Ramingen ministeries soms onjuist of gedateerd
De meerjarenramingen in begrotingen van ministeries zijn soms gebaseerd op onjuiste of gedateerde veronderstellingen. Dat concludeert de Algemene Rekenkamer op basis van een onderzoek waarin het vijf casussen behandelde. Het is hierdoor onduidelijk hoeveel geld er op korte en lange termijn beschikbaar is en maakt het voor het parlement moeilijk om de taken uit te voeren. Onnauwkeurige ramingen kunnen ook nadelige gevolgen hebben voor de publieke dienstverlening.
De meerjarenramingen in begrotingen van ministeries zijn soms gebaseerd op onjuiste of gedateerde veronderstellingen. Dat concludeert de Algemene Rekenkamer op basis van een onderzoek waarin het vijf casussen behandelde. Het is hierdoor onduidelijk hoeveel geld er op korte en lange termijn beschikbaar is en maakt het voor het parlement moeilijk om de taken uit te voeren. Onnauwkeurige ramingen kunnen ook nadelige gevolgen hebben voor de publieke dienstverlening.
Inschatting
‘Door de manier waarop meerjarenramingen tot stand komen, is het onzeker of de cijfers die het parlement ziet in de departementale begroting werkelijk de beste inschatting zijn van de uitgaven die nodig zijn om het beleid ongewijzigd voort te zetten’, schrijft de Rekenkamer. De veronderstellingen zijn niet altijd actueel en accuraat en ramingsmodellen hebben vaak wel kwaliteitswaarborgen voor de hoeveelheid maar veel minder vaak voor de prijs.
Onduidelijke keuzes
Ook worden de uitkomsten van ramingen soms ‘aangepast om ze in het beschikbare budget te laten passen’. Het gevolg is dat onderliggende keuzes voor het parlement niet duidelijk zijn. Terwijl meerjarenramingen de best mogelijk inschatting zouden moeten vormen voor noodzakelijke uitgaven. Hiermee kan het parlement haar budgetrecht uitoefenen, oftewel de hoogte, het doel en het nu van de rijksuitgaven.
Stelselmatig te laag
Een voorbeeld van een onjuiste veronderstelling is bijvoorbeeld dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uitgesteld onderhoud niet betrok bij de meerjarige budgetbehoefte van het hoofdvaarwegennet. Hierdoor werd er stelselmatig te laag geraamd. Volgens de Rekenkamer vormde dit een risico voor de doelmatige instandhouding van het hoofdvaarwegennet.
1984
Een niet-actuele veronderstelling is bijvoorbeeld dat de raming van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de bekostiging van universiteit gebaseerd was ‘op tijdschrijfgegevens onder universitair medewerkers uit 1984’.
Gevolgen
Te krappe of te ruime budgetten kunnen nadelige gevolgen hebben voor de publieke dienstverlening. Als de budgetten ruimer zijn dan de raming ‘dan is er een risico op ondoelmatige uitgaven’. Zijn de budgetten krapper, dan bestaat het risico dat er moet worden bezuinigd op zaken als onderhoud of dienstverlening. Momenteel waarschuwen veel instanties al voor ‘verschaling’ van het onderhoud en de dienstverlening vanwege de moeite die gemeenten hebben om hun begroting rond te krijgen.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.