Waarom VROM moest verdwijnen
Waarom moest VROM weg? Veelgehoord argument: de raakvlakken met Verkeer en Waterstaat. Maar ook: VROM was aan de dikke kant.
CDA-Kamerlid Ger Koopmans doet geen moeite om zijn afkeer van het opgeheven ministerie van VROM te verbergen. ‘Milieuproblemen en overlast werden aangepakt met een ingewikkelde, bijna door niemand meer te begrijpen regelbrij’, zegt hij. ‘VROM heeft werkelijk de tekenen des tijds niet begrepen.’
De CDA-parlementariër weet dat er ook bij coalitiepartner VVD irritaties waren. Koopmans verwijst naar een motie die hij in 2005 samen met toenmalig VVD-Kamerlid Paul de Krom (nu staatssecretaris Sociale Zaken) indiende. ‘Toenmalig staatssecretaris Pieter van Geel wilde dat de rijksoverheid 50 procent van alle goederen duurzaam zou gaan inkopen. De PvdA zei: maak er 60 procent van. Waarop Paul de Krom en ik zeiden: doe maar 100 procent. Vervolgens heeft het ministerie dat verprutst. Er werden enorme boekwerken gemaakt, waartegen het bedrijfsleven in opstand kwam. Het werd zo kapot geregeld, dat iedereen er een hekel aan kreeg.’
In zijn 9 jaar Kamerlidmaatschap heeft Koopmans het ministerie van VROM naar zijn zeggen altijd ervaren als ‘een hardnekkige tegenstander’ in plaats van medestander. ‘Er werd heel erg gewerkt vanuit wantrouwen. Niet door iedereen natuurlijk, maar het was wel een patroon.’
Koopmans noemt de volgens hem ongebreidelde regelzucht als één van de drie redenen waarom VROM moest worden opgeheven. De andere twee: het kabinet wilde een kleinere overheid met minder ministeries, en daarnaast meer samenhang in de besluitvorming. Op dat laatste wijst ook VVD-Kamerlid Helma Neppérus: ‘De ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat raakten elkaar zó sterk en waren zó nauw met elkaar verweven, dat het een logische stap was om ze samen te brengen. Dat was een vrij natuurlijk proces. De departementen raakten elkaar voortdurend. Het waren twee takken, maar ze zaten aan dezelfde boom.’
Hoewel VROM en Verkeer en Waterstaat op veel gebieden samenwerkten, was er ook miscommunicatie. Dat merkte Tineke Huizinga (ChristenUnie) toen zij vorig voorjaar het staatssecretariaat van Verkeer en Waterstaat neerlegde om demissionair minister van VROM te worden. ‘Soms was sprake van onnodige vertraging en onbegrip’, vertelt Huizinga. ‘Neem het decentraal openbaar vervoer. Bij Verkeer en Waterstaat was ik bezig geweest met een langetermijnvisie voor steden en krimpgebieden. Daar was ik een heel eind mee, ik vond het jammer dat ik ermee moest stoppen. Maar toen ik bij VROM kwam, bleken daar óók ambtenaren bezig te zijn met een langetermijnvisie openbaar vervoer vanuit de invalshoek van de ruimtelijke ordening. Dan sta je wel even met je ogen te knipperen. Het is toch vreemd en een zonde van de tijd als je dubbel werk doet. Dat kan worden opgelost als je ministeries samenvoegt.’
Een groot deel van VROM fuseerde vorig najaar met Verkeer en Waterstaat tot het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M). Op zichzelf kwam dit niet als een verrassing. In Den Haag werd al veel langer gesproken over een mogelijke samenvoeging van de twee departementen. Waar meer vraagtekens bij worden geplaatst, is bij het losweken van de poot Volkshuisvesting, die samen met de Rijksgebouwendienst bij Binnenlandse Zaken werd ondergebracht. Dat is een puur politiek besluit geweest om de portefeuille van de minister van Binnenlandse Zaken (Piet Hein Donner, CDA) te verzwaren, zo wordt alom verondersteld.
