De middelvingers richting Groningen
De aandacht voor de Parlementaire Enquête naar de Gaswinning houdt niet over. Maar kijk naar het openbare verhoor van Jacques Wallage.
Als elk volk de regering krijgt die het verdient, zitten we bij een parlementaire enquête dus eigenlijk naar onszelf te kijken. En dat is best confronterend. Na de heftige beving in Huizinge, in 2012, werd de gaswinning voor veel Groningers definitief een vraag van veiligheid in plaats van een schade verhaal op de NAM. Maar dat ontging Den Haag. Drie jaar later moest de Raad van State eraan te pas komen om minister Kamp te dwingen serieuzer naar de veiligheidsrisico’s te kijken.
Ook daarna werd de verbinding tussen het openbaar bestuur en het gevoelen onder de Groningers nooit optimaal. Nog begin dit jaar stonden ze letterlijk in de kou in de rij voor een subsidie. Op papier leek dat een gewone subsidieregeling voor zonnepanelen of sociale innovatie, maar voor Groningers was het compensatie. En het werd dus de zoveelste middelvinger. Voor de pijnlijke beelden ging premier Rutte diep door het stof.
Hoe terecht het ook is om Rutte en Kamp ter verantwoording te roepen, het probleem zit veel dieper. De subsidieregeling vloeide voort uit een akkoord waar ook de handtekeningen van de commissaris van de koning en de burgemeester van Midden-Groningen onder stonden. Weliswaar was het plafond in de subsidieregeling niet hun idee, maar ze waren er ook niet voor gaan liggen.
Toch zijn zelfs de bestuurders in algemeen niet de ultieme schuldigen. Al 60 jaar wordt in Groningen gas gewonnen, er kwam een dikke 400 miljard voor de schatkist uit de grond. In ruil daarvoor konden de aardbevingen die ook al 30 jaar aan de gang zijn rekenen op nationale desinteresse. Het nieuws over Huizinge, de documentaire over de boerderij van de familie Heite, de petitie van Freek de Jonge − ze braken allemaal niet door.
Dat blijkt ook nu. De aandacht voor de Parlementaire Enquête naar de Gaswinning houdt niet over. Ook ik heb geen tijd om alles te volgen. Maar iemand wees mij op het openbare verhoor van Jacques Wallage. En dat zouden de lezers van dit blad inderdaad allemaal terug mogen kijken. Op advies van de commissie-Meijer begon Wallage in 2014 een Dialoogtafel op de breuklijn tussen leveringszekerheid en veiligheid. Hij kreeg de Groningse samenleving, de NAM en het ministerie van EZ aan tafel en in het soort dialoogproces dat hij had bewonderd bij Alders rondom Schiphol. Inzet was het herstel van vertrouwen, maar de uitdaging werd al snel om de boel überhaupt bij elkaar te houden. Twee jaar later viel de zaak al uit elkaar.
De bittere ironie, observeerde Wallage bij de enquêtecommissie, is dat de Groningers aan zijn Dialoogtafel niet eens per se tegen gaswinning waren. ‘Dat zeiden die mensen helemaal niet! De gaswinning moest naar een aanzienlijk lager niveau, het moest veilig worden, en de hand moest aan de kraan. Dát was de inzet van de vertegenwoordigers van de Groningers.’ Maar ook de kans op draagvlak ontging Den Haag.
Iedereen stond erbij, maar niemand keek ernaar
De directe aanleiding voor het mislukken van de Dialoogtafel was de botte stijl van minister Kamp. Hij bruskeerde de inspanning om de Groningers vooraf actief te betrekken en ruilde die in voor de tegenwoordig bekende strategie om eerst een besluit te nemen en dan stoïcijns de boosheid te komen aanhoren. De ruimte voor Kamp om zich zo op te stellen, ontstond door een fundamenteel gebrek aan publieke regie, observeerde Wallage. Na de Watersnoodramp in 1953 kwam Rijkswaterstaat in Zeeland Deltawerken bouwen. Het sluiten van de mijnen in Zuid-Limburg werd door de minister- president zelf in Heerlen in 1965 aangekondigd en de Tweede Kamer vormde een bijzondere commissie om toe te zien op voldoende nieuw perspectief in de mijnstreek. Maar de veiligheid van Groningers was ook na Huizinge slechts het voorwerp van de afhoudende zorg van de NAM.
Iedereen stond erbij, maar niemand keek ernaar. Behalve Wallage, een bestuurder uit de oude poldertraditie van de boel een beetje bij elkaar houden. Hij zag aan zijn tafel de fundamentele scheuren in het openbaar bestuur groeien. Tussen emotionele burgers en bestuurders die daar steeds minder goed mee overweg kunnen. Tussen bestuurslagen die hun eigen positie belangrijker vinden dan het organiseren van publieke regie. Tussen Groningers en de vertegenwoordigers van het gehele Nederlandse volk. En uiteindelijk tussen Nederlanders onderling. Dat maakt het probleem in het openbaar bestuur heel groot. En tegelijk de oplossing heel klein: een beetje interesse in elkaar.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.