‘Ik sta rechtop maar ben geen regent’
Precies als een jurist, scherp als een professionele politicus en soms met wat zelfspot kijkt Harry Borghouts aan de vooravond van zijn afscheid, terug op zijn laatste twee jaren als commissaris van de koningin in Noord-Holland.
Harry Borghouts ontvangt in de schitterend gerestaureerde Italiaanse neo-classisistische blauwe collegezaal van Noord-Holland. ‘Hier in deze ruimte heb ik gesproken met de leden van GS en met de ambtenaren om mij heen en de conclusie getrokken: het was hartstikke leuk, maar dit was het.’
De commissaris van de koningin laat even een stilte vallen, als hij terugdenkt aan zijn elfde september, ruim twee maanden geleden. Die dag begon met een publicatie in het Haarlems Dagblad over door hem afgetekende declaraties van oud-gedeputeerde Hooijmaijers, zonder dat er bonnetjes bijzaten. ‘De kop boven het artikel weet ik niet meer, maar de onderkop was: “Borghouts heeft weer geen toezicht gehouden”. Toen dacht ik: dit wordt te gek.’
Harry Borghouts is geen gebroken man. Aan tafel zit een bestuurder die op 1 december met opgeheven hoofd vertrekt. De eerste GroenLinks-commissaris van de koningin maakte vorig jaar gebruik van de regeling waardoor bestuurders na hun 65e nog maximaal 5 jaar mogen doorgaan. ‘2 jaar zou ik het doen en dan zouden we het bekijken. Ik heb vanaf mijn 21e gewerkt, dat is 46 jaar en dan reken ik de 3 jaar dat ik huisman was er voor het gemak ook even bij. Die tellen ook, al zal niet iedereen in dit land dat zo vinden. Mij dunkt, ik heb mijn bijdrage dus wel geleverd.’
Zijn herbenoeming – ‘met instemming van Provinciale Staten’, voegt hij er voor de volledigheid aan toe – luidde een periode in die wordt getekend door vier kwesties die zijn positie als commissaris aan het wankelen brachten.
Kras
De eerste kwestie betreft zijn nevenfunctie als voorzitter van de raad van toezicht van de IJsselmeerziekenhuizen in Emmeloord en Lelystad. Hij is voor die nevenfunctie in 2002 gevraagd.
‘Vlak voor kerst deed de minister van Volksgezondheid via een tussenpersoon een beroep op mij. Er moest een stevige raad van toezicht komen en ik moest voorzitter worden. De ziekenhuizen van Lelystad en Emmeloord zijn begin jaren negentig geïntegreerd. Er was één bestuur en verder was enige vorm van synergie volstrekt afwezig. Let op, het heet niet voor niets IJsselmeerziekenhuizen met “en”. Ik heb een weekend nagedacht en heb toen ja gezegd, want ik heb twee zwakke plekken: ik ben altijd nieuwsgierig en ik wil weten hoe iets in elkaar zit. In de tweede plaats was het een beroep op mij om iets maatschappelijks te doen. Dat wil ik altijd doen. Zo ben ik geboren. Ieder mens moet iets doen voor de samenleving om er iets aardigs van te maken. Aanvankelijk heb ik dat als ambtenaar gedaan, sinds 2002 als commissaris in Noord-Holland.’
Hij vertelt hoe de IJsselmeerziekenhuizen na 3 jaar zwarte cijfers schrijven, maar dat het desondanks financieel niet verantwoord was om een ziekenhuis in Emmeloord te handhaven. Maar Kamerleden als Siem Buijs (CDA) en Agnes Kant (SP) bleven daar toch op hameren. Voor die druk weigerde hij te zwichten. ‘Op bijeenkomsten in de Noordoostpolder werd je gewoon uitgescholden, maar ik was ervan overtuigd dat een ziekenhuis in Emmeloord onhaalbaar was. Wie weet hoeveel inwoners er zijn in dat gebied, weet dat het niet kan.’
Toen het ziekenhuis vorig jaar juni opnieuw, en fors deze keer, in de rode cijfers was beland, en er een vernietigend rapport verscheen van de inspectie over het gebrek aan kwaliteit van de operatiekamers, kwam Borghouts in de spotlights te staan. ‘Ik heb veel commentaren gelezen van mensen die hebben doorgeleerd in toezicht en die stelden dat de raad van toezicht moest doorvragen. Dat hebben wij gedaan, maar als het bestuur het niet weet, krijg je geen antwoord. De geleerden kunnen dat te goedkoop vinden vanuit hun theoretisch kader. En vanuit hun kader klopt dat ook, maar zo was het wel het geval. Jammer was ook dat onze pogingen een paar jaar eerder om te fuseren, mislukten doordat onze gesprekspartners afhaakten. Intussen had de commissaris dus een kras.’
Landsbanki
De tweede kwestie is de Landsbanki-affaire. Bij het losbarsten van de financiële kredietcrisis in de vroege herfst van 2008 blijkt dat Noord-holland 78 miljoen aan spaardeposito’s te hebben geparkeerd bij de IJslandse bank. Die miljoenen zijn in een klap door de crisis in het niets verdwenen. De Noord-Hollandse volksvertegenwoordiging neemt daar geen genoegen mee, er volgt een uitgebreid onderzoek. Het oordeel: het provinciaal bestuur had zich niet aan de eigen regels gehouden.
Alle gedeputeerden stappen op – nog voordat de Noord-Hollandse Staten erover debatteren. Vooral omdat het niet te verkopen is dat niemand de verantwoordelijkheid zou nemen voor het financiële debacle. Borghouts, voorzitter van het college van GS, blijft zitten waar hij zat. Zijn reactie dat hij geen fouten heeft gemaakt, ontketent een storm van reacties. De commissaris kiest voor de staatsrechtelijke weg en heeft daar geen spijt van.
‘Het gaat altijd om feiten en beeldvorming. De gedeputeerden weg, de commissaris niet. Dat was niet uit te leggen, maar ik heb ervoor gekozen in Provinciale Staten te vertellen wat de bestuurlijke positie van de commissaris is. Die is minder politiek dan die van de burgemeester. Dat een van de fractievoorzitters [PvdA’er Talsma – red.] dat als een juridisch verhaaltje betitelde, deed geen recht aan wat ik zei.’
Voor Borghouts leverde het onderzoeksrapport geen materiaal dat hem aanleiding gaf het voorbeeld van de vertrokken gedeputeerden te volgen. ‘In het onderzoeksrapport staan slechts zeven regels die over mij gaan en daarin wordt mij verweten dat ik niet voortvarend ben geweest met het aantrekken van de nieuwe concerncontroller. Dat veronderstelt dat wanneer ik wel voortvarend was geweest, dit allemaal niet was gebeurd. Dat is een theoretische benadering. Ik vind dat ver gezocht.’
‘Er werd mij in het debat ook verweten dat ik geen toezicht hield. Ik heb in mei 2008 uitvoerig uiteengezet in de Rekeningencommissie van de Staten hoe het ging met de vervanging van de concerncontroller. Daar is toen door de Provinciale Staten mee ingestemd. In het onderzoeksrapport kwamen ze daar weer op terug. Eerlijk gezegd vond ik dat wel vreemd. Ik verwacht dat als je zaken hebt afgehandeld, dat ze dan ook afgehandeld zijn, zeker omdat is uiteengezet wat er is gebeurd. Begrijpen doe ik het daarom nog steeds niet.’
Interim-voorzitter
De derde kwestie waardoor aan de positie van Borghouts werd gewrikt, is opnieuw een nevenfunctie, dit keer die als interim-voorzitter van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). ‘Ik was bestuurslid vanaf 2002. In april, toen Brinkman wegging, vroeg het bestuur of ik tijdelijk voorzitter wilde zijn. Ik heb gezegd: “oké”. Ik heb meteen een brief naar Provinciale Staten gestuurd dat het ABP-bestuur mij als tijdelijk voorzitter wilde hebben. Ik heb één e-mail gekregen, van de fractievoorzitter van de ChristenUnie. Hij vroeg of ik dat er in mijn werktijd wel bij kon doen. Ja, heb ik hem geantwoord; ik verleng mijn werktijd, ik begin ’s morgens om kwart over zeven in plaats van acht uur, ik werk ’s avonds wat langer door en binnen het bestuur van het ABP wordt een aantal taken verdeeld. Ik heb verder geen enkele reactie van de Staten gehad.’
Bijna twee maanden later, in het debat over de Landsbanki-affaire, komt de nevenfunctie alsnog op tafel. Borghouts moet ermee stoppen; hij dient zich voortaan te richten op zijn werk bij de provincie, oordeelden de Staten. ‘Als sanctie voor wat ik niet had gedaan ten opzichte van de concerncontroller’, klinkt het afgemeten. ‘In het debat heb ik aangegeven dat het een tijdelijk voorzitterschap zou zijn dat op 1 augustus zou eindigen. Want dan zou er een nieuwe voorzitter zijn, zo had het ABP mij laten weten. Mijn lidmaatschap van het bestuur was in dat debat niet in het geding.’
Dat de Staten vinden dat Borghouts ook de bestuurszetel moet opgeven, blijkt uit een publicatie enkele weken later in het Haarlems Dagblad. CDA en PvdA dreigen in de krant met een motie van wantrouwen als hij dat niet zou doen. ‘Ik vond dat weinig elegant. Als je zoiets vindt, bel je even en praat je er met elkaar over. Ik was op weg met mijn vrouw naar de vaarvip-dagen van de marine. Ik was in Alkmaar en ben toen teruggekeerd naar hier. Wij zijn om halfvijf bij elkaar gekomen. Ik heb gevraagd: “Wat is er aan de hand en waarom gaat dit zo?” Er kwam niet echt een antwoord. Ik heb gezegd: “Als u echt wil dat ik met het bestuurslidmaatschap stop, zal ik dat per 1 december doen”. Daarna is er geen woord meer over gewisseld, zelfs niet in de Statenvergadering.’
Hooijmaijers
Als de vierde kwestie zich na de zomer aandient, het ondertekenen van de declaraties van de voormalige gedeputeerde Hooijmaijers, speelt Borghouts nog wel even met de gedachte om zich ook nu weer te verweren. ‘Ik had kunnen zeggen dat het allemaal onzin was, maar daar heb ik van afgezien. Ik had er geen plezier meer in.’
Het roept nu, twee maanden later, de vraag op waarom het zo snel na zijn herbenoeming fout is gegaan. ‘Veel van wat er gebeurd is, valt te herleiden tot de PvdA-fractievoorzitter. Die riep steeds van alles in de krant over mij, maar niet in de Statenvergadering. Hij heeft zich één keer in een debat in een bijzin laten ontvallen dat hij eigenlijk tegen mijn herbenoeming was, maar slikte dat vervolgens weer snel in omdat hij wel begreep dat dat niet kon. Je moet niet vergeten dat de PvdA mij in 2002 niet wilde; die wilde hun kandidaat, mevrouw Netelenbos. Dat ik het werd, heeft nog zeker twee jaar doorgewerkt.
'Wat ook niet hielp, was dat ik na de Statenverkiezingen van 2003 memoreerde dat de PvdA voor het eerst in 80 jaar in Noord-Holland geen deel uitmaakte van het college. De PvdA won de verkiezingen, maar na de formatie bleef de partij buiten het college. Dat ik dat zei, voelde kennelijk niet goed, maar het was wel een feit. Pas na 2,5 jaar, met het vertrek van de fractievoorzitter [Marleen Barth, PvdA-lijsttrekker van 2003 in Noord-Holland-red.], verdween dat sentiment.’
Verruwing
Borghouts analyseert afgewogen, zorgvuldig, rationeel en met scherpte. ‘Wat in het politieke debat ook meespeelt, is de algehele verruwing waarmee we te maken hebben. Wat je denkt, moet je zeggen. Maar dat is natuurlijk niet goed. Als ik alles zeg wat ik denk, lopen heel veel mensen weg, en dat is niet de bedoeling. De politiek heeft tot doel om op een aardige en redelijke manier met elkaar in debat te gaan. Elkaar elke week voor rotte vis uitmaken, past daar niet bij. Kijk hoe ze in een villawijk elkaar op een vileine manier de waarheid zeggen, dat kan natuurlijk wel. Die verruwing bereikt af en toe de Staten, maar is daar gelukkig nog niet zo erg. Wie electoraal zwak staat, wil natuurlijk zetels terugwinnen. De PvdA staat onder druk van de SP en Wilders. Dat begrijp ik allemaal wel.’
‘De druk van de achterban is soms te groot, zelfs bij welwillende Statenleden. Dan krijg je er ook nog een gewestvergadering over heen. Je moet een rechte rug hebben om er dan nog tegenin te gaan. Volksvertegenwoordigers moeten, en ik eis dat ook van hen, in staat zijn om de ongenuanceerde geluiden van Twitter, Hyves en e-mail te filteren. Ze moeten zich laten leiden door hun eigen programma. Ik vind ook dat politici een rechte rug moeten hebben. Ze moeten zich niet gelijk laten afleiden door elke mening van burgers.’
Borghouts grinnikt als hem voorgehouden wordt dat een regenteske houding van veel bestuurders een van de problemen is die bijdraagt aan de vertrouwenscrisis tussen bestuur en burgers. ‘Iedere bestuurder die zich boven de massa verheft en in the picture staat, krijgt al snel het etiket regentesk. Het is een heel modieus scheldwoord waar de Van Dale, lees het er maar op na, geen goede betekenis voor heeft. Iedereen die rechtop staat en een pak draagt met een pochet zoals ik, heeft een regenteske houding, maar daarmee is hij nog geen regent. Ook Ruud Vreeman [afgetreden Tilburgse burgemeester die net als Borghouts zijn roots heeft in Heemstede-red.] heeft dat regenteske stempel. Maar voordat je iemand regentesk noemt, moet je toch ook kijken naar zijn opvattingen en zijn bestuursstijl.’
Hét probleem van het openbaar bestuur is volgens Borghouts de kwaliteit en het afkalvende ledenaantal van politieke partijen. ‘Politieke partijen zijn deel van het complex overheid en ze leveren de mensen die deel uitmaken van de overheid. Er is een basishouding onder burgers dat de overheid maar wat doet. Burgers hebben zoiets van: laat ons onze gang maar gaan. Ze worden niet meer zo snel lid van een politieke partij. Wat heb je aan zo’n lidmaatschap?
'Burgers keren zich naar one-issuebewegingen, want ze willen best ergens bijhoren. Ze voelen zich betrokken bij hun leefomgeving, maar kijken verder dan hun dorp. Anders zou Greenpeace niet zoveel leden hebben. Intussen kalven de grote politieke partijen af. Bij mijn ambtsbezoeken hoor ik hoe moeilijk partijen het hebben om hun kandidatenlijsten te vullen. De vijver waaruit politieke partijen hun functionarissen kiezen, is erg klein. Er zijn ongeveer 300 duizend mensen lid van een politieke partij, naar schatting zijn er misschien 30 duizend leden die een functie ambiëren en er zijn 11 duizend functies te verdelen. Het betekent dat je 12 miljoen mensen aan de zijlijn laat staan. Dat is te merken aan de kwaliteit.’
‘Mijn pleidooi is: meer directe vormen van democratie introduceren om die twaalf miljoen aan het front te krijgen. Ik pleit ook voor scholing. Ja, ook voor lokale politieke partijen, die zijn niets minder waard dan de gevestigde landelijke partijen. In Noord-Holland bestaan ze soms al zestig jaar – ik heb het dus niet over Leefbaarpartijen – en ze leveren goed functionerende bestuurders. Ik deel niet de mening dat het afgelopen is met de politieke partijen, maar het zal een hell of a job worden om die ledenaantallen weer terug te winnen. Het duurt dus ook veel langer voordat je goede bestuurders en volksvertegenwoordigers hebt die de spelregels kennen en begrijpen.’
Salarissen
Intussen verwacht Borghouts van de huidige bestuurders enige moed. Politici moeten niet bang zijn impopulaire boodschappen te verdedigen, zoals het verhogen van hun salarissen. ‘Een minister-president die maar 180 duizend euro krijgt, dat is te laag voor zo’n functie. In 1996 was er ook twijfel of we de salarissen van Kamerleden wel konden verhogen. Als DG Openbaar Bestuur heb ik toen gezegd: we kunnen het en het is toen ook doorgegaan. Ik verwacht een rechte rug van ministers en dat ze een verhoging durven te verdedigen.’
‘Zo verwacht ik ook van de minister van Binnenlandse Zaken dat die iets doet aan de positie van de burgemeester. Die is kwetsbaar en daar moet dus wat aan gebeuren. De burgemeester moet geen voorzitter zijn van de raad en de commissaris niet van de Provinciale Staten. Dat moet geregeld worden. De volksvertegenwoordiging moet zijn eigen zaken behartigen. De Kamer heeft toch ook niet de minister-president als voorzitter?’
Rest de vraag wat Borghouts na zijn vertrek gaat doen. ‘Ik blijf lid van het bestuur van het ABP. Het bestuur van het ABP heeft mij dat gevraagd, ik hoef van hen niet weg en kan dus blijven, ook na 1 december.’ Een glimlach verschijnt op zijn gezicht. ‘Nee, ik heb het nog niet opgezegd.’
CV
Harry Borghouts (1943) bezocht het gymnasium in Rotterdam. Van 1964 tot 1974 was hij marineofficier. In die periode studeerde hij rechten aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij studeerde af in 1977. Hij werd lid van de PPR en zat van 1977 tot 1987 in de gemeenteraad van Heemstede voor Progressief Heemstede, de lokale voorloper van GroenLinks. Vanaf 1978 vervulde hij verschillende functies bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, onder andere als directeurgeneraal openbare orde en veiligheid. In 1996 werd hij secretaris-generaal bij het ministerie van Justitie. Sinds 2002 is hij commissaris van de koningin in Noord-Holland. In 2008 werd hij herbenoemd. Op 1 december vertrekt hij.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.