De urgentie van interoperabiliteit
De commissie Wallage/Postma meldt in ‘Het uur van de waarheid’ dat de invoering van de elektronische overheid vooral wordt gezien als ‘een technische operatie, zonder duidelijke relatie met de beleidsdoelstelling’. De politiek-bestuurlijke belangstelling voor dit onderwerp blijkt zeer beperkt. Dat laatste staat in schrille tegenstelling met de aandacht vanuit politiek-bestuurlijke hoek voor de keuze van een specifieke soort software voor de overheid.
Eind 2007 presenteerde de commissie Wallage/Postma het advies ‘Het uur van de waarheid’. In dit advies constateert de commissie dat er voor de vormgeving van de elektronische overheid nog onvoldoende gevoel van urgentie bestaat. Dit gebrek aan urgentie gaat samen met onvoldoende samenhang op lokaal en landelijk niveau. De commissie constateert dat er eerder een probleem bestaat over sturing en afstemming dan over bijvoorbeeld financiën.
Om dit gebrek aan afstemming te accentueren, geven zij in het advies een eigen definitie van de elektronische overheid. De commissie maakt duidelijk dat er nog steeds geen eenduidige en duidelijke toekomstvisie bestaat over de doorontwikkeling van de overheid op basis van bestaande en komende technologische mogelijkheden. De commissie maakt op basis van de eigen definitie keuzes die wel een duidelijke richting geven en schetsen daarbij dat een aantal ontwikkelingen op dit vlak als basisvoorziening voor de hedendaagse overheid zijn aan te merken.
De commissie kiest duidelijk voor het primair realiseren van zowel landelijke als lokale infrastructurele oplossingen, zoals de basisregistraties. Ook kiest zij duidelijk voor het aanbrengen van verbindingen tussen gemeenten onderling en gemeenten en andere overheidsorganisaties. Bijvoorbeeld met de inzet van een standaard overheidsservicebus. Doel van het aanbrengen van deze verbindingen is het kunnen uitwisselen van gegevens en informatie tussen diverse overheidsorganisaties over bijvoorbeeld personen en bedrijven. De commissie kiest hierbij voor het verplicht gebruik van open standaarden als BSN en het bedrijvennummer.
Verder is de commissie van mening dat lokale overheden en andere overheidsorganisaties verplicht in- en extern (her)gebruik moeten maken van de reeds binnen de overheid beschikbare gegevens en informatie. Met deze keuzes geeft de commissie duidelijk sturing en inhoud aan de vormgeving van interoperabiliteit binnen de overheid. De commissie Wallage/Postma onderstreept daarmee de urgentie van het realiseren van interoperabiliteit binnen de overheid en de toepassing van open standaarden. Enkel daarom al verdient het urgentieprogramma extra aandacht van staatssecretaris Heemskerk bij de realisatie van zijn actieplan ‘Nederland open in Verbinding’.
De commissie ziet echter ook de problemen bij het realiseren van interoperabiliteit binnen de overheid. Zij constateert dat het realiseren van interoperabiliteit binnen de overheid een moeizaam en langdurig proces zal zijn en stelt vast dat : “Implementeren is het uitvoeren van omvangrijke en diep ingrijpende veranderingsprocessen, waarbij niet alleen de techniek, maar ook vele primaire en ondersteunende processen op de schop gaan. Processen waarbij ook de gemeentelijke organisatie en de taken van vele mensen veranderen”. Het tot stand komen van interoperabiliteit binnen de overheid is niet alleen een technische kwestie zo constateert de commissie.
Het vraagt op zowel lokaal als landelijk niveau om een samenhangende visie over de plaats van de overheid binnen de samenleving, de toepassing van technologie daarin en een ontwikkelingspad voor de organisatie die het moet uitvoeren. Daarin tast de commissie de lokale autonomie niet aan. Elke lokale overheid, elke overheidsorganisatie heeft en behoudt zelf de autonomie om vorm en inhoud te geven aan dit proces van ontwikkeling en verandering. Het doel waarop gezamenlijk wordt gericht, is een overheid die kan functioneren in verschillende netwerken bij de aanpak en oplossing van maatschappelijke problemen en er daarmee tevens voor zorgt dat de burger een overheid krijgt die een degelijk en betrouwbaar antwoord heeft op zijn vragen.
Vreemd blijft het wel dat de commissie ondanks dit alles moet constateren dat een groot deel van de gesprekspartners de invoering van de elektronische overheid vooral ziet als ‘een technische operatie, zonder duidelijke relatie met de beleidsdoelstelling’. De commissie wijt dit laatste vooral aan het feit dat de politiek-bestuurlijke belangstelling voor dit onderwerp lokaal en nationaal zeer beperkt is. Dat laatste staat dan in schrille tegenstelling met de aandacht vanuit politiek-bestuurlijke hoek in dezelfde periode voor de keuze van een specifieke soort software voor de overheid. Daar had de landelijke politiek alle tijd en aandacht voor en het belang van deze keuze mocht zeker niet als een technische kwestie worden afgedaan.
Ben van Lier schrijft regelmatig weblogs op de Centric-partnerpagina
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.