Advertentie

Minder voor meer

In de aanloop naar de verkiezingen - hoogtijdagen voor de politicoloog die ik ben - doen alle partijen weer heel stoer over de staat en zijn dienaren. Minder ministeries, minder provincies, minder waterschappen, minder gemeenten, minder ambtenaren.

03 mei 2010

Al die vermindering is nodig om forse ambities te realiseren: stimuleren van de economie, meer duurzaamheid, beter onderwijs, snellere inburgering en integratie, minder onveiligheid. Merkwaardigerwijze wordt van taakvermindering en terugtred veel minder vernomen. Ambities en pretenties blijven onverminderd groot.

 

Kennelijk is er een groot geloof in efficiëntie en productiviteit. Met minder mensen en organisaties meer doen, dat is de wijd verbreide slogan. Altijd mooi: kleiner en beter, sneller en goedkoper, meer voor minder. Het is de retoriek van de marktkoopman, die je fantastische spullen weet te verkopen die het thuis altijd minder goed doen.

 

Ik hoor menig topambtenaar al zuchten. Waar wil de geachte minister dan mee stoppen? Welke overheidstaken kunnen worden beëindigd? Welke uitgave kent geen belangengroep en geëngageerde Kamerleden? Bezuinigingen zullen dan ook vooral in de vorm van lastenverzwaring komen: het eigen risico of de eigen bijdrage in de zorg; minder hypotheekrenteaftrek; geen studiefinanciering; verhoging van de AOW-leeftijd; en, als het aan de PvdA ligt, hogere toptarieven. Er moet tenslotte een flink aantal miljarden worden ingeleverd. Dat klinkt toch eerder als: minder krijgen en meer betalen.

 

Weinig creativiteit neem ik waar. De noodzakelijke inkrimping zou ook aanleiding kunnen zijn de verhoudingen tussen staat, maatschappij en burger eens grondig te overdenken. Minder collectivisme zou in de zorg en de sociale zekerheid bijvoorbeeld aantrekkelijk kunnen zijn, juist om deze betaalbaar te houden voor hen die echt tekort komen. Meer eigen verantwoordelijkheid zou nu concrete invulling kunnen krijgen, zonder alle betutteling en paternalisme die tot de grote controlebureaucratieën van nu hebben geleid.

 

Het maatschappelijk middenveld - waarom horen we die term eigenlijk nauwelijks meer? - zou meer vrijheid en vooral royalere mogelijkheden tot zelfbekostiging moeten krijgen. Het op gezag van de politiek door de overheid gecontroleerde domein kan flink worden ingekrompen ten faveure van een door burgers gecontroleerd publiek domein, waarin duizend bloemen verschillend mogen bloeien. Waar de markt zijn werk kan doen, moet dat vooral gebeuren. Laten we niet de terecht gekritiseerde marktideologie vervangen door een net zo kortzichtige ideologie van overheidstoezicht en politieke bemoeienis.

 

Het denken gaat helemaal op slot, als het om de institutionele structuur van de staat zelf gaat. Minder ministeries klinkt weliswaar daadkrachtig, maar voor welk probleem dat op welke gronden een oplossing is, valt niet te vernemen. Zijn maatschappelijke vraagstukken kleiner in aantal geworden? Is maatschappelijke problematiek zo samenhangend dat we deze in een zevental thema’s kunnen vangen? Zijn grotere organisaties efficiënter en effectiever kan kleinere? Geldt de voorliefde voor kleinschaligheid alleen voor scholen en zorginstellingen en niet voor de organisaties van de overheid?

 

Van opschaling van gemeenten – zo noemen we tegenwoordig de ooit vermaledijde herindeling – wordt veel verwacht. Onderzoek leert vooral dat na herindeling de OZB-tarieven omhoog gaan en dat het verder wel went. In de pleidooien voor grotere gemeenten zit een merkwaardige kronkel. Opschaling is nodig omdat het takenpakket van de gemeenten omvangrijker is geworden en ook nog verder zal groeien. De daaruit af te leiden conclusie dat de overheid kennelijk groter wordt, omdat taken toenemen en het Rijk gewoontegetrouw zal blijven controleren, strookt niet helemaal met de gewenste verkleining van de overheid en vermindering van het aantal ambtenaren.

 

Verder moeten er landsdelen komen in plaats van provincies, wat in het geval van de Randstad nog wel te verdedigen valt, maar voor de rest van Nederland toch vooral tekentafelnaïviteit is. Het provinciale protest daartegen is overigens licht hypocriet als in een adem door diezelfde provincies inlijving van waterschappen bepleiten. Herkenbaar in dit alles is de zucht naar daadkracht, bestuurskracht en doorzettingsmacht. Het is een verlangen naar bestuurlijk leiderschap dat met veel uitroeptekens en grote kapitalen wordt geschreven. Ingewikkelde vragen lijken daarin om simpele antwoorden te schreeuwen. Wantrouwen is dan meer dan ooit geboden.

 

Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie