Advertentie
financiën / Achtergrond

Verzet tegen onafhankelijke rekenkamer

Minister Ollongren stuit op veel weerstand met haar wetsvoorstel om lokale rekenkamers tot verboden terrein voor raadsleden te verklaren. Onder andere de NVRR, de belangenorganisatie voor rekenkamers, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Vereniging van Griffiers sputteren tegen.

28 september 2018
plus-en-min.jpg

Grote steden zijn juist voor

Kern van het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers van de minister van Binnenlandse Zaken is om de zogeheten rekenkamerfunctie af te schaffen. Daarmee zou elke gemeente worden verplicht om een eigen, onafhankelijke rekenkamer in te stellen. Nu hebben gemeenten bij de inrichting volgens de wet de keuze voor of een onafhankelijke, uit externen bestaande rekenkamer of een rekenkamercommissie, waarin (ook) gemeenteraadsleden zitting hebben. Naar het oordeel van de minister leiden te veel rekenkamercommissies een nagenoeg slapend bestaan.

Het schrappen van de rekenkamerfunctie ziet de VNG echter niet als een oplossing van dat probleem. Volgens de gemeentekoepel zijn het juist de ‘zachte factoren’ als betrokkenheid, politiek gevoel, stijl van opereren en cultuur die de effectiviteit van rekenkamers bepalen. Bovendien bevat het huidige wetsvoorstel in de ogen van het VNG-bestuur dusdanige tegenstrijdigheden ‘dat wij juist risico’s zien dat de lokale rekenkamer aan kracht inboet.’

De VNG adviseert de minister dan ook ‘dringend’ niet nu over te gaan tot afschaffing van de rekenkamerfunctie. In plaats daarvan wil de koepelorganisatie eerst de resultaten van een lopend onderzoek van de werkgroep lokale rekenkamer af te wachten. Die werkgroep is, nota bene op verzoek van de minister, onlangs van start gegaan en gaat enkele tientallen gemeenten interviewen met een slecht functionerende rekenkamercommissie.

Min of meer dezelfde lijn volgt de Vereniging van Griffiers, die ook de bevindingen van de werkgroep wil afwachten. ‘Ons advies is om hun bevindingen eerst af te wachten, zodat regelgeving, als dat nodig blijkt, aangepast kan worden op basis van door deze gemeenten ervaren knelpunten’, aldus de griffiers. ‘Wij pleiten ervoor, zoals wij dat in 2015 ook hebben gedaan, om de samenstelling van de rekenkamerfunctie bij de gemeenten zelf te laten. Het wel of niet deel uit maken van de rekenkamerfunctie van raadsleden blijkt immers niet samen het hangen met de geleverde kwaliteit of de doorwerking van adviezen.’

Eerder deze maand liet de Nederlandse Vereniging van Nederlandse Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) de minister al weten tegen volledig raadslid-loze rekenkamers te zijn. Wat de belangenorganisatie betreft mogen raadsleden best nog lid zijn, zolang ze maar niet de meerderheid vormen in de rekenkamer en de voorzitter een onafhankelijke externe is.

Minimaal budget
De belangrijkste reden voor de minister om tot een andere inrichting van lokale rekenkamers te komen, is het gegeven dat een aantal gemeenten er zogeheten slaaprekenkamers op nahield: ze werden op papier opgericht (waarmee in principe aan de wet werd voldaan), maar kregen geen budget. Of het wetsvoorstel aan die praktijk een einde maakt, is volgens veel criticasters maar zeer de vraag. ‘Het niet functioneren van rekenkamers is vaak het gevolg van het ontbreken van een verordening of van voldoende budget.

Deze knelpunten zijn in het verleden niet aangepakt en worden met het wetsvoorstel ook niet verholpen’, aldus een meerderheid van de gemeenteraad van Haarlem in haar reactie op het wetsvoorstel van Ollongren. ‘Het vormen van een externe rekenkamer zal juist voor de gemeenten, die nu geen budget willen vrijmaken voor de rekenkamerwerkzaamheden een nog grotere drempel vormen om in de nieuwe opzet wel aan de regels te voldoen.’

De Vereniging van Griffiers ziet er evenmin een been in dat de vaststelling van het budget van een rekenkamer wordt overgelaten aan de gemeenteraden. Via een minimaal budget zou een onwillige gemeente – ook onder de nieuwe wettelijke regeling – het werk van de rekenkamer nog steeds kunnen frustreren, zelfs als die rekenkamer onafhankelijk is. ‘Wellicht is een normbedrag of zelfs verplichte minimum besteding per inwoner dan een beter instrument’, aldus de griffiers in hun reactie op het wetsvoorstel.

Extra kosten
De VNG wijst in haar reactie op het wetsvoorstel de minister ook nog op de extra kosten die ontstaan als het merendeel van de gemeenten hun rekenkamerfunctie moet omzetten in een verplichte rekenkamer. Bij de ter consultatielegging van het wetsvoorstel had de minister aangegeven dat gemeenten als gevolg van de wetswijziging niet op extra geld van het rijk hoeven te rekenen. Ollongren onderbouwt dat in haar voorstel met de opmerking dat in het verleden reeds middelen aan het gemeentefonds waren toegevoegd ten behoeve van de rekenkamer. Anders gezegd, er is al rekening gehouden met de kosten. Materieel verandert het wetsvoorstel de taken van gemeenten niet, dus acht ze het oorspronkelijke budget toereikend. En omdat gemeenten in het wetsvoorstel worden aangespoord gemeenschappelijke rekenkamers te vormen, is er volgens de minister straks sprake van meer efficiëntie.

Volgens de VNG is dat geen gedegen onderbouwing van de financiële impact van bijvoorbeeld de transitiekosten voor gemeenten. Voor de koepelorganisatie is het zo klaar als een klontje dat het omvormen van de lokale rekenkamerfunctie naar een lokale rekenkamer een arbeidsintensief proces en invoeringskosten met zich meebrengt. ‘Het zal geen kleine en kosteloze stap zijn.’

G-4 positief
Zijn er dan geen voorstanders voor de hoofdlijn van het wetsvoorstel? Jawel, de rekenkamers van de grote steden. De verschillende vormen waartussen nu nog kan worden gekozen bij de invulling van de rekenkamerfunctie zorgt volgens hen voor ‘onnodige verwarring over de betekenis en rol van de rekenkamer.’ Zij ondersteunen het voorstel van de D66-bewindsvrouw om het onmogelijk te maken dat raadsleden volwaardig lid zijn van een rekenkamer.

Namens de rekenkamers van Amsterdam, Utrecht en Den Haag laat de Rekenkamer Rotterdam de minister weten dat zij het vanuit vooral principiële redenen onjuist vinden dat raadsleden als mogelijk object van onderzoek ook deel kunnen uitmaken van een rekenkamer. Ook niet in de rol van adviseur, zoals de minister voorstelde, vanwege dezelfde principiële opvatting.

Een raadslid moet dan als mogelijk object van onderzoek niet aan het roer zitten. ‘We achten het onjuist als de raad de mogelijkheid krijgt hierbij de spelregels te bepalen’, aldus directeur Paul Hofstra van de Rekenkamer Rotterdam. Het moet volgens hem voor een rekenkamer altijd mogelijk zijn tot besluitvorming over een onderzoek te komen zonder aanwezigheid van raadsleden. Hofstra en zijn collega’s van Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn bang dat er anders weer een weeffout in de wet zit die tot allerlei misverstanden aanleiding kan geven.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie