De stad en de democratie
Het afgelopen decennium zijn stedelijke wijken en buurten bedolven onder een stortvloed van projecten. Maar of het nu ging om ‘sociale cohesie’, ‘arbeidsstimulering’, ‘criminaliteitsaanpak’ of ‘leefbaar groen in de wijk’, het succes ervan bleef doorgaans achter bij de verwachtingen.
Dat komt omdat het potentieel aan beschikbare kennis te vaak onbenut blijft, stelt Gerard Schouw, auteur van Een slimme stad is een lerende stad (co-auteurs: Coen Geerdes, Klaartje Peeters en Miriam Zeevenhoven). En dat het potentieel aan kennis onbenut blijft, is weer het gevolg van een aantal valkuilen en blokkades, die de auteur aan de hand van toegankelijke en realistische voorbeelden belicht.
Aan kennis geen gebrek in het meest verstedelijkte land in Europa, maar volgens Schouw – D66-senator en directeur van het kennisinstituut voor de steden Nicis – schort het bij al die goed bedoelde initiatieven onder meer aan een fundamentele kennisbasis en aan bestuurders met een lange adem. Die laatsten willen graag snelle resultaten zien.
Dus wat doet de wethouder als hij ziet dat een gemeente in de buurt met succes een probleem heeft aangepakt? Die slaat energiek aan het kopiëren. Dat is goedkoop, het scheelt veel tijd en de wethouder oogt ineens een stuk krachtdadiger. Maar wat op korte termijn zo’n flitsende oplossing leek te zijn, blijkt op langere termijn duur en ineffectief, omdat de problematiek bij de buren er achteraf gezien toch wel wat anders uitzag.
Dit is een van de vele valkuilen voor bestuurders met veel scoringsdrift. De auteur noemt er nog een paar. Zo vindt hij het opmerkelijk dat beleidsmakers binnen gemeenten en departementen vaak maar met één beleidsoptie komen. Vooraf wordt er alles aan gedaan om toch maar vooral de indruk te wekken dat allerlei alternatieven zijn ‘meegenomen’, maar in feite stond de keuze van de beleidsmakers allang vast en is het nooit tot een betrouwbare kwantitatieve analyse van het probleem gekomen. De Betuwelijn, HSL-zuid en de Amsterdamse Noord-Zuidlijn zijn er voorbeelden van.
Voorts is het Schouw opgevallen dat politici en bestuurders hun tijd liever besteden aan grootse en meeslepende plannen dan de uitvoering ervan. In zo’n omgeving verbaast het niet dat ambtenaren zich in de kijker willen spelen bij leidinggevenden door visionaire vergezichten te ontwikkelen en de uitvoering links laten liggen. Nog zo’n saaie en vervelende klus: tellen en turven. Dat is meer iets voor boekhouders, vindt beleidsmakend Nederland al gauw. Met als gevolg dat een betrouwbare kwantitatieve analyse om een probleem te duiden eerder uitzondering dan regel is.
Met dat groeiende aantal projecten neemt ook de roep om evaluaties snel toe. Meten is weten, zegt de bestuurder streng. Maar dan moet je wel weten wat je moet meten en ook daar schiet de kennis regelmatig tekort. Hoe wil bijvoorbeeld het kabinet zijn beleidsvoornemen om de criminaliteit in 2008-2010 met 25 procent terug te dringen ten opzichte van 2003 evalueren als aan het begin en halverwege de rit verschillende meeteenheden gelden?
Kapitaalvernietiging
Om van steden slimme en lerende steden te maken wijst Schouw – naast enkele andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan – niet alleen op het belang van harde wetenschappelijke kennis, maar ook op ervaringskennis die niet in studieboeken is te vinden. Zonder de ervaring van de straat lopen prachtige plannen op papier meer dan eens uit op een ramp in de praktijk. En dat tast het vertrouwen in de democratie aan.
In dit verband breekt de auteur een lans voor de meester-gezel relatie, maar hij constateert ook dat die in vrijwel elke gemeente is verdwenen, afgedaan als niet meer passend bij de zelfstandig werkende professional. Schouw betreurt die ontwikkeling niet alleen, maar hij ziet er ook een vorm van kapitaalvernietiging in. Nog zo’n voorwaarde om tot effectief beleid te komen is om af te zien van de tombola aan projecten en korte termijn oplossingen. Een lerende organisatie, zo waarschuwt Schouw, moet voorkomen dat een web aan losse projecten de stad overwoekert zonder dat er van een verankering in meerjarig beleid sprake is.
Steden zijn de motor voor economische en sociale ontwikkeling en om die motor optimaal te laten draaien is kennis onmisbaar. Het afgelopen decennium zijn veel vakmensen bij gemeenten verdwenen toen daar de roep om generalisten steeds luider werd. De specialisten werden met open armen ontvangen door dynamische adviesbureaus, die hen vervolgens tegen torenhoge tarieven weer uitleenden aan de publieke sector. Die onwenselijke pendel moet de overheid volgens Schouw keren door haar medewerkers aan zich te binden met hoogwaardige opleidingen.
Een slimme stad is een lerende stad staat vol praktische inzichten en tips zonder dat de lezer voortdurend struikelt over bestuurskundig jargon, een kwaal waaraan menige publicatie in deze sector lijdt. Zo hier en daar hebben de beleidsmodellen en de daaraan gekoppelde figuraties het karakter van een verplicht nummer, maar echt hinderlijk is dit niet voor wie de rest van de tekst duidelijk genoeg is en dat is vrijwel steeds het geval. Schouw heeft geen kookboek geschreven, maar hij geeft wel aan hoe je aan de beste ingrediënten kunt komen – goedkoop is vaak duurkoop – en hoe je daarmee aan de slag moet.
Barry van Heijningen is redacteur van Binnenlands Bestuur
Gerard Schouw, Een slimme stad is een lerende stad. Praktijkboek kennismanagement voor steden, Jan van Arkel, Utrecht, 2009, ISBN 978 90 6224 483, € 19,95.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.