Wetsvoorstel Werk en Zekerheid
Wetsvoorstel Werk en Zekerheid
Mr. drs. M.L.M. (Mark) van de Laar
Op 29 november jongstleden is het Wetsvoorstel Werk en Zekerheid ingediend bij de Tweede Kamer. Indien dit voorstel wet wordt, zal dit ingrijpende gevolgen hebben voor het arbeidsrecht.
Hierbij informeren wij u over het voorstel. Op onderdelen wordt ingegaan op de specifieke gevolgen voor de sectoren onderwijs en zorg.
Inleiding
Het wetsvoorstel is een vervolg op de afspraken die al waren gemaakt in het Sociaal Akkoord van 11 april 2013. De vraag was nog hoe deze zouden worden uitgewerkt. Deze uitwerking is nu bekend.
Het voorstel heeft betrekking op drie onderwerpen:
1. Flexibele arbeid
2. Ontslagrecht/vergoeding
3. Werkloosheidswet
Het voorstel behelst vooral wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek, en heeft dus met name betrekking op het civiele arbeidsrecht en niet op het (bestuursrechtelijke) ambtenarenrecht. Maar de voorgestelde wijzigingen van de Werkloosheidswet hebben wel directe gevolgen voor het ambtenarenrecht. De WW geldt immers ook voor ambtenaren. Verder zullen bepaalde wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek naar verwachting ook gaan leiden tot wijzigingen van de (ambtelijke) rechtspositieregelingen, bijvoorbeeld ten aanzien van flexibele arbeid.
Het wetsvoorstel is c.q. wordt dus naar onze verwachting ook van belang voor de overheid.
Flexibele arbeid
Voorgesteld wordt om de zogenaamde ketenbepaling aan te passen:
- afwijking bij cao van de maximale duur en het maximale aantal contracten wordt aan voorwaarden gebonden;
- de tussenpoos waarbinnen contracten als opeenvolgend worden gezien, wordt verlengd van drie naar zes maanden. Hiervan kan niet meer bij cao worden afgeweken;
- de maximumtermijn van de ketenbepaling wordt teruggebracht van drie jaar naar twee jaar.
Voor bestuurders van rechtspersonen in de semi publieke sector, zoals bestuurders van onderwijs- of zorginstellingen, wordt een afwijkingsmogelijkheid van de ketenbepaling bij cao mogelijk.
De proeftijd bij een tijdelijk contract van ten hoogste een half jaar wordt verboden.
De mogelijkheid om een concurrentiebeding over een te komen bij een tijdelijk contract wordt beperkt.
De afwijkingsmogelijkheid bij cao van het uitzendbeding wordt begrensd tot ten hoogste 78 weken.
De mogelijkheid om via een cao tot uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting na de periode van zes maanden wordt beperkt (oproepcontracten).
Er wordt geregeld dat op verzoek van de Stichting van de Arbeid bij ministeriele regeling kan worden bepaald dat voor bepaalde bedrijfstakken, of onderdelen daarvan, afwijking van de loondoorbetalingsverplichting niet mogelijk is. Als het gaat om nulurencontracten in de zorg heeft de Stichting van de Arbeid bij gelegenheid van het sociaal akkoord al een dergelijk verzoek gedaan. Er is overigens nog geen invulling gegeven aan het verzoek. Dit zal nog nader bepaald moeten worden in overleg met sociale partners.
Bij afloop van tijdelijke contracten van zes maanden of langer komt een wettelijke ‘aanzegtermijn’ van één maand. De werkgever dient de werknemer uiterlijk een maand voor het eind van de arbeidsovereenkomst van rechtswege, schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
Oneigenlijk gebruik van flexibele arbeidsvormen wordt aangepakt.
Het transitiebudget (zie hierna) wordt opengesteld voor tijdelijke krachten.
Ontslagrecht
Doelstellingen:
- opheffen van ‘ongelijke behandeling’ van werknemers;
- behoud van adequate rechtsbescherming;
- ‘dejuridisering zonder verlies van kwaliteit’.
De preventieve toetsing van ontslag blijft gehandhaafd, uitgevoerd door UWV of de kantonrechter. Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) wordt ingetrokken. De preventieve toets wordt opgenomen in het BW. Deze toets zal gelden ten aanzien van een ieder die werkzaam is op grond van een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van bestuurders van een BV, NV of buitenlandse vennootschap.
De verplichting tot het vragen van toestemming aan UWV of om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, geldt als de werknemer niet instemt met het ontslag.
De werknemer kan zijn schriftelijke (onvoorwaardelijke) instemming met ontslag binnen veertien dagen schriftelijk herroepen.
Twee hoofdroutes voor beëindiging (opzegging na verkregen toestemming UWV en ontbinding door kantonrechter) blijven bestaan. Maar de werkgever is niet langer vrij om te kiezen. De reden voor het ontslag bepaalt de route.
1. Bij een bedrijfseconomisch ontslag of een ontslag na twee jaar arbeidsongeschiktheid: verzoek aan UWV om een ontslagvergunning. Zonder vergunning is de opzegging vernietigbaar.
Als de vergunning wordt geweigerd, dan kan de werkgever een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter opstarten. Als de vergunning wel wordt verleend, dan kan de werknemer daarna naar de kantonrechter: herstel dienstverband of schadevergoeding. Daarna hoger beroep bij het Hof en cassatie bij de Hoge Raad.
De procedures bij de kantonrechter worden door een verzoekschrift aanhangig gemaakt.
Bij bedrijfseconomisch ontslag zal het afspiegelingsbeginsel (blijven) gelden. Overigens wordt het voor werkgevers mogelijk om werknemers die bovengemiddeld presteren of die mogelijkerwijs over meer dan de gemiddelde potentie beschikken voor de toekomst, buiten de werking van de afspiegeling te houden.
Het wordt mogelijk om bij cao een bijzondere sectorale commissie in het leven te roepen die in plaats van het UWV gaat oordelen over ontslagaanvragen (laagdrempelig).
Het bijzonder onderwijs kent momenteel commissies van beroep die achteraf kunnen oordelen over een ontslag. Als gevolg van het wetsvoorstel zullen deze cao’s in een preventieve toetsing moeten gaan voorzien.
2. Voor ontslag om in de persoon gelegen redenen is het UWV niet langer bevoegd. Deze zaken worden bij uitsluiting behandeld door de Kantonrechter (ontbindingsprocedure). Tegen de beschikking staat hoger beroep open bij Gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad.
Het zal voor de kantonrechter mogelijk worden om het verzoek tot ontbinding in te willigen, ondanks het bestaan van een opzegverbod, indien dit in het belang van de werknemer is. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de gezondheidstoestand van de werknemer zal verslechteren bij het voort bestaan van de arbeidsovereenkomst.
De mogelijkheid van ontslag op staande voet blijft bestaan.
Vergoeding
Het akkoord maakt onderscheid tussen de ‘transitievergoeding’ en de ontslagvergoeding.
De transitievergoeding is uitgangspunt voor een ieder die wordt geconfronteerd met een onvrijwillig einde van het dienstverband. De ontslagvergoeding is een correctie daarop. Met aanpassing naar boven (ernstige verwijtbaarheid werkgever) en naar beneden (ernstige verwijtbaarheid van werknemer).
De transitievergoeding bedraagt een derde maandsalaris per dienstjaar tot en met het tiende dienstjaar en een half maandsalaris voor ieder dienstjaar daarna, met een maximum van EUR 75.000,- en van een jaarsalaris als het inkomen meer bedraagt dan EUR 75.000,- per jaar.
De introductie van de transitievergoeding heeft tot gevolg dat de zogenaamde kantonrechtersformule niet meer de norm zal zijn.
