Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Wethouder bij tekort snel het haasje

Als de uitgaven en inkomsten van de gemeente niet in balans zijn, raakt de positie van de verantwoordelijke wethouder financiën makkelijk onder druk. Dat blijkt uit onderzoek dat Ronald Vuijk, zelf oud-wethouder, deed aan de Radboud Universiteit.

25 september 2020
Ontslagen-shutterstock-471683417.jpg

Onderzoek bestuurlijk gevolg van financiële tekorten

54 wethouders financiën maakten tussen 2010 en 2014 de ambtstermijn niet af en Ronald Vuijk onderzocht voor deze periode de ontwikkeling van de solvabiliteit (schuld versus vermogen) van 245 gemeenten. Het verband was zwak, maar het was er. ‘Dat betekent dat als de solvabiliteitsratio verslechtert de kans op vroegtijdig ontslag inderdaad significant groter is’, schrijft Vuijk in zijn proefschrift. ‘Als de solvabiliteit verbetert, dan neemt de kans toe dat de wethouder de termijn af mag maken.’

‘Er is een verband, maar het is zeker geen wetmatigheid’, licht Vuijk toe. ‘Sommige wethouders moeten opstappen terwijl ze het heel goed doen en sommige doen het niet goed en mogen blijven.’ Om hiervoor mogelijke verklaringen te ontdekken – geen sluitende verklaringen, maar mogelijkheden voor verder onderzoek – onderzocht hij enkele casussen. In Winsum ging het bijvoorbeeld hartstikke goed en mocht de wethouder blijven, terwijl het in Drimmelen in een vergelijkbare situatie ook hartstikke goed ging en de wethouder moest vertrekken. Wethouder financiën Jan van Meggelen stapte op in 2012. ‘De wethouder was er klaar mee’, vertelt Vuijk.

‘Zijn voorstel werd gehonoreerd, maar hij kreeg niet het vertrouwen dat hij wilde. Niet dat hij géén vertrouwen kreeg – het was niet van het niveau dat hij wilde.’ Terwijl de solvabiliteit met 14 procentpunten was verbeterd, stapte Van Meggelen op. Deze casus gaat dus tegen de hypothese van het onderzoek in.

Uit die casussen kwamen enkele interessante mogelijkheden voort die invloed kunnen hebben: de grootte van de financiële reserves, het moment van aankondigen van financiële tegenvallers, de verdeeldheid binnen de raad, de politieke fragmentatie en de houdbaarheidsdatum van wethouders.

Gunfactor
‘De houdbaarheidsdatum haalden we uit de literatuur’, vertelt Vuijk. ‘Gemeente en bestuur kunnen op elkaar uitgekeken raken. In de eerste termijn van een wethouder is meestal de gunfactor aanwezig, maar na een tijdje kent de wethouder de raad en kent de raad de trucs van de wethouder.’

Toen hij met het onderzoek begon, verbaasde Vuijk zich over de afwezigheid van aandacht in de literatuur voor de rol van individuele bestuurders. ‘Gemeenten worden als geheel afgerekend op hun prestaties: kunnen ze voldoende woningen realiseren, worden wegen goed onderhouden, vervullen ze hun taken goed? En er wordt bijvoorbeeld sinds 1850 al onderzoek gedaan naar de invloed van gemeente - kenmerken zoals het aantal bewoners.’ Maar het viel hem op dat in het bestaande onderzoek naar bestuurskracht de individuele bestuurders geen rol leken te spelen.

‘Je zou het idee kunnen krijgen dat het niet uitmaakt of je goede wethouders hebt of niet. Maar dat is dus niet zo. De wethouder financiën komt wel degelijk onder druk te staan.’

Bovendien wilde hij antwoord op iets wat hij zichzelf afvroeg toen hijzelf de functie vervulde bij de gemeente Midden-Delfland: wat is nou écht belangrijk om goed te doen? Ruim een vijfde van alle wethouders maakte in de onderzoeksperiode 2010- 2014 de termijn niet af. Vuijk, die nu adviseur is bij Berenschot, zocht naar een verklaring voor dat hoge percentage. ‘Er zijn volgens het bestaande onderzoek drie groepen redenen: ten eerste zijn er conflicten met de gemeenteraad, ten tweede is er sprake van gebrekkige competenties en ten derde zijn er privéredenen als ziekte of pensionering.’

