Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Bodemschat is kostenpost

Het landelijke Convent van Gemeentelijk Archeologen (CGA) trekt aan de bel. Het overlegorgaan waarbij ruim 190 gemeenten zijn aangesloten, vindt dat het archeologiebeleid bij gemeenten spaak loopt.

30 januari 2015
IMG-0424.1.JPG

Kennis over archeologie, en dus over het verleden, verdwijnt bij gemeenten. Sinds acht jaar zijn zij verantwoordelijk voor erfgoed: zowel monumenten als archeologie. Maar het ontbreekt aan geld, expertise en belangstelling.

Het landelijke Convent van Gemeentelijk Archeologen (CGA) trekt aan de bel. Het overlegorgaan waarbij ruim 190 gemeenten zijn aangesloten, vindt dat het archeologiebeleid bij gemeenten spaak loopt. De huidige werkwijze van veel gemeenten – met archeologen die op oproep en op afstand werken en Omgevingsdiensten waar archeologie nauwelijks een rol heeft – is funest voor de kennisborging en het draagvlak. ‘Gemeenten focussen vooral op vergunningverlening, niet op archeologisch onderzoek’, zegt CGA-bestuurslid Ria Berkvens.

Op die manier kunnen we er beter mee ophouden, stelt Berkvens. ‘Archeologie is wetenschap. Je moet onderzoek doen, om kennis te kunnen vergaren en toetsen.’ Die taak is met de Wet op de archeologische monumentenzorg uit 2007 bij gemeenten neergelegd. In opdracht van het CGA zocht Berkvens uit hoe gemeenten hun archeologietaken sindsdien hebben opgepakt. Het beeld is versnipperd.

Het merendeel zoekt samenwerking met een regioarcheoloog of met een gemeentelijk archeoloog van een buurgemeente. In totaal werken 239 gemeenten op die manier. Slechts 29 van de 403 gemeenten had vorig jaar een eigen archeoloog die zich volledig op de eigen stad of dorpskernen kon richten. Bij een op de drie gemeenten (135) is helemaal geen archeoloog bekend (zie grafiek). Berkvens kon niet achterhalen of en hoe zij hun archeologische kennis borgen en vermoedt dat deze gemeenten door archeologische adviesbureaus worden bediend. Dat gebeurt ad hoc en dus zonder opbouw van kennis binnen die gemeenten.

Omgevingsdienst
Het CGA signaleert dat het aantal regionaal werkende archeologen groeit. Dat past ook in de ontwikkeling van de regionale Omgevingsdiensten, die vergunningen verlenen en toezicht houden op milieuregels en de leefomgeving. Erfgoed kan daar prima onder vallen. Althans, op papier. In de praktijk blijkt dat Omgevingsdiensten zich nauwelijks bezighouden met archeologie en monumentenzorg. Slechts acht van de 28 diensten hebben het in hun takenpakket, blijkt uit onderzoek door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

De regioarcheologen bij omgevingsdiensten controleren vooral bestemmingsplannen en toetsen archeologische rapporten. Toezicht en handhaving op de voorschriften die zijn vastgelegd in bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, komt nauwelijks voor. In feite is sprake van versplintering: op de gemeentehuizen wordt beleid gemaakt, bij de omgevingsdiensten ligt de uitvoering. Daar komt nog bij dat gemeenten wettelijk niet verplicht zijn om advies te vragen aan de regioarcheoloog. En omdat de archeologen worden betaald uit de leges van vergunningen, zijn gemeenten soms terughoudend om advies te vragen wanneer daar geen inkomsten tegenover staan.

Berkvens weet waarover ze praat. Ze is zelf regioarcheoloog in Zuidoost-Brabant voor zestien gemeenten. Op aanvraag adviseert ze over beleid of over concrete bouwplannen en vergunningen. Ze ervaart in haar dagelijks werk wat het CGA en de RCE in hun onderzoeken op veel plekken signaleren: er is te weinig contact met ambtenaren, bestuurders en politici om het belang van de archeologie goed voor het voetlicht te brengen.

Daardoor wordt archeologie vooral gezien als kostenpost en niet als een kans voor de gemeente om zich te onderscheiden. Dat is een groot verschil met de 46 gemeentelijk archeologen die hun eigen gemeente of ook enkele buurgemeenten bedienen, zegt Berkvens. ‘Die hebben veel makkelijker contact en worden betrokken bij ruimtelijke plannen, vanaf de eerste planvorming tot eventuele opgravingen, toezicht en uiteindelijk de communicatie over wat er in de bodem is gevonden.’

Niet getoetst
Na 2007 hebben veel gemeenten een archeologiekaart gemaakt, waarop staat op welke plekken mogelijk bodemschatten liggen en waar bij geplande werkzaamheden dus onderzoek moet worden gedaan. Zo’n kaart moet wel worden geactualiseerd en dat gebeurt vaak niet, zegt Berkvens. ‘In bestemmingsplannen zien we regelmatig zoveel uitzonderingsregels, bijvoorbeeld voor agrarische bouwblokken, dat bijna nergens meer onderzoek hoeft te worden gedaan. Vaak is het gebrek aan kennis. Zo’n bestemmingsplan is niet getoetst door een archeologisch deskundige.’

Gevolg is dat archeologische vondsten verloren gaan. Niet alleen doordat ten onrechte geen bodemonderzoek wordt gedaan. Ook omdat de gravende bureaus geen prioriteit geven aan wetenschappelijk onderzoek en kennisopbouw. Uit het veld hoort het CGA ook dat bureaus onder druk van hun opdrachtgevers – bouwers en projectontwikkelaars – bodemvondsten niet melden, zegt Berkvens. Gemeenten en regio’s waar wel veel aandacht is voor archeologie, zijn die gemeenten die de taak van archeologie breder zien dan alleen vergunningverlening, concludeert Berkvens. ‘Deze gemeenten hebben een eigen archeoloog of archeologische dienst bestaande uit meerdere personen. Hier gaan uitvoering en beleid hand in hand en daar profiteren de omliggende gemeenten vaak ook van de opgebouwde regiokennis.’

Volgens het CGA is het belangrijk dat alle gemeenten beschikken over een eigen archeoloog. Alleen dan is het voeren van een verantwoord archeologiebeleid mogelijk, stelt Berkvens. ‘Je kunt archeologisch onderzoek dan efficiënter uitvoeren en de onderzoeksresultaten delen met het grote publiek. Uiteindelijk zijn dat de doelstellingen van de archeologie.’


Ontstaan van Rotterdam
Wie in Rotterdam de nieuwe Markthal bezoekt, de futuristische overdekte marktplaats, maakt in de parkeergarage een reis door de tijd. De Tijdtrap vertelt het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de nederzetting aan een dam in de Rotte. Bodemschatten die bij de aanleg van de parkeerkelder zijn aangetroffen, zijn in drie maanden tijd al aan twee miljoen mensen getoond. Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) heeft er keihard aan gewerkt, vertelt stadsarcheoloog Arnold Carmiggelt. Met vijftien collega’s onderzoekt en conserveert hij de geschiedenis van Rotterdam en negen buurgemeenten. ‘Met het bombardement van mei 1940 is Rotterdam een belangrijk deel van haar geschiedenis kwijtgeraakt. Elke stad heeft een verleden nodig, archeologie geeft identiteit aan de leefomgeving.’ In 1960 werd BOOR opgericht, als eerste gemeentelijke archeologische dienst van Nederland. De dienst doet beleidsen advieswerk, maar ook grondboringen en opgravingen.


Afbeelding

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie