Voortmodderen in de ivoren toren
Oscar Wilde heeft ooit betoogd - ik zeg het hem met gepaste bescheidenheid na - dat er slechts één ding erger is dan besproken te worden en dat is niet besproken te worden.
De angst voor de lezer hoort er altijd te zijn. Het houdt een auteur scherp als hij kan vermoeden dat ergens iemand zijn verhaal genadeloos zou kunnen fileren. Met argumenten die niet alleen steekhoudend zijn, maar vooral ook briljant en getuigend van een eruditie die het schaamrood op de kaken brengt.
Nog erger is de feiten niet kennen of elementaire fouten tegen de logica begaan. Ik zwijg maar over de beschuldiging van plagiaat: in Nederland kun je daarmee veelgevraagd adviseur worden; in Duitsland sneuvel je als minister.
Elke columnist bezit natuurlijk een forse hoeveelheid ijdelheid. Waarom anders gedachten op grote schaal aan verspreid papier toevertrouwen? Filosofen noemen hun kwesties vaak groots en ondoorgrondelijk, maar proberen ze desondanks te doorgronden en daarmee klein te krijgen.
Zelfs Wittgenstein lukte het niet te zwijgen, waarover maar beter gezwegen kan worden. In de wereld van politiek en bestuur gaat het per definitie over onoplosbaarheden en fundamentele verschillen van mening. De grootste waarde van de democratie is dat deze onze verschillen beschermt en het onoplosbare van tijdelijke compromissen voorziet.
Deze gedachten schoten door mijn hoofd, toen ik de vorige aflevering van dit onovertroffen blad opensloeg. In de column van Douwe Jan Elzinga zag ik in een oogopslag mijn naam staan. Dat was even schrikken, want deze columnist had in een wat verder verleden al eens streng de staf over mijn werk gebroken. Hij hield mij toen verantwoordelijk voor de teloorgang van veel achtenswaardigs in het Nederlandse bestuur en dat doet hij nu weer: mijn pennenvruchten inspireren tot veel horizontaal voortmodderend bestuur.
Mijn collega-columnist bewijst mij ook nu weer te veel eer. Dat voortmodderend bestuur heilzaam is, ontleen ik aan de grote bestuurskundige Lindblom. Hij zag daarin een waarborg tegen blauwdrukken en utopieën. Dat houd ik maar even overeind als een mooi inzicht. Dat de wereld horizontaler wordt, zou het bestuur vooral bescheiden moeten maken. Dat vond ik toen, dat vind ik nog steeds.
Wat tegenwoordig horizontaal bestuur heet, is echter de oude droom van maakbaarheid in een (post)modern jasje. De staat moet niet proberen op de wereld te lijken. Van die overtuiging heb ik in mijn laatste boek Gevaar verplicht afscheid genomen.
Collega Elzinga heeft aan ons bestuur het dualisme geschonken. Ik heb dat ooit een vorm van politieke monumentenzorg genoemd: de politieke partij staat lokaal op instorten - en niet alleen daar overigens - en dus gaan we de rol van de politieke partij prominenter maken. Dat dacht ik toen. Nu is mijn oordeel genuanceerder.
De institutionele positie van politiek verdient bescherming, ook al vullen sommige politici dualisme wel erg schreeuwerig in. Doorzettingsmacht is de bestuurlijke pendant daarvan. Dat zal mijn collega toch niet willen ondersteunen? Al verder bladerend in ons blad sloeg de schrik helemaal toe: burgemeester Kroon van Urk riep mij in een ingezonden brief op uit de ivoren toren te komen. Ten onrechte had ik het stripteaseverbod in zijn gemeente geassocieerd met bekrompen fundamentalisme. Dat ik dat als ‘regeringsadviseur’ had gedaan in een ‘gezaghebbend blad in bestuurlijk Nederland’ bleek de burgemeester extra te steken.
Ook hier wordt invloed toegedicht die weliswaar de ijdelheid streelt, maar net als bij Elzinga berust dat op een overschatting van de macht van het woord. Niet voor niets kom ik uit een cultuur waar die macht vooral het beeld geldt. Ik snap zo’n stripteaseverbod dus beter dan de burgemeester denkt.
Ik weet echter ook dat de handhaafbaarheid van een verbod steeds stuit op het menselijk tekort. Dan kan de biecht heilzame troost bieden, vooral vanwege de volgorde: na de zonde. De staat zie ik liever als neutrale institutie - dat zal Elzinga met mij eens zijn - die wel de norm handhaaft, maar zich verre houdt van de waarden, die in een open samenleving per definitie pluralistisch zijn. Dat te weten is in de kern ironie.
Wat een tegenstrijdigheden kom ik nou toch tegen in deze column, op een rode draad na.
Menig carriere is naar de bliksem gegaan door onderwerp van gesprek te worden. Dus op betoog Oscar Wilde valt af te dingen. Zeker in deze tijden van razendsnel verspreid nieuws, een mobiele telefoon/fototoestel op elke vierkante meter en het wikileaktijdperk.
De Heer Frissen bedoelt met angst voor de lezer vast niet de kiezers op "populistische" partijen. Zouden andere kiezers relevant zijn als lezer?
Kritiek van een collega lijkt er meer in te hakken. De heer Frissen erkent zijn eigen forse hoeveelheid ijdelheid.
In de wereld van politiek en bestuur gaat het per definitie over onoplosbaarheden en fundamentele verschillen van mening, lees ik in de column. Verschillen van mening, ja. onoplosbaar, niet per definitie mag ik hopen. Dat zou erg treurig zijn!
Enerzijds zet Frissen zichzelf min of meer buiten de kritiek van zijn collega, door te melden dat de collega hem teveel eer bewijst en hij het citaat - dat voortmodderend bestuur heilzaam is - ontleend heeft van een grote bestuurskundige. Vervolgens omarmt hij het citaat weer als een mooi inzicht.
Lindblom zag daarin een waarborg tegen blauwdrukken en utopieen. Wat moet het gezond verstand nou hiermee?
Burgers verwachten terecht adequaat bestuur en geen voortmodderend bestuur. Horizontaal of verticaal, linksom of rechtsom. Met gezond verstand, pragmatiek, menselijke maat, gericht op algemeen belang en bovenal integriteit, zou het zelfs met al die type besturen heel wat beter kunnen gaan dan nu. Een prominente rol van de partij werkt ook zodra je bekwame mensen met eerder genoemde kenmerken op de juiste posten zet. Daar zit nou net het knelpunt. Nog geen 320.000 leden van alle politieke partijen bepalen de menukaart en wie intern kookt en extern met wie. Intern hebben de leden ook nog sterk verschillende smaken.
Heel merkwaardig dat we daarmee vergeleken nogal eens hoon horen over onervaren en slecht toegeruste kamerleden (lees de ondemocratisch geachte LPF en PVV) en zelfs nu ook kunnen lezen dat een voortmodderend bestuur heilzaam gevonden wordt. Het schreeuwerig invullen van dualisme valt reusachtig mee in Den Haag sinds huidige coalitie van start is gegaan.
Dan lees ik verder dat de staat niet moet proberen op de wereld te lijken.
De staat zal tenminste draagvlak moeten vinden in de samenleving. 2002 en 2010 toonden dat aan. De zestiger jaren omwenteling eerder ook. Dat vereist leiderschap met eerder genoemde kenmerken. De mentaliteit in de samenleving weerspiegelt zich in de staat. De staat lijkt automatisch toch min of meer op de wereld. Nu sterk met "ieder voor zich en God voor ons allen" en vooral in het hier en nu je tijd prettig uitdienen, met liefst goed geld verdienen in aantrekkelijke banen. Wijzend naar anderen en geen zelfkritiek. Als dan ook nog eens de samenleving pluriformer geworden is, is de politiek dat eveneens en vanuit die clubs ontstaan de Besturen, vaak in moeizame coalities en te vaak met onvoldoende bekwame mensen met de eerder genoemde kenmerken. Hebben ze die wel, dan blokkeert de partijcultuur, of bestuurscultuur die weer.
Men moet dus eigenlijk de politieke overtuigingen en eigen belangen op het nachtkastje achterlaten. Een utopie, maar wacht eens, daar beschermde dat mooie inzicht van de heer Frissen ons toch tegen? Fortuyn wilde die blokkerende Haagse patronen doorbreken en durfde ook de samenleving aan te spreken op burgerschap! Hoezo populist?
De macht geldt vooral het beeld schrijft de heer Frissen verder. Uit die cultuur komt hij voort. Vandaar dat die karaktermoorden op Fortuyn en Balkenende konden ontstaan via wisselwerking met media? En dat dedain over populistishe partijen en hun kiezers?
Wat opvalt buiten de tegenstrijdigheden is, dat de heer Frissen nogal eens aangeeft in deze column dat hij in vroegere jaren zus dacht en nu zo, of er nu wat genuanceerder over denkt.
Wel lastig die wisselende visies en tegenstrijdigheden voor iemand die de regering adviseert en beslissingen ook voor de langere termijn dienen te werken. Regeren is niet meer voortuitzien? Daar was Fortuyn subliem in. Maar goed, als je volgeling bent van Lindblom en diens voortmodderend bestuur ook heilzaam acht, handhaaf je een dergelijk type bestuur daarmee wel weer. Dat is de rode draad die ik zie in dit verhaal.