Liegen over de waarheid
Liegen over de waarheid. Er wordt heel wat afgelogen
Lieg niet tegen me over ziekte
liever kijk ik die diepte in
dan dat ik mij verlies in één
van jouw lieve verzinsels
want daarmee verlies ik me dieper
Zo luidt een strofe uit het gedicht Liedje, waarin Judith Herzberg oproept om over alles de waarheid te spreken. Mooi, ware het niet dat de beroemde Franse dichter Jean Cocteau schreef dat poëzie een dame is met een muzikale stem die niets dan leugens vertelt.
Er wordt heel wat afgelogen, vooral als het over de waarheid gaat. Toch is liegen een van de grootste taboes. Het wordt sociaal niet geaccepteerd, de grote religies en filosofen vinden dat het niet kan, kinderen krijgen het van kleins af aan te horen en wie betrapt wordt moet zich op z’n minst flink gaan zitten schamen. Daarom zijn we er waarschijnlijk heel goed in geworden. Want in het ontdekken van een leugen zijn we nu juist weer heel slecht. Zelfs rechercheurs die ons beroepsmatig proberen te doorgronden, bakken er niet veel van. Of zijn we er zo slecht in, omdat we liever niet met de waarheid worden geconfronteerd?
Wat is liegen eigenlijk? Volgens de Dikke van Dale is liegen ‘bewust (over iets) onwaarheid, leugen spreken.’ Dus alleen als je de waarheid kent en er opzettelijk in woorden een andere weergave van geeft, is dat liegen. Dat sluit dan bijvoorbeeld zwijgen over de waarheid uit, net zo goed als iets zeggen terwijl je de waarheid niet kent of niet herinnert. Zeg maar route Rutte. Het was ook het debat over ‘Positie Omtzigt, functie elders’, dat me erover aan het denken zette.
We liegen volgens de onderzoeken -ondanks het taboe- allemaal. Gemiddeld maar liefst twee keer per dag. Een minderheid zelfs veel vaker. Hoger opgeleiden liegen meer. Adolescenten en jongvolwassenen liegen het meest. Vrouwen liegen meer ‘sociaal’ en mannen ‘scheppen meer op’. Veel ouders (meer dan 80%) liegen tegen hun kinderen, om ze iets te laten doen of ergens mee te laten ophouden: ‘Als je nu niet meegaat blijf je maar hier’. Nog afgezien van collectieve leugens als die over sinterklaas of de kerstman.
Ik informeerde bij een buurman naar het genezingsproces van zijn zieke moeder. Hij deed zijn best om niet te huilen en vertelde me dat het herstel na de operatie op zich goed verliep, maar dat bij de nacontrole een kwaadaardig vlekje was ontdekt. “Maar we hebben besloten haar voorlopig niets te zeggen. Ze is erg fragiel en kan elk sprankje hoop gebruiken. Het ‘k-woord’ mag zeker niet vallen en wanneer ze vragend zegt dat het allemaal toch wel goed komt, dan beamen wij dat onmiddellijk.” Hij legde uit dat deze omgang met de waarheid ook te maken heeft met de culturele achtergrond van zijn moeder. In het land van herkomst zouden kinderen zelfs de artsen kunnen vragen om een diagnose voor de ouder te verzwijgen.
In zijn boek ‘Lies! Lies!! Lies!!!’ onderscheidt Professor Charles V. Ford maar liefst dertien redenen om te liegen. Hij zou deze waarschijnlijk onder de noemer ‘a lie to accommodate others’ self-deception’ scharen. Wij noemen dat een leugentje om bestwil. Met de beste bedoeling, om de ander een goed gevoel te geven of niet te kwetsen. Ook andere uitdrukkingen zeggen iets over onze ambivalente omgang met liegen. Zoals: al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. Waar of niet waar? Als we een muntje zouden opgooien scoren we 50%. Wanneer we het serieus proberen vast te stellen -ook de rechercheurs dus- komen we op een schamele score van 54%. ‘Liegen alsof het gedrukt staat’, zou daar beter bij passen.
Doctor Sophie van der Zee, gespecialiseerd in detectie en preventie van oneerlijk gedrag, omschrijft liegen als ‘een poging om zonder waarschuwing vooraf (bijvoorbeeld optreden van een illusionist) een beeld over te brengen aan een ander waarvan de afzender weet dat het niet waar is. Dit beeld kan zowel gecreëerd worden door het geven van onjuiste informatie, als door het weglaten van essentiële informatie.’ Volgens die definitie is liegen dus óók iets verzwijgen, zeker als je weet dat die ander het belangrijke informatie zou vinden. En het hoeft ook niet verbaal te zijn.
Dan wordt het voor de meesten van ons toch wel echt zweten. Want tja, als mijn naam niet meer haas is, we elke scheet letterlijk moeten bekennen en als ook een lach, een kapsel of een kledingstuk kan liegen, dan hangen we. We zitten dan in het grijze gebied waar waarheid overgaat in onszelf goed willen presenteren, een leugentje om bestwil en beleefde omgangsvormen.
De grote filosofen op dit terrein zijn het er niet over eens. Kant vond dat je helemaal nooit mag liegen, zelfs niet als zich bij jou een potentieel slachtoffer schuilhoudt en de moordenaar aanbelt. Want als we ergens gaan schipperen met het nooit liegen dan verspelen we het recht om zelf niet voorgelogen te worden. Aristoteles vond dat je als mens het doel hebt de beste versie van jezelf (en daarmee gelukkig) te worden en dat je daarvoor je verstand moet gebruiken. Wat in een bepaalde situatie het beste is om te doen, hangt echter van de situatie af. Dat moet je volgens hem met praktische wijsheid beslissen en met de wetenschap dat het beste altijd in het midden ligt. Bentham vond dat je voor het grootst mogelijke geluk voor zoveel mogelijk mensen moest gaan. Daarvoor moet je naar de gevolgen van je woorden en daden kijken. Soms kun je het beste liegen om de schade te beperken. Nietzsche gaat het verst door te stellen dat liegen noodzakelijk is om te leven en dat die hele moraal dat er niet gelogen mag worden op zichzelf al een leugen is.
Hoe gaan we in het dagelijkse leven om met de spanning dat we ons regelmatig op een manier gedragen die we tegelijkertijd heel goed beheersen en verwerpelijk vinden? Het taboe opheffen? Het taboe versterken? Of liegen onder voorwaarden door de vingers zien? Wat zijn dan de voorwaarden en wie bepaalt die?
Stine Jensen gaf een van haar boeken met een knipoog naar Descartes de titel ‘Ik lieg, dus ik ben’ mee. Wat doen we met de hypocrisie rond de liegende mens? Zijn we zo goed in liegen of willen we de waarheid liever niet weten? Degene tegen wie we het meest liegen is onszelf, stelt Jensen. Maar dat kan volgens mij per definitie niet. Want om te liegen moet je de waarheid al kennen. ‘Geen mens wil de waarheid’ schrijft de Duitse filosofe Bettine Stangneth. Dát kan dan weer wel, maar de leugen willen we ook niet en de leugenaar zijn al helemaal niet. Leugens leiden tot wantrouwen en daar kun je geen gemeenschap op bouwen.
Hoe komen we uit deze paradox? Het taboe versterken kan alleen succesvol worden als we het percentage van betrappen flink weten op te voeren. Allerlei metingen aan het lichaam en ook algoritmen kunnen leugens beter opsporen dan de mens. Maar, zegt Stangneth, die zich bezighoudt met de menselijke drang naar liegen: ‘Wie echt hoopt dat men een computerprogramma zou kunnen verzinnen dat leugens op basis van een patroon herkent, schrijft met elk algoritme tegen de leugen tegelijkertijd een handleiding hoe je in de toekomst kunt liegen zonder gesnapt te worden.’ Liegen kun je namelijk leren. Kinderen van ouders die liegen, liegen bijvoorbeeld zelf ook meer. Misschien moeten we ze dan ook vaker naar Kamerdebatten laten kijken, vooral die over de vraag of iemand gelogen heeft.
Of liever toch niet meteen als hypocriete moraalridder het hoge ros bestijgen, maar aan overeenstemming werken over de vraag wanneer we wel en wanneer we niet kunnen liegen? Leugens zijn niet per definitie fout en iemand die niet de waarheid spreekt hoeft niet meteen met pek en veren de stad uit. Probeer het eens met ‘niet egoïstisch liegen, maar omwille van de ander’ en je daarbij afvragen of die ander nog blij zal zijn met je leugen als die leugen uitkomt. Ook de moeder van de buurman.
Deze column is ook verschenen op de website van Stade Advies.
Interessant, en recenter, is m.i. de zorgethiek van o.a. Michel Foucault. De vraag is niet primair naar waarheid-als-feit maar naar waarheid spreken-als-zorg.
Citaat: „Eertijds raakte de Griekse waarheid door die enkele zin "Ik lieg" aan het wankelen. De zin "Ik spreek" stelt de hele moderne fictie op de proef.”