Gebrekkige competenties
Vallen slechte financiële prestaties (soms) niet onder gebrekkige competenties? ‘Dat zou je denken, maar dat zagen we niet terugkomen in het bestaande onderzoek. Er was er ééntje die vertrok omdat die zelf ontevreden was over de resultaten, maar dat bedoelde ik niet. Ik wilde weten of het er voor de gemeenteraad toe deed of jij je werk goed doet.’ Volgens Vuijk laten de resultaten zien dat wethouders financiën meer aandacht mogen besteden aan de feitelijke kern van het werk. ‘Wethouders financiën denken soms dat ze heel veel vrije ruimte hebben, maar om het heel simpel te zeggen: op het moment dat een gemeente meer uitgeeft dan dat er binnenkomt, komen ze onder druk te staan.’

Heel actueel is de situatie volgens Vuijk in de gemeente Den Haag. ‘De solvabiliteit liep terug van 30 naar 20 en dan heb je nauwelijks nog ruimte om te investeren. Dat betekent voor een wethouder dat voor nieuw beleid direct bezuinigd moet worden. Gemeenten met een solvabiliteitsratio boven de 30 kunnen nieuw beleid ontwikkelen en dan rustig kijken waar bespaard kan worden.’

Vuijk voegt er aan toe dat het college van Den Haag overigens claimt dat het interen op de reserves en extra investeren in voorzieningen bewust beleid is omdat zij vinden dat een gemeente geen spaarpot is. Vuijk ergert zich aan wethouders die de kengetallen links laten liggen. ‘Een financieel gezonde gemeente pakt voor een begroting of jaarverslag gewoon een stukje uit de uitleg over de solvabiliteitsratio, drukt die af en zet er verder niets bij. Maar op het moment dat het problematisch wordt, komen er allerlei redeneringen over waarom de solvabiliteitsratio niet alles zegt. Het zijn fantastische verhalen, maar de bezuinigingen die je moet uitvoeren zijn keihard.’

Aftellen
Vuijks advies: maak gebruik van de kengetallen en ga niet uitleggen dat ze niet relevant zijn zodra de gemeente moet interen, potverteren of hoe gemeenten het ook noemen. ‘Een gemeente die een solvabiliteitsratio heeft van 50 doet het super, maar zodra ze gaat interen dan is het een kwestie van aftellen.’

Toen Vuijk aan zijn onderzoek werkte, had hij het idee dat zijn onderwerp alweer gedateerd was vanwege het herstel sinds de financiële crisis. ‘Corona en de tekorten in het sociaal domein maken het onderzoek juist weer heel actueel. En het is veel ernstiger dan in 2010. Toen speelde de crisis en werden gemeenten geconfronteerd met waardedalingen van grond en rijksbezuinigingen. De huidige situatie hakt er veel harder in, met name het sociaal domein, omdat dat structurele tekorten zijn.’

‘Hoewel ik het niet kan staven met cijfers verwacht ik dat wethouders veel meer onder druk komen te staan. Ze krijgen er een nieuwe taak bij omdat ze extern aan de bak moeten. Ze moeten moeilijke discussies voeren over het sociaal domein, wat een medebewindstaak is die alleen uitgevoerd kan worden met voldoende middelen. Wethouders moeten ineens actie voeren en duidelijk maken: hier moet meer geld in.’

Sinds corona meer druk
Het gros van de wethouders ervaart sinds corona meer politieke tegenstellingen binnen het college. Zeker daar waar de tegenstellingen al groot waren, zijn deze tijdens de coronacrisis vergroot. Zij leiden vooralsnog niet tot meer politiek gedoe. Binnen colleges wordt collegiaal samengewerkt, geeft een meerderheid van de wethouders aan. Toch wordt er een heet najaar in gemeentehuizen verwacht.

Dat komt naar voren uit het onderzoek ‘Effecten van de coronacrisis op de rol en positie van wethouders’ van de Universiteit Twente (UT) en BMC in samenwerking met de Wethoudersvereniging. Er staan veel beleidswijzigingen op stapel die vooral financieel zijn gedreven, licht Marcel Boogers toe, hoogleraar regionaal bestuur aan de UT. Veel van die beleidswijzigingen zijn nodig om de coronacrisis – financieel – het hoofd te bieden, maar ook omdat de wereld er door corona anders uitziet. Bijna vier op de tien wethouders vrezen dat de voorgestelde beleidswijzingen op maatschappelijke en of politieke weerstand zullen stuiten. De meeste beleidswijzigingen worden verwacht op de beleidsterreinen werk en inkomen en zorg en gezondheid. Ook voor recreatie, toerisme en cultuur voorzien wethouders beleidswijzigingen, zo blijkt uit het onderzoek.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie