Mystery Burger: Geen geëmmer meer

‘Ik vind uitsterfconstructie nou niet een fraai woord', zegt Carmen Hoogeveen (D66). Uit de Emmense raadsbankjes komt een instemmend gegniffel. ‘Ik vroeg me af of dat nog aangepast kan worden.’ Het woord waar Hoogeveen over valt, komt uit het beleidskader standplaatsen en venten. Het stuk is in de commissie uitgebreid besproken. Toch blijven er bij enkele fracties wat dingetjes over. Puntjes, meer niet. 

Naast Hoogeveen wil Jenneke Ensink (LEF!) weten hoe het zit met ideologische organisaties. ‘Stel het JOGG wil een kraampje in elke wijk,’ fantaseert ze, ‘is dat dan een evenement of een tijdelijke standplaats?’ Andere raadsleden schuifelen wat met hun papieren.

VVD’er Johan Scheltens heeft twéé vragen. ‘Bij de seizoensstandplaatsen staat nu 'oliebollen, kerstbomen' en 'enzovoorts',’ leest hij voor. De VVD’er vraagt zich af wat er met ‘enzovoorts’ wordt bedoeld. ‘En waarom is er ook nog steeds een limitatieve opsomming van locaties?’ vervolgt Scheltens. In de nota staan vier wijken uit Emmen-stad genoemd. En de wijken Emmermeer en Emmerhout niet.

Wethouder Jisse Otter moet deze laatste ditjes en datjes langs lopen. Het woord ‘uitsterfconstructie’ wil de wethouder best vervangen. ‘De landelijke overheid heeft het dan over overgangsrecht,’ adviseert Henk Huttinga (ChristenUnie) geamuseerd. ‘Wat mij betreft nemen we dat over', meent Otter onverschillig. ‘Het voorbeeld wat mevrouw Ensink geeft, valt niet onder de tijdelijke standplaatsen,’ gaat Otter verder. ‘Dan is het dus een evenement.’ Ensink knikt. ‘We hebben ook paastakken,’ zegt de wethouder richting VVD’er Scheltens. ‘Het enzovoort staat voor seizoensproducten', legt Otter uit.

‘Was het niet makkelijker geweest om de opsomming te vervangen door ‘seizoensproducten’?’ interrumpeert Scheltens. Aan Otter’s gezicht te zien was dát nog niet bij hem opgekomen. ‘Ik heb daar geen problemen mee,’ zegt hij terwijl hij wat verveeld de ruimte in staart.

Dan blijft er nog één puntje over. Waarom staan de wijken Emmermeer en Emmerhout niet in de nota? ‘Het is altijd zoeken in het spanningsveld tussen bestaande middenstand en alles maar vrij laten,’ verklaart Otter.

Het is Scheltens niet helder. Het legt nog steeds niet uit wáárom in deze wijken geen seizoensgebonden standplaatsen wordt toegestaan. ‘Zijn die kleiner? Minderwaardig? Of kunnen ze de concurrentie niet aan?’ probeert Scheltens. Wethouder Otter hangt inmiddels voorover op z’n tafel. ‘Daar kan ik u op dit moment geen antwoord op geven,’ zegt hij monotoon. ‘Ik neem aan dat daar redenen voor zijn.’

‘Ik heb dit twee weken gelden in de commissie ook al gevraagd,’ interrumpeert Scheltens. ‘Dat u nu nog het antwoord niet heeft, vind ik wel een beetje jammer.’ Volgens de VVD’er valt het nu niet uit te leggen waarom je seizoensverkoop dan in die twee wijken niet toestaat.

Aan de onbepaalde voornaamwoorden die de wethouder gebruikt, is te merken dat hij het echt niet weet. Intussen worden in de nota wél twee wijken zonder uitleg anders behandeld dan de rest. Een ontbrekende rechtsgrond, zeg maar. En dan ook nog eens een, die gebaseerd zou moeten zijn op de kaderstellende opdracht die de raad bij dergelijk beleid zélf het college mee had moeten geven.

Voor Scheltens is de onduidelijkheid geen aanleiding om er in de tweede termijn nog over te beginnen. In plaats van een debat over op welke grond het college seizoensverkoop kan weigeren, eindigt de behandeling van de standplaatsnota in een tegenstem van de VVD-fractie — en een meerderheid voor. Terwijl dit beleid met dat beetje debat extra toch echt beter was geworden.