Raad mist zicht op samenwerkingsverbanden
Het Groninger college heeft onvoldoende overzicht van de risico’s bij de samenwerkingspartijen. De raad heeft geen zicht op wat er zich in samenwerkingsverbanden afspeelt. Dit constateert de rekenkamercommissie op basis van onderzoek in zijn rapport Samenwerking in Groningen.
De gemeenteraad van Groningen heeft geen zicht op wat er zich in samenwerkingsverbanden afspeelt. Dat ligt voor een deel aan de raad zelf, die door de bank genomen pas in actie komt als er iets loos is. De meeste samenwerkingsverbanden staan nauwelijks op de agenda van de raad, ook niet om in de gaten te houden of de beoogde doelen wel worden bereikt.
Acute problemen
Pas als er acute, meestal financiële problemen dreigen, of wanneer deze onoverkomelijk zijn, wordt er uitgebreid over gesproken. Dat constateert de rekenkamercommissie van de gemeente Groningen in haar rapport Samenwerking in Groningen.
Risico’s niet in beeld
Niet alleen de raad, maar ook het college moet de vinger beter aan de pols houden, vindt de rekenkamercommissie. Het Groninger college heeft onvoldoende overzicht van de risico’s die worden gelopen bij de samenwerkingspartijen. Daarbij gaat het om zowel financiële als beleidsmatige risico’s. Bovendien is het niet altijd duidelijk of langer lopende samenwerkingsrelaties en -vormen nog passend zijn.
Tegen het licht houden
De gemeente zou er goed aan doen om op gezette tijden de samenwerkingsverbanden raadsbreed te bespreken. Jaarlijks zouden voortgang, risico’s en de realisatie van beoogde doelstellingen tegen het licht gehouden moeten worden. Eens per vier zou de raad over nut en noodzaak van bestaande verbonden partijen − partijen waarmee de gemeenten een subsidierelatie en/of aandeelhouderschap mee is heeft − moeten doorpraten. Centrale vraag daarbij zou moeten zijn of de gekozen samenwerkingsvorm nog past bij het realiseren van de beoogde doelstellingen, of dat beëindiging dan wel een andere vorm meer op zijn plaats is.
Structureel agenderen
De rekenkamercommissie doet vier aanbevelingen. Het college moet een beter totaalinzicht krijgen in de risico’s die de gemeente loopt met de samenwerkingspartijen. Raad en college moeten afspraken maken over het structureel agenderen van samenwerkingsverbanden en de informatie die B&W daarvoor moet aanleveren.
Periodieke evaluatie
De raad moet met een afwegingskader gaan werken, op basis waarvan hij voor het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden een afgewogen besluit kan nemen over gewenste vorm, de mate waarin de gestelde doelen worden gehaald en hoe de raad daarover wordt geïnformeerd. Vervolgens moet periodiek worden geëvalueerd in hoeverre de doelen die bij het aangaan van de samenwerking ook worden gerealiseerd.
Het college adviseert de raad de aanbevelingen over te nemen. Het rapport van de rekenkamercommissie wordt er op 19 februari besproken.
Reacties: 6
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Een van de conclusies is dat niet zozeer de rechtsvorm leidend moet zijn voor de inrichting van een verbonden partij maar het besturingsmodel. In de praktijk wordt snel gegrepen naar (of door het rijk aangestuurd op) een gemeenschappelijke regeling terwijl een opdrachtgevers contractvariant of overheidscorporatie betere sturingsmogelijkheden geeft. Ook vanuit kaderstelling en controle. Een verder aandachtspunt is de 'zuiverheid' van de bezetting van de zetels in een gemeenschappelijke regeling. Vooral de positie van collegeleden in een DB en AB kan precair zijn.
Een tweede conclusie is dat er vanuit kaderstelling en controle een focus moet zijn op de opdracht aan de verbonden partij (wat draagt die bij aan de eigen ambities), het besturingsmodel en de financiële kaders. Dat betekent dat het accent van de informatievoorziening aan de raad of staten ook hierop moet liggen en bijvoorbeeld niet zozeer op de organisatie zelf. Wat betreft de prestaties van een verbonden partij is een belangrijk aandachtspunt wat deze bijdragen aan de realisatie van de eigen (gemeentelijke, provinciale of gezamenlijke ambities).
Verder is een conclusie dat het staten (en raads)leden vaak aan kennis en tijd ontbreekt om de juridische en bedrifjseconomische/financiele complexiteit van verbonden partijen te doorgronden. Belangrijke lessen daarbij zijn zorgen voor een vroegtijdige kaderstelling (positionpaper) vanuit de raad of staten, het structureel organiseren van eigen deskundigheid maar vooral ook niet onder druk instemmen met zaken die niet goed te doorgronden zijn.