‘Arbitraire beslissing’
Oud-VROM-minister Sybilla Dekker (VVD), die het departement van 2003 tot 2006 ‘met hart en ziel’ bestierde, spreekt van ‘een arbitraire beslissing’. Dekker: ‘Binnenlandse Zaken is een besturend departement, geen investerend departement. Het thema wonen en volkshuisvesting staat nu los van het thema ruimte en investeren. Dat kan eigenlijk niet. Daar moet een verbinding tussen zijn. Je kunt die dingen niet losknippen. Hoe kun je nu iets aan de woningmarkt doen, zonder dat je naar het ruimtelijk gebied kijkt? Nu het is zoals het is, is een heel sterke afstemming nodig tussen Binnenlandse Zaken en I en M. Ik vind het een opportunistisch idee om Volkshuisvesting bij Binnenlandse Zaken te plaatsen. Dat neemt niets weg van de inzet van Donner, maar het is een ander vak. Ideeën over volkshuisvesting, alles wat gebeurt op het terrein van kopen en huren; dat is een ander vak.’
PvdA’er Jacqueline Cramer, die als opvolgster van Dekker 3 jaar lang bij VROM werkte, herkent zich in de kritiek van haar voorgangster. Zij wil graag ‘prudent’ blijven, maar noemt het ‘niet zo wenselijk’ dat Volkshuisvesting naar Binnenlandse Zaken is gegaan: ‘Dat is om politieke redenen zo bedisseld. Binnenlandse Zaken is met heel andere dingen bezig. Volkshuisvesting heeft veel meer te maken met ruimtelijke ordening, infrastructuur, en met sociale samenhang in stedelijke agglomeraties. Daarom had het meer voor de hand gelegen om ook dit onder te brengen bij Infrastructuur en Milieu.’
Tijdens de kabinetsformatie zijn vanuit VROM pogingen ondernomen Volkshuisvesting binnenboord te houden, vertelt Hans van der Vlist, toen nog secretaris-generaal bij het departement: ‘Ambtelijk hebben we informatie doorgespeeld naar de politieke partijen, met de boodschap: het is misschien wel wijs om de zaak heel te laten als je koppelingen maakt. Zorg er voor dat I en M ook echt het departement van de bouw wordt. Breng daar dus ook wonen en de Rijksgebouwendienst onder, en eigenlijk ook natuur.’ ‘Ik was wel een beetje teleurgesteld dat uiteindelijk een heel groot deel van VROM naar Binnenlandse Zaken is gegaan. We hebben de afgelopen jaren binnen VROM hard gewerkt aan het integreren van de drie poten milieu, ruimte en wonen. Dat is nu toch een beetje lastiger geworden. Ook voor de buitenwereld, is zo’n splitsing in een departement dat over wonen gaat en een departement dat over de ruimte gaat, minder gelukkig.’
Opgelegde krimp
Zoals alle ministeries, werkte ook VROM al langere tijd aan een reorganisatie en afslanking, zoals in 2007 verordonneerd door het kabinet Balkende IV. Roel Bekker gaf als secretaris- generaal leiding aan deze operatie onder de noemer ‘vernieuwing rijksdienst’. Van der Vlist meent dat VROM bij de opgelegde inkrimping ‘zeker niet uit de pas liep’, maar Bekker denkt daar anders over.
‘Van de toen dertien ministeries waren er tien die keurig op tijd afgeslankt waren, of meer. Drie ministeries hadden wat problemen. Zij hadden moeite om het afslankingstempo te halen. Dat waren VROM, Landbouw en VWS’, zegt Bekker, die een oorzakelijk verband met het opheffen van VROM overigens nadrukkelijk uitsluit. Bekker kenschetst VROM als een middelgroot ministerie. ‘Maar VROM had verhoudingsgewijs een stevig beleidsdeel, met daarbinnen een forse overhead. VROM was middelmatig groot, maar wel een beetje aan de dikke kant.’ Naar eigen zeggen heeft Bekker, die zelf tussen 1970 en 1992 in totaal bijna 20 jaar bij VROM werkte, geen moment wakker gelegen van de opheffing van het departement. De tijd was eenvoudigweg gekomen, vindt hij: ‘Ik denk dat VROM aan het einde van zijn levenscyclus was. Het ministerie functioneerde ook niet lekker meer. Het elan was er een beetje uit, leek wel. Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu sprongen minder in het oog dan voorheen.’
‘Vroeger’, vervolgt Bekker, ‘had VROM sterke ministers: Winsemius, Nijpels, Alders. Maar VROM had al een tijdje geen stevig politiek gezicht meer, hoewel ik me daar als ambtenaar eigenlijk niet over zou moeten uitlaten. Soms moest ik denken aan het boek Buddenbrooks van Thomas Mann, waarin het verval van een familiebedrijf wordt beschreven.’
