De vernieuwde NORA
Het katern Strategie van de NORA 3.0-architectuur is een zeer zinvolle eerste stap.
Na NORA 1.01 (2006) en NORA 2.0 (2007) werkt ICTU nu aan NORA 3.0. Door de modulaire structuur van deze laatste versie wordt ons beloofd dat het geheel veel overzichtelijker zal worden. Het katern ‘Strategie’2 is het eerste document dat nu min of meer klaar is3. Dit katern beschouwen de auteurs als de basis voor NORA. Een echt basisdocument is een hele verbetering ten opzichte van NORA 2.0., maar ik begrijp niet waarom het dan niet gewoon basisdocument heet in plaats van strategiekatern. Er is trouwens niets strategisch aan, en het is in feite bedoeld als een ‘verkoopbrochure’ over architectuur voor het topmanagement.
Er wordt gesteld dat er inhoudelijk niet echt veel is veranderd. Dus mijn eerste opwelling was: ‘noem het dan niet 3.0, maar 2.5!’. Een nadere analyse van dat katern ‘Strategie’ leert echter dat het ICTU-team zeer zinvol bezig is geweest, je zou zelfs kunnen stellen dat zij een fundamentele herbezinning hebben uitgevoerd. Dat was dan ook wel hard nodig! Want, laten we eerlijk zijn, NORA 1.0 en 2.0 waren in feite eenvoudige onsamenhangende knip-en-plakwerkjes uit de wereldlectuur aangaande digitale architectuur en IT-engineering zonder een duidelijke originele visie. Het enige verdienstelijke van die eerdere versies lag in het identificeren en beschrijven van enkele standaarden en bouwblokken. Mij is echter nog steeds niet duidelijk hoe de inventarisatie van deze bouwstenen is verricht. Welke systeemtheoretische overweging heeft aan deze opsomming ten grondslag gelegen? Is deze opsomming wel limitatief? Maar, eerlijkheidshalve dient ook te worden opgemerkt dat het onderkennen en etaleren van de noodzaak van iets als NORA een belangrijke verdienste is geweest van deze eerste twee versies.
Wat is dan de essentie van die fundamentele herbezinning?
Ten eerste lijkt een begin te worden gemaakt om het informatieverkeer onder architectuur te brengen door het expliciteren van interoperabiliteitscriteria4. Dat is een hele verbetering ten opzicht van de vorige versie. Interoperabiliteit ligt echter op het niveau van standaarden, daar horen dus wel architectuurprincipes boven waarvan deze standaarden een concretisering zijn.
Door interoperabiliteit zijn overheidsorganisaties in staat elkaars informatie te begrijpen (syntactisch en semantisch) en weten zij wat de gevolgen zijn van de digitale services die zij van elkaar gebruiken (pragmatisch). In een fundamentele herbezinning over de samenwerking tussen relatief onafhankelijke organisaties is het cruciaal eerst te werken aan interoperabiliteit, en de architectuur van het applicatielandschap en de infrastructuur van de afzonderlijke overheidsorganisaties zelf nog even met rust te laten.
Ten tweede wordt het cruciale belang van een begrippenkader expliciet onderkend om de potentiële begripsverwarring te vermijden. Het zou goed zijn als die gedeelde taal in de gehele architectuurwereld in Nederland zou worden geaccepteerd, en wellicht beheerd door het NNI. Ik hoop althans dat naast de overheid ook de zorgsector en de onderwijssector zich zullen gaan conformeren aan NORA en wellicht dat grote delen van het bedrijfsleven volgen. Ik zie namelijk niet in waarom ik met mijn bank op een andere wijze zou willen communiceren dan met een overheidsinstelling. Ik hoop dat er over dat katern snel consensus zal zijn.
Ten derde wordt met een nieuwe blik naar de principes gekeken. Het is zeer verstandig dat in die fundamentele herbezinning eerst tien basisprincipes zijn geformuleerd alvorens over te gaan naar de echte architectuurprincipes. Deze basisprincipes worden ‘verkocht’ als de belangrijkste kenmerken van overheidsdienstverlening en vertonen gelukkig niet die techneutenuitstraling5 als de twintig fundamentele principes uit NORA 2.0.
