doorpraten over het belang van effectieve monitoring in de circulaire economie? Check dan onze website met praktische oplossingen waar je mee aan de slag kunt.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.