Laatste fluitsignaal
CDA-Kamerlid Koopmans vermoedt dat VROM zich al tijdens de kabinetsformatie bij de eigen ondergang had neergelegd. ‘Er had vanuit VROM in elk geval wel slimmer en strategischer geopereerd kunnen worden’, vindt Koopmans. ‘Kijk naar de waterschappen. In bijna alle verkiezingsprogramma’s stond dat die konden worden opgeheven. Maar de waterschappen kwamen met een verrassende zet, die 100 miljoen euro aan bezuinigingen opleverde. En nu zijn bestaan ze nog. Ik zeg niet dat dit voor VROM ook zo had gekund, maar toch. Nu ik er over nadenk, heeft VROM misschien de handdoek al wel in de ring gegooid. Ze stonden natuurlijk onder druk. Voor mij is de wedstrijd pas gespeeld als het laatste fluitsignaal heeft geklonken, maar voor VROM lag dit mogelijk anders.’
Toch heeft VROM wel degelijk vroegtijdig geanticipeerd op de op handen zijnde veranderingen, zegt oud-minister Cramer. ‘In mijn tijd is in het kader van de heroverwegingen ambtelijk al gekeken naar de mogelijkheid om het ruimtelijke cluster te bundelen, om er één ministerie van ‘Ruimte’ van te maken. Dat was een combinatie van VROM, Verkeer en Waterstaat, met mogelijk ook natuurontwikkeling (toenmalig ministerie LNV, nu EZ, L en I) en bedrijventerreinen (toen EZ, nu EZ, L en I) erbij. Dan heb je de hele ruimtelijke planning bij elkaar. In samenwerking met Verkeer en Waterstaat waren we aan het kijken naar scenario’s voor één ruimteministerie. En toen viel het kabinet.’
Cramer heeft haar eigen ideeën over de gang van zaken. ‘Ik heb weleens gedacht: misschien werd VROM wel te veel een factor. Duurzaamheid, klimaat, milieu; dat waren natuurlijk thema’s die steeds belangrijker werden en waar ik ook keihard mee bezig was. En het gaat er in de politiek nu eenmaal om: wie heeft de macht? Duurzaamheid is een heel belangrijk thema geworden. Maar er ligt nog slechts een heel lichte coördinatie bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Er is meer regie bij Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gelegd. En het programma Schoon en Zuinig, daar praat men niet meer over’, aldus Cramer, die nu werkt als hoogleraar duurzaam innoveren en directeur van het Utrecht Centrum voor Aarde en Duurzaamheid.
Twee culturen
Wat nu rest voor het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu, is het samenbrengen van twee culturen. Want dat er verschillen zijn tussen het vroegere Verkeer en Waterstaat en VROM, dat betwist niemand.
Hans van der Vlist: ‘Onze grote kracht was dat wij een heel informeel ministerie waren. Wij deden veel aan verbindingen. We werkten veel samen met gemeenten en provincies. Daar zit wel een keerzijde aan, maar dat heeft met het soort werk en het soort departement te maken. Wij waren wat minder resultaatgericht dan Verkeer en Waterstaat, dat een project uitvoert, een weg aanlegt of een dijk verbreedt. Zeker in de sfeer van ruimtelijke ordening ben je altijd in overleg met andere partijen. VROM was een heel ongedwongen departement, en misschien wat minder hiërarchisch dan andere departementen.’
De ervaring van Tineke Huizinga, die in februari 2010 overstapte van Verkeer en Waterstaat naar VROM, sluit hierbij aan. ‘Verkeer en Waterstaat’, zegt de oud-minister, ‘dat waren de ingenieurs, de mensen van het aanpakken. Zij gaan over werk dat echt moet gebeuren. Bij VROM had je meer een cultuur van idealisme. Dat klinkt misschien wat gechargeerd, maar zo voelde het een beetje. Dan gaat het om de manier waarop onderwerpen werden benaderd, en de wijze waarop over dingen werd gesproken. Daar is moeilijk een vinger op te leggen. Het is niet aanwijsbaar. Dat is meer iets dat je voelt.’ Intussen hebben ambtenaren van VROM het gevoel dat het vroegere Verkeer en Waterstaat in de organisatie dominant is. Zo maakte Van der Vlist plaats voor de secretaris-generaal van Verkeer en Waterstaat, Siebe Riedstra. Ook werd het ver buiten het centrum van Den Haag liggende gebouw van Verkeer en Waterstaat de hoofdvestiging van het nieuwe departement, terwijl het VROM-pand op een steenworp afstand van het Binnenhof en het Centraal Station ligt. Dat als gevolg van de politieke situatie ook aan de inhoud van het werk het nodige zal veranderen, maakte Van der Vlist duidelijk tijdens een van zijn laatste toespraken voor het personeel. ‘Het zou kunnen dat je hier bent gekomen voor de windmolens, maar dat je nu kerncentrales moet gaan bouwen.’
Geen ruimte voor ruimte
De naam van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M) is niet bij iedereen goed gevallen. Het ontbreken van het woord ‘ruimte’ in de naam ervaren sommigen als een gemis. ‘Ik had liever gezien dat ruimte een plek had gekregen in de naamgeving, en in de positionering’, zegt oud- VROM-minister Sybilla Dekker. ‘Ruimte, mobiliteit en milieu; zo zou ik het departement hebben genoemd.’
Henry Meijdam, voorzitter van de VROM-raad: ‘Ik had het woord ruimte liever ook in de naam gehad, want het is een schaars artikel dat aandacht verdient. Maar ik voel me een beetje een neuzelaar als ik me er druk over maak dat het niet in de naam van het nieuwe ministerie voorkomt. Aan mijn contacten met het departement merk ik dat er hard wordt gewerkt aan de ruimte.’
Hans van der Vlist, oud-secretaris-generaal van VROM: ‘Een belangrijk onderdeel van het departement is nu eenmaal infrastructuur. ’ Volgens Van der Vlist heeft het weglaten van het woord ruimte verder geen betekenis: ‘De combinatie van het niet noemen van ruimte in de naam, en de nadrukkelijke keuze om het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk te decentraliseren, versterkt het beeld dat we niets meer aan ruimte doen. Maar niets is minder waar.’
Links bolwerk ?
In Haagse kringen had VROM bij sommigen de naam een links bolwerk te zijn. De laatste secretaris- generaal, Hans van der Vlist, is een PvdA’er, net als zijn voorganger Marjanne Sint.
Van der Vlist vindt die veronderstelling onzin: ‘Dat zijn beelden die niet op de waarheid berusten. Het heeft te maken met het soort werk dat VROM deed. Milieu en ruimtelijke ordening worden door sommigen gezien als een hindermacht. Dan wordt het al snel bestempeld als linkse hobby. Maar dat is grote onzin. De strengste en beste milieuministers waren van liberale huize; dan heb ik het over Nijpels en Winsemius. En als je kijkt naar de bestuursraad van het departement: zelf was ik PvdA, maar Chris Kuijpers was VVD, Harry Paul was SGP, Leon van Halder was CDA, Ad van Luijn is CDA.’
Oud-ministers herkennen zich evenmin in de kwalificatie van een links ministerie. VVD’er Sybilla Dekker: ‘Vanuit de klassieke milieuopgave, en dan heb ik het dus niet over de moderne duurzaamheid, kun je misschien inderdaad de associatie hebben van links georiënteerd. Maar een links bolwerk? Dat is ouderwets gedacht. Er werkten toch mensen van verschillende signatuur.’
Tineke Huizinga (ChristenUnie) zegt woorden van gelijke strekking: ‘Ik heb binnen het departement gewerkt met mensen uit alle politieke partijen, ook met VVD’ers en D66’ers.’ PvdA’er Jacqueline Cramer: ‘Wat een onzin. Er werkten mensen met hart voor thema’s als duurzaamheid, maar in het land kom ik net zoveel VVD’ers als GroenLinksers tegen die daar warm voor lopen. Bovendien zijn in de loop der jaren ook veel VVD’ers minister van VROM geweest, en ook zij hebben in die periode mensen benoemd.’
Dit is het eerste deel in een tweedelige serie over VROM. Volgende week: hoe verder met de ruimtelijke ordening?
Correcties & Aanvullingen
De Nederlandse Emissieautoriteit valt niet onder het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, maar onder Infrastructuur en Milieu (BB19, pagina 11). De coördinatie van het internationale milieubeleid viel al langer onder de minister van Buitenlandse Zaken, dit is door het huidige kabinet bevestigd.
U schrijft dat oud-minister Cramer uitspraken heeft gedaan in een interview over het ministerie van VROM. Ik citeer: "In mijn tijd is in het kader van de heroverwegingen ambtelijk al gekeken naar de mogelijkheid om het ruimtelijke cluster te bundelen, om er één ministerie van ‘Ruimte’ van te maken".
Waar komt dit interview vandaan? Graag heb ik de originele bron voor mijn afstudeerscriptie.
Alvast bedankt.