Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Iedereen voelt nu dezelfde landschapspijn’

Met de Verklaring van Davos spraken de Europese ministers van Cultuur in 2018 af de omgevingskwaliteit te verbeteren. Rijksbouwmeester Floris Alkemade over de betekenis voor de Nederlandse praktijk. ‘De prachtigste landschappen worden vernacheld.’

06 maart 2020
Landschap-Nederland-met-windmolen.jpg

Rijksbouwmeester over de verklaring van Davos

Een ‘opmerkelijke oproep om cultuur nadrukkelijker met het bouwen te verbinden’, noemt rijksbouwmeester Floris Alkemade de ‘Verklaring van Davos’. Alle Europese ministers van Cultuur zetten er op 22 januari 2018 eendrachtig hun handtekening onder. Er moet, valt in de verklaring te lezen, voortaan korte metten worden gemaakt met de veelvuldig opgetrokken ‘karakterloze bouwwerken’, met ‘de toename van gezichtsloze ongebreidelde stadsuitbreiding’ en ‘de achteruitgang van de historische structuur en het verlies van regionale tradities en identiteit.’ Wie zal het met dergelijke dooddoeners niet eens zijn?

Toch is Alkemade blij met ‘Davos’. ‘Ooit was het vanzelfsprekend dat omgevingskwaliteit volwaardig werd meegenomen in onze bouwcultuur’, zegt hij. ‘En dan bedoel ik bouwen in de breedste zin van het woord: zowel binnen steden als in landschappen, tot en met de aanleg van wegen.

De laatste decennia zie je dat vooral een economische machine de ruimtelijke beslissingen aanjaagt. De kwaliteit van het landschap erodeert. Je krijgt met de Verklaring van Davos nieuw gereedschap in handen om dit onderwerp te agenderen.’ Op verzoek van minister Van Engelshoven (Cultuur) maakten de Raad voor Cultuur en het College van Rijksadviseurs een vertaling van ‘Davos’ naar de Nederlandse praktijk, die de minister op 5 maart kreeg aangeboden (zie kader).

‘Davos’ lijkt een welkom steuntje in de rug voor de rijksbouwmeester.
Alkemade: ‘Nou, dan toch vooral voor het land en heel Europa, zou ik zeggen. Iedereen voelt momenteel dezelfde landschapspijn. En het gebrek aan ruimtelijke kwaliteit heeft ook z’n consequenties voor de biodiversiteit en de keuzes die we moeten maken voor de energietransitie. Als we de waarden waar we op willen sturen niet op orde hebben, dan gaat een aantal zaken straks fundamenteel niet goed.’

Nederland was altijd een lichtend voorbeeld qua ruimtelijke ordening. Hoe urgent is ‘Davos’ voor ons?
‘Wij komen uit een rijke traditie, ontstaan vanuit de waterschappen. Samenwerken, plannen en inrichten zit van oudsher in onze cultuur. Vroeger hadden wij een ministerie, Vrom, dat zich daar expliciet op richtte, maar dat is opgeheven. Je ziet dat veel taken naar lagere overheden zijn overgebracht. Op zich een logische beweging, ter plekke moeten immers de oplossingen worden gevonden. Maar het ging gepaard met een enorme bezuinigingsronde. Gemeenten hebben geen stedenbouwkundige diensten meer, niet meer de deskundigen die zijn voorbereid op de complexe vragen die nu op hen afkomen. Door het ontbreken van regie worden ook bij ons de prachtigste landschappen vernacheld.’

Moet het rijk weer meer doorzettingsmacht krijgen?
‘Niet meer macht, wel visie. Nu lijkt het alsof het rijk het afstoten en delegeren van taken heeft opgevat als een excuus om niet meer over de nationale belangen te hoeven nadenken. De Nationale Omgevingsvisie moet dat gat gaan vullen. Maar de vraag is hoeveel visie daar nu uiteindelijk in staat. Wij hebben geprobeerd er visie aan toe te voegen met ons Panorama Nederland. Om de enorme ruimtelijke opgave die er ligt concreet te verbeelden. Met het vormen van een visie kan het rijk ook beter de regie in handen nemen.’

Dus geen doorzettingsmacht voor het rijk, maar wel ruimtelijke regie?
‘Daar ligt een subtiel onderscheid. Bij macht kun je iets aan iemand opleggen. Regie is voor het rijk een manier om op regionaal niveau mensen te verleiden om mee te denken, door te tonen wat er mogelijk is. Bij de regionale energiestrategieën wordt nu een dergelijk schaalniveau gehanteerd. Dat is ook de perfecte schaal om onze inzichten over de kwaliteit van de leefomgeving op te concentreren. Je ziet dat burgers zich nadrukkelijk verbonden voelen met het landschap in hun regio. Een Achterhoeker voelt zich Achterhoeker, een West-Fries is een West-Fries. Maar je wilt geen systeem waarbij in al die regio’s de windmolens aan de rand komen te staan. Je zoekt naar een overkoepelende logica. Dat is bij uitstek een taak van de rijksoverheid.’

Hoe moet dat proces vorm krijgen?
‘Ontwerpkracht is een belangrijke factor. Je ziet telkens dat gemeenten die deskundigheid niet meer in huis hebben, ontzettend lopen te worstelen. We gaan het ook niet redden als gemeenten het allemaal individueel moeten bedenken. Ga een stad als Amsterdam maar eens energieneutraal maken. Dat zullen ze nooit op hun eigen grondgebied kunnen doen. De koppeling met de energieregio’s in Noord-Holland, richting Den Helder, vind ik totaal logisch. En laat Amsterdam die regio’s dan weer op ander vlak compenseren. Zo krijg je betekenisvolle samenwerking.’

