Het klimaat, de wetenschap en de politiek
Wie wel eens een stuk ijzer in het vuur heeft gehouden, weet dat ijzer uitzet als het heet wordt. De meeste materialen doen dat, het ene meer dan het andere. De technische term hiervoor is de uitzettingscoëfficiënt. Tin bijvoorbeeld heeft een hogere uitzettingscoëfficiënt dan koper.
Wat is nou het mooie? Staal en beton hebben exact dezelfde uitzettingscoëfficient. (Voor de liefhebbers: 12). Dankzij dit fantastische gegeven kunnen we bouwen in gewapend beton. Als staal en beton niet precies hetzelfde zouden reageren op hogere temperaturen, zou dat niet kunnen. Vergeet dan maar die betonnen bruggen met enorme overspanningen. Of spectaculaire hoogbouw in beton.
Dit soort gegevens – met een verstrekkende maatschappelijke impact – worden ons aangereikt door de wetenschap. Wetenschappers hebben in de loop der tijd de uitzettingscoëfficiënt van allerlei soorten materialen bepaald. Hun bevindingen staan aan de basis van veel ingenieurswerk. Die onderzoeksresultaten vinden we nu vanzelfsprekend, maar ze waren er niet van de ene op de andere dag. Wetenschap is jezelf voortdurend verbeteren. Het is twijfelen aan eigen en andermans hypotheses en onderzoeksresultaten. Twijfelen maakt dat je verder zoekt. Daardoor verschuiven wetenschappers de grenzen van wat mensen weten.
En dan blijken er opeens fouten te zitten in een van de (wetenschappelijke) rapporten van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties. De wereld is te klein. Klimaatsceptici zien er het zoveelste bewijs in dat de werkelijkheid wordt gemanipuleerd. Complottheoretici zien hun wantrouwen bevestigd: wetenschappers laten hun huik naar de wind van de politici hangen! Weer blijkt dat instituties en gezagsdragers geen vanzelfsprekende autoriteiten meer zijn.
Ik vind het een overreactie. De ernst van de fouten (een verkeerd jaartal over gletsjers in de Himalaya, een verkeerd percentage Nederlands oppervlak onder de zeespiegel) staat in geen verhouding tot de ernst van het klimaatprobleem. Natuurlijk, de fouten zijn – hoewel menselijk – onhandig en stom. Maar ze doen geen afbreuk aan het feit dat er een aantoonbaar verband is tussen menselijke activiteiten en de toename van CO2 in de atmosfeer, en tussen die CO2 -toename en de opwarming van de aarde. Wat de gevolgen van die opwarming vervolgens zijn, daarover bestaat onder wetenschappers discussie. En dat zal ook wel zo blijven. Daar zijn het wetenschappers voor, gelukkig.
Het punt is dat politici hoge verwachtingen koesteren van wetenschappers. Ze verwachten zekerheden met de robuustheid van gewapend beton. Daarop kunnen ze dan hun beleid bouwen. Politici willen dat wetenschappers problemen oplossen. Maar bij wetenschap hoort, zoals gezegd, twijfel en (verder) zoeken. Natuurlijk moeten wetenschappers hun werk goed doen en fouten vermijden, zeker als hun werk in het brandpunt van de maatschappelijke belangstelling staat. Ze moeten bereid zijn hun kennis te delen. Ze zijn immers onderdeel van de maatschappij. Maar nul fouten maken, dat kan niet. De wetenschap levert kennis en inzicht, de politiek zal keuzes moeten maken. Adviseurs leveren vervolgens de passende oplossingen.
Het klimaatprobleem blijft de grootste aandacht vergen. Hypes rond fouten in rapporten mogen niet doen vergeten dat een samenhangend geheel van klimaatmaatregelen noodzakelijk is, en dat we het ijzer moeten smeden nu het heet is. Wat mij betreft is daarvoor een stevige klimaatwet nodig met een consistente lijn. Geen beleid dat wisselt per hype, per incident, per jaar of per kabinet, maar waar je een langere periode van opaan kunt. Dat geeft investeerders, bedrijven en burgers zekerheid. En overigens: zelfs als zóu de opwarming van de aarde niet leiden tot klimaatverandering, dan nog zijn er meer dan voldoende andere redenen om zuinig te zijn met energie en fossiele brandstoffen.
Ed Nijpels
Voorzitter NLingenieurs, brancheorganisatie van advies-, management- en ingenieursbureaus
De klimaatverandering is niet het gevolg van menselijk handelen maar de klimaatverandering wordt veroorzaakt door de zon. Het ontkennen hiervan, komt de fiducie in de overheid niet ten goede.