Statenleden krijgen bijles in recht
Volksvertegenwoordigers beschikken over te weinig kennis van staats- en bestuursrecht. Overijssel verzorgt een masterclass voor Provinciale Staten.
De provincie Overijssel schoolt Statenleden bij met een ‘opfriscursus’ staats- en bestuursrecht. Het initiatief komt van commissaris van de koningin Geert Jansen. ‘Voor huisartsen is bijscholing heel gebruikelijk. Waarom voor volksvertegenwoordigers dan niet?’ Commissaris van de koningin Geert Jansen (CDA) maakt zich zorgen over het democratisch functioneren van de Nederlandse rechtsstaat.
Veel politici en bestuurders missen volgens hem basiskennis als ze aan de slag gaan in het openbaar bestuur. ‘Vroeger draaide je eerst mee achter de schermen van je partij. Je maakte deel uit van de schaduwfractie, doorliep interne scholingstrajecten en kreeg de kans om jarenlang de kat uit de boom te kijken. Ervaren partijgenoten namen je bij de hand. Tegenwoordig is dat allemaal niet meer het geval.’
Bijkomend probleem is volgens de commissaris van Overijssel, die onlangs voor zes jaar werd herbenoemd, dat er vrijwel geen politici meer zijn die vanuit hun juridische deskundigheid de volksvertegenwoordiging scherp houden. De ARP had in de jaren zeventig Willem de Kwaadsteniet. ‘Hij wist de Tweede Kamer meer dan eens te behoeden voor fouten die heel fundamenteel zijn voor het staatsrecht’, stelt Jansen. In de periode hierna gold Gert Schutte van het GPV twintig jaar lang als ‘het staatsrechtelijk geweten van de Kamer’. Het ontbreken van dergelijke ‘backbenchers’ kan er volgens Jansen toe leiden dat ook het kabinet uit de bocht vliegt.
‘Op een gegeven moment zei het kabinet dat het overwoog om onderscheid te maken in de strafmaat voor allochtonen en autochtonen. Er was niemand die opsprong en zei: “Maar dat kan helemaal niet, hier worden fundamentele rechten met voeten getreden.” Kamerleden reageerden niet, de media bleven stil en ook de wetenschap liet niet van zich horen.’
Wantrouwen
Jansen, die zelf docent staats- en bestuursrecht is geweest aan de Rijksuniversiteit Leiden, plaatst deze ‘oorverdovende stilte’ tegen de achtergrond van het veranderde politieke en maatschappelijke klimaat sinds Pim Fortuyn. Burgers worden steeds mondiger, en bestuurders en politici weten daar dikwijls niet goed raad mee. Tegelijkertijd is het wantrouwen van burgers jegens de overheid groot. ‘Voordat je het weet, heb je tegenwoordig een dozijn of twee dozijnen e-mails in je mailbox. De manier waarop de mondigheid van de burger tot uitdrukking komt, legt druk op de politiek.’
Toch moet een politicus volgens Jansen het lef hebben om tegen bijvoorbeeld een actiegroep te zeggen: ‘Uw verhaal is goed, maar we kunnen er niet in meegaan.’ Het geven van die duidelijkheid is volgens de commissaris van cruciaal belang.
Megastallen
De Staten in zijn eigen provincie Overijssel weten daar sinds kort alles van. Er werd een door ruim zevenduizend mensen ondertekend burgerinitiatief ingediend tegen de komst van megastallen. Maar de vraag hoeveel bestuurlijke vrijheid de Staten hadden om aan het burgerinitiatief tegemoet te komen, bleef lang onbeantwoord. Met alle onvrede bij de indieners van dien.
‘Je moet oppassen’, zegt Jansen, ‘dat je met zo’n burgerinitiatief niet je eigen teleurstelling organiseert. Je moet niet te snel de indruk vestigen dat jij erover gaat of dat je er iets aan kan doen. Als je de mensen geen uitzicht kan bieden op een reëel debat, maak dat dan ook duidelijk. In het geval van de megastallen zegt de Reconstructiewet, die boven de Wet ruimtelijke ordening prevaleert, dat de provincie bepalend is. Als provincie hebben we in 2004 een reconstructieplan vastgesteld. Richting de minister voel ik daarom niet zoveel ruimte. Dus ook als er een politieke wil zou zijn om het plan te wijzigen, heb je nog een hele weg te gaan. Of het in dit geval maatschappelijk bevredigend is, is een vraag van een andere orde. De mensen van het burgerinitiatief hebben zich uitstekend geprepareerd. Dan verwacht je geen nee.’
Dat juridische kennis bij volksvertegenwoordigers en bestuurders vaak ontbreekt, komt volgens Jansen deels ook door het verloop. ‘De Overijsselse Staten zijn sinds 2003 voor tachtig procent vernieuwd. In de mastersclass die Overijssel met het Bureau Post-Academisch Onderwijs van de Universiteit Twente heeft opgezet, komen onderwerpen aan de orde als de beginselen van behoorlijk bestuur, het Europees recht, aanbestedingen, subsidiëring en rechtshandhaving. ‘De belangstelling is groot’, zegt Jansen. ‘Twintig van de 47 Statenleden hebben zich opgegeven. Uiteindelijk komt dit traject de kwaliteit van de besluitvorming zeker ten goede.’
Juridisch geschil over geheimhouding
Commissaris Jansen was vorig jaar zelf het middelpunt van een besluit dat volgens minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken) ‘na zorgvuldige overweging juridisch niet houdbaar’ was. Na een conflict met fractievoorzitters uit de gemeenteraad van Raalte wegens een vermeende lek-affaire, zegde Jansen het vertrouwen op en eiste hij extra garanties dat de vertrouwenscommissie voor een nieuwe burgemeester de geheimhouding in acht zou nemen. Hierop nam de gemeente de plicht tot het tekenen van een geheimhoudingsverklaring uiteindelijk op in de verordening voor de vertrouwenscommissie. Op vragen van SP-Kamerlid Van Raak antwoordde Ter Horst: ‘Nu de wet de geheimhouding uitputtend heeft geregeld, bestaat ter zake geen aanvullende verordenende bevoegdheid. De geheimhoudingsverklaring is dus niet alleen overbodig, zij is ook in strijd met de wet.’
Jansen zegt dat de gemeenteraad er zelf voor heeft gekozen om de geheimhoudingsverklaring in de verordening op te nemen. De commissaris was eerder al akkoord gegaan met een minder vergaande oplossing, waarbij de geheimhoudingsverklaring als ‘werkafspraak’ was bestempeld. ‘Voor mij was die verordening niet nodig, maar ik vond hem zeker verdedigbaar’, zegt Jansen. Foto > Bert Verhoeff De Overijsselse commissaris van de koningin Jansen hekelt de gebrekkige rechtenkennis.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.