Moeten provincies hun ruimtelijke rol niet sterker oppakken?
‘Zeker. Ik denk dat provincies de komende decennia meer dan ooit hun rol moeten waarmaken als hoeders van de openbare ruimte. Zij zijn in staat het grotere verband naar voren te brengen. Daarnaast zijn we als College van Rijksadviseurs en Raad voor Cultuur aan het onderzoeken of we gemeenten kunnen helpen. Een van de aanbevelingen die we aan de minister doen is om een nieuw rijksbureau te beginnen dat zich daarop richt: op de omgevingskwaliteit, op het helpen van gemeenten die het zelf niet aankunnen.’

Zitten gemeenten op een dergelijk rijksbureau te wachten?
‘We zien in Vlaanderen het systeem van de open oproep. Daarbij kunnen gemeenten met een bouwopgave – bijvoorbeeld een school, een sporthal of de herinrichting van een gebied – zich met hun project inschrijven bij de nationale bouwmeester. Die gaat dan de juiste vraag formuleren en ontwerpers selecteren die eraan kunnen werken. De kleinste Vlaamse dorpen zijn zo, vrijwel zonder gemeentelijk apparaat, toch in staat om grote projecten op een goede wijze te realiseren. Kunnen we dat ook niet eens in Nederland testen?’

Gemeenten worstelen met stikstof en PFAS. Dat levert al vertraging op voor de woningbouw. Het raadplegen van een rijksbureau zal broodnodige ontwikkeling nog langer ophouden.
’Het idee is juist om zo versnellend op te treden. De PFAS- en stikstofproblematiek toont aan dat je vastloopt als je niet vooraf de juiste belangen afweegt. Een integrale aanpak brengt de oplossing met zich mee. Een voorbeeld. Veel gemeenten krijgen te maken met een grote vergrijzingsgolf. Maar de demografische ontwikkeling is niet continu. Een paar decennia heb je meer woningen nodig, daarna misschien weer niet.

Houten woningen kun je voor een aantal decennia neerzetten en dan verplaatsen. Daarmee voeg je een flexibele laag aan onze steden toe. Nog een voorbeeld: een op de tien volwassenen in Nederland voelt zich zwaar vereenzaamd. De huidige woonwijken passen niet altijd meer bij de wijze waarop we leven. Met houtbouw kun je een wijk snel anders organiseren. De oude woonvorm van de Middeleeuwse hofjes is nu onwaarschijnlijk populair. Die sluit ook aan bij de boodschap van de rijksoverheid voor meer zelfredzaamheid.’

Over een klein jaar treedt de Omgevingswet in werking. Zal die bijdragen aan het verbeteren van de leefomgeving?
‘Dat hangt ervan af hoe de wet door gemeenten wordt ingevuld. Het gevaar is dat ze denken: we hadden al een welstandsvisie, we plakken die in het nieuwe format en klaar is Kees. En dat ze de burgerparticipatie te weinig inhoud geven. Bepaalde inwoners zullen daar gebruik van maken, die hebben hun verhaal op orde en weten wat hun belangen zijn. Het grote risico is dat burgers die op dat punt minder gepokt en gemazeld zijn straks buiten de boot gaan vallen. Tegelijk vraagt de Omgevingswet ook een lokale visie op omgevingskwaliteit. Gebruik de Nationale Omgevingsvisie als handvat om integraal ontwerp binnen de gemeente te agenderen. Of huur desnoods die ontwerpkracht in. Zorg er in elk geval voor dat er met een ontwerpende blik naar de omgeving wordt gekeken.’

Wat zijn de eerste voortekenen?
‘De Omgevingswet is me nogal een herziening. Er zal wel een periode van verwarring aanbreken, van het herschikken van belangen en mechanismen. De gemeente Leiden heeft dat goed gedaan door tien randgemeenten bij de omgevingsvisie te betrekken. Ambitieus en doordacht. Als dat de standaard wordt, dan heeft de Omgevingswet alles in zich om een verbetering van ruimtelijke kwaliteit op gang te brengen. Maar het is nog te vroeg voor een algemeen beeld. Ik leef tussen hoop en vrees.’


Drie voorstellen uit de adviesbrief

1. Geef cultuur en landschap een volwaardige plaats in omgevingsagenda’s, zodat concrete investeringsprojecten mede daarop geselecteerd, gedefinieerd en getoetst worden. Kies samen met medeoverheden concrete gebieden om gezamenlijk integrale uitwerkingen te maken. Verbind daar doelen aan en meet de impact ervan.

2. Benut de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp (ARO) om te experimenteren met opgaven en om (opnieuw) vertrouwen te kweken in de samenwerking met medeoverheden door ontwerpkracht in te zetten als driver voor het aanpakken van maatschappelijke opgaven.

3. Een integraal werkende commissie zien wij als een goede manier om omgevingskwaliteit op lokaal schaalniveau veilig te stellen. Het ministerie van OCW kan de kwaliteit van lokaal opdrachtgeverschap een impuls geven door extra geld beschikbaar te stellen voor het stimuleren van ontwerpkracht.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie