Reclame, hypotheken en brandstofverkooppunten vpb-belast
Uitspraken over door de gemeente uitgevoerde activiteiten.
De afgelopen tijd zijn er, in navolging van de eerste uitspraak waarover we al eerder een perspectief schreven, diverse Rechtbankuitspraken gepubliceerd over de fiscale kwalificatie voor de vennootschapsbelasting (hierna: vpb) van een aantal door de gemeente uitgevoerde activiteiten. Deze uitspraken zien niet alleen op de activiteit ‘reclame’ maar ook op de kwalificatie van ‘personeelsleningen’ (zie het hiervoor genoemde eerdere perspectief) en ‘brandstofverkooppunten’.
Reclame-activiteit
In elk van de tot op heden gevoerde procedures vormde de activiteit ‘reclame’ onderwerp van geschil. Gemeenten nemen ten aanzien van deze activiteit verschillende standpunten in op basis waarvan zij van mening zijn dat geen sprake is van belastingplicht voor de vpb.
De betreffende gemeenten hebben verschillende standpunten ingenomen op grond waarvan zij van mening zijn dat geen sprake is van belastingplicht voor de vpb. In eerste instantie is men van mening dat geen sprake is van een winststreven (lees: ‘min of meer structurele overschotten’) omdat de reclame-activiteit moet worden geclusterd met de activiteit ‘beheer en inrichting van de openbare ruimte’. Daarnaast is het standpunt ingenomen dat geen sprake is van een ‘duurzame organisatie van arbeid en kapitaal’. Deze standpunten worden echter door de verschillende rechtbanken afgewezen.
In een van de procedures oordeelt de rechtbank dat desondanks geen sprake is van een winststreven. Reden hiervoor is dat de rechtbank goedkeurt dat diverse kostenposten, waaronder kosten voor handhaving en toezicht, in aanmerking mogen worden genomen. In de praktijk zien we echter dat de Belastingdienst zeer kritisch is op het toerekenen van dergelijke indirecte kosten.
Brandstofverkooppunten
Een ander geschilpunt in de recente uitspraak van Rechtbank Den Haag betreft de vpb-kwalificatie van de verhuur van brandstofverkooppunten. Ten aanzien van deze activiteit is de rechtbank van oordeel dat twee separate activiteiten bestaan, namelijk het door middel van een veiling in de markt zetten van huurrechten op tankstation-locaties en de verhuur van die locatie aan de hoogste bieder. Deze activiteiten zijn naar het oordeel van de rechtbank echter dusdanig met elkaar verweven dat deze activiteiten voor de vpb met elkaar moeten worden ‘geclusterd’ (lees: in samenhang moeten worden beoordeeld).
Vervolgens komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van ‘normaal vermogensbeheer’. Volgens de rechtbank is, gelet op de verrichte arbeid sprake van ‘arbeid plus’ en gelet op de veiling, sprake van ‘rendement plus’. De activiteit ‘brandstofverkooppunten’ kwalificeert daardoor (uitgaande van een winststreven) als een ondernemingsactiviteit voor de vpb.
Hoe nu verder?
Wij verwachten dat een of meerdere van de procedures uiteindelijk eindigen bij de Hoge Raad. Wij adviseren om in de tussentijd te inventariseren of in uw gemeente sprake is van opbrengsten uit reclame(concessies), verstrekte leningen en/of brandstofverkooppunten. Daarnaast adviseren we om, indien sprake is van opbrengsten uit reclame(concessies) en/of opbrengsten uit verstrekte leningen, kritisch te kijken naar de kosten die aan deze activiteiten kunnen worden toegerekend. Wij zijn u hierbij uiteraard graag van dienst. We wachten het vervolg van de procedures op dit gebied met interesse af en informeren u uiteraard bij nieuwe ontwikkelingen.
Ruud Lemmens
Senior Manager
Belastingadvies
Robbert van den Hurk
Partner Belastingadvies
Jeroen Cremers
Partner Belastingadvies
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.