Voor werknemers die op de ingangsdatum van het nieuwe systeem 50 jaar of ouder zijn, geldt een riantere opbouwregeling: de maximering van de vergoeding is wel van toepassing.
Op de transitievergoedingen kunnen inspanningen van de werkgever met betrekking tot employability/‘van werk naar werk’ in individueel dan wel collectief verband op de vergoeding in mindering worden gebracht. Er zal een Aanbeveling worden gedaan door de Stichting van de Arbeid in overleg met de Kring van Kantonrechters over de vraag wanneer sprake is van zulke verrekenbare inspanningen. De regeling ter zake van de transitievergoeding is van driekwart dwingend recht: in een cao of sociaal plan kan ervan worden afgeweken.
De ontslagvergoeding zal niet wettelijk worden gemaximeerd. De daadwerkelijk door de werknemer geleden schade lijkt dus het enige plafond te zijn.
De mogelijkheid om via de vaststellingsovereenkomst tot een beëindiging van het dienstverband te geraken blijft bestaan, maar wordt met de waarborg van een bedenktermijn (twee weken) omkleed. Bij een beëindiging met wederzijds goedvinden is de transitievergoeding niet verschuldigd (naar verwachting wel normerend effect op onderhandelingen).
Werkloosheidswet
Er zal een geïntensiveerde inzet plaatsvinden op duurzame inzetbaarheid en van-werk-naar-werk.
De maximale duur wordt vanaf 2016 geleidelijk teruggebracht, zodat die in 2019 niet meer 38 maanden maar 24 maanden is.
Nu leidt elk jaar arbeidsverleden tot verlenging van de WW-duur met een maand. Dit wordt met het wetsvoorstel aangepast.
In het kader van het wetsvoorstel wordt de definitie van ‘passende arbeid’ aangescherpt.
De systematiek van urenverrekening wordt vervangen door een systematiek van inkomensverrekening.
Activerende aanpak (doel is om werklozen zo snel mogelijk weer uit de WW en aan het werk te helpen). De maatregelen gelden niet voor de huidige WW-gerechtigden. Voor oudere werknemers komen er overgangsmaatregelen.
Ingangsdatum
De wijzigingen in het arbeidsrecht ter versterking van de positie van de flexwerkers zullen – als het voorstel wet wordt - ingaan per 1 juli 2014. De hervorming van het ontslagrecht wordt dan van kracht per 1 juli 2015.
Invoering van inkomensverrekening en aanscherping van het begrip passende arbeid vindt plaats vanaf 1 juli 2015. De maximale duur van de WW wordt vanaf 1 januari 2016 beperkt tot 24 maanden.
Slotbeschouwing
Hiervoor zijn slechts de belangrijkste onderdelen van het wetsvoorstel weergegeven. Over het voorstel valt veel meer te zeggen. Het voorstel zal daarom ongetwijfeld leiden tot kritisch commentaar, van diverse zijden.
Is er bijvoorbeeld niet teveel rechtsbescherming in het voorstel opgenomen? Worden kleine werkgevers niet onevenredig getroffen, bijvoorbeeld door de plicht een transitievergoeding te verstrekken? Wat te doen bij samenloop van ontslaggronden: naar het UWV en/of naar kantonrechter? Etc. Wij achten het nu nog niet het moment om op deze vragen in te gaan. Dat volgt later.
Het is goed dat er nu een concreet wetsvoorstel is. Van belang is vooral dat het resultaat goed en werkbaar zal zijn. Wat dit betreft zou het ook goed zijn om in de discussie over het wetsvoorstel Werk en Zekerheid mee te nemen het wetsvoorstel normalisering rechtspositie ambtenaren, met als doel: het beste van twee werelden!
Wij zullen de ontwikkelingen vanzelfsprekend nauwlettend blijven volgen, en u daarvan op de hoogte houden.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.