Hoewel de tien basisprincipes uit NORA 3.0 veel compacter lijken dan de twintig fundamentele principes uit NORA 2.0, vraag ik mij af of deze tien echt limitatief zijn en voldoende disjunct. Sommige lijken nogal functioneel van aard. Nu wordt weliswaar voor elk basisprincipe in de onderbouwing de bron van het principe weergegeven, maar ik vraag mij af of deze bronnen zelf wel zijn geformuleerd vanuit de afnemer (burgers, bedrijven, en andere overheidsinstellingen). Ik zou daarom graag een directe relatie zien tussen de basisprincipes en de kwaliteitseisen vanuit de afnemer. Maar eigenlijk had ik liever gezien dat er echte strategische uitgangspunten6 waren gedefinieerd. Daarnaast mis ik toch ook een herleiding naar een echte integrale toekomstvisie op de e-samenleving7.
Communicatieruimte
Ik mis in die fundamentele herbezinning de digitale communicatieruimte8 voor de burger (een soort uitbreiding op de PIP9, die eerder al was aangekondigd). Ik hoop dat dat nog wordt recht getrokken, want een digitale communicatieruimte hoort er bij een moderne architectuur wel bij als je beweert dat je de afnemer centraal zet.
Hoewel NORA een raamwerk heet te zijn, geldt daarvoor in feite hetzelfde als voor een individuele architectuur. Deze dient afgestemd te zijn op de IT-volwassenheid van de onderhavige organisatie. In dit geval het gemiddelde van alle betrokken overheidsorganisaties. Dat vereist dus een stapsgewijze verfijning van het betreffende raamwerk en een heldere architectuurgovernance. Ik krijg geen duidelijkheid hoe de architectuurgovernance over NORA eigenlijk in elkaar zit, laat staan over de gehele architectuurfamilie van de overheid (dus NORA, MARIJ, GEMMA, etc etc.).
Omdat NORA nog niet uitgekristalliseerd is, lijkt het mij verstandig als ICTU het vervolg kenbaar maakt. Mijn voorlopige voorstel zou zijn: NORA 3.5 ‘governance van de architectuurfamilie bij de totale overheid’, NORA 4.0 ‘architectuurprincipes concreter, specifieke architectuurconcepten en bouwblokken’ en ten slotte NORA 5.0 ‘architectuurvisualisaties als oriënteringsplaten om de verschillende organisaties binnen de overheid inclusief hun samenwerkingsvormen en ketens te positioneren’.
Voorts hoop ik dat er een expliciete gebruiksaanwijzing komt hoe NORA-conformiteit dient te worden bereikt van het hoogste niveau van referentiearchitectuur tot en met een individuele architectuur.
Er zijn geluiden, met name van ICT~Office, dat NORA standaard onderdeel dient te worden voor aanbestedingen. Persoonlijk zou ik de aanbesteding richting de bouwer pas willen laten beginnen na de functionele specificaties. Dat impliceert dat bij aanbesteding alleen dient te worden vermeld van welke NORA-bouwblokken dient te worden uitgegaan. Het functioneel ontwerp wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de architect en dus conform NORA, lijkt mij.
Conceptueel
Bij het doorlezen van het eerste katern van NORA 3.0 krijg ik het stellige gevoel dat om redenen van haast er een soort ‘middle out’ benadering is toegepast, dus voortbouwend op allerlei beleidsdocumenten die ook niet gebaseerd zijn op een integraal toekomstbeeld van de e-samenleving. Daar is niets op tegen. Maar om te voorkomen dat er net als bij de Belastingdienst een paar jaar geleden, over een paar jaar voor de totale overheid een complexiteitsreductieprogramma dient te worden opgesteld, zou ik het conceptuele kader veel meer aandacht geven.
Als ik als architect een digitale (referentie)architectuur zou mogen formuleren voor de overheid (of zelfs de gehele publieke sector) zijn er twee separate aandachtsgebieden: het informatieverkeer tussen de relatief onafhankelijke overheidsorganisaties10 en een referentiearchitectuur voor die overheidsorganisaties, eventueel verbijzonderd naar specifieke domeinreferentiearchitecturen.
De architectuur van bovengenoemd informatieverkeer zou zelfs veel verder kunnen gaan dan de overheid. Het lijkt immers wenselijk dat het informatieverkeer tussen burgers onderling, tussen burgers en private ondernemingen en zelfs tussen private ondernemingen onderling aan dezelfde architectuur gaat voldoen.
Het is de vraag of er voordat een overheidsarchitectuur wordt opgesteld eerst niet een architectuur voor de digitale samenleving hoort te worden geschetst, waarin de NORA hoort te passen, en die tevens infrastructurele voorzieningen schetst voor een e-samenleving die door de overheid wordt gefaciliteerd.
Ik zou daarom beginnen een expliciete visie op de gewenste toekomstige digitale samenleving te formuleren. Een architect dient zich eerst een beeld te vormen over hoe burgers en bedrijven (horen te) functioneren in een digitale samenleving. Daarop dient een toekomstbeeld te worden geschetst van de daarin passende gewenste digitale overheid. Voorts rijst dan de vraag wat de overheid levert aan faciliteiten11 om die digitale samenleving optimaal te laten functioneren. Etaleer beide beelden heel breed, via het internet, zodat elke burger de mogelijkheid heeft om laagdrempelig zijn commentaar te geven. Daarna kan op basis van deze beelden de overheidsarchitectuur worden geformuleerd. Deze beelden zouden de belangrijkste bron dienen te zijn van de architectuurprincipes. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de concerns, het ecosysteem en de bestaande situatie die onder andere tot additionele architectuurprincipes aanleiding kunnen geven.
Afsluitend, NORA 3.0 lijkt een verstandige stap in een goede richting. Het zou alleen wat sneller mogen en er dient een echte conceptuele onderbouwing te worden gemaakt. Het lijkt mij verstandig het katern ‘Strategie’ om te bouwen naar enerzijds een echt basisdocument dat conceptueel stevig in elkaar zit en anderzijds een vlotter geschreven verkoopbrochure om overheidsbestuurders van de noodzaak van architectuur en NORA in het bijzonder te overtuigen.
- Dit stuk werd eerder gepubliceerd in sterk verkorte vorm in Automatisering Gids, 29 mei 2009, nummer 22, pagina 18.
dr. Daan Rijsenbrij is principal architect in de Digitale Wereld & personal IT-coach. Zie ook www.digital-architecture.net
1 NORA staat voor Nederlandse Overheid Referentie Architectuur, zie www.noraforum.nl.
2 Deze column is gebaseerd op het NORA-katern Strategie, versie 1.0, distributie13, revisie 664 (23 april 2009).
3 Het wachten was op de formele vaststelling door het college Standaardisatie op 20 mei.
4 Interoperabiliteit heeft als doel dat burgers, bedrijven en andere overheidsorganisaties in staat zijn informatie en digitale services van overheidsorganisaties in hun eigen taken en werkprocessen effectief te kunnen gebruiken.
5 Er is niets mis met technologie. Maar technologie is slechts een mogelijke invulling en mag geen doel op zich zijn.
6 Strategische uitgangspunten zijn richtinggevende uitspraken die voortkomen uit de visie en strategie van de overheid ten aanzien van haar informatisering/digitalisering en dienen om de digitale (referentie)architectuur in te kaderen.
7 Ik zou daarvoor een expliciet beeld willen krijgen hoe de e-samenleving er over drie jaar uit dient te zien en hoe zij er over tien jaar uit zou kunnen zien.
8 Zie ook mijn column over de persoonlijke digitale werkruimte in de Automatisering Gids, 27 februari 2009, nummer 9, pagina 14.
9 Persoonlijke Internet Pagina: http://www.e-overheid.nl/atlas/overzichtskaarten/pip/pip.xml.
10 en natuurlijk met de afnemers (burgers en bedrijven).
11 Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat aan ieder Nederlander bij geboorte een emailadres met een virusvrije emailbox ter beschikking wordt gesteld. Wellicht gratis Internet (immers de openbare ruimtes in Nederland zijn ook gratis te gebruiken), met veilige digitale discussieruimtes. Voorts zou het wenselijk zijn dat er gratis betrouwbare back up faciliteiten komen en non repudiation faciliteiten in het emailverkeer.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.