Wat we kunnen leren van de zaak G. tegen Volt
Een opmerkelijke uitspraak.
Op 9 maart van dit jaar verscheen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam in de zaak die een lid van de Tweede Kamer had aangespannen tegen de partij waarvoor zij in de Tweede Kamer zit. Omdat niet alleen de partij waar het om gaat maar ook het betrokken kamerlid de publiciteit zoeken en in de media met naam en toenaam worden genoemd doe ik dat hierna ook. Het onderzoeksbureau dat Volt heeft ingeschakeld wordt in de uitspraak genoemd en daarom hier ook.
Een opmerkelijke uitspraak
De uitspraak in het geding tussen deze partijen maakt nogal wat los, ook omdat de rechter met ogenschijnlijk gemak treedt in afwegingen die verkozen volksvertegenwoordigers maken binnen het verband van een fractie in de Tweede Kamer, terwijl hen daarbij staatsrechtelijk een grote mate van vrijheid toekomt. Als de wetgever die vrijheid niet aan banden legt past ook de rechter terughoudendheid, zo valt in de kring van staatsrechtgeleerden te beluisteren.
In dit stukje ga ik het daar niet verder over hebben. De uitspraak van de voorzieningenrechter is namelijk ook om een andere reden opmerkelijk. Wie de feiten die in die uitspraak worden opgesomd even op zich laat inwerken, kan zich namelijk niet aan de indruk onttrekken dat Volt toch echt reden had om te laten onderzoeken wat er rond de persoon van mevrouw Gündogan aan de hand was. Er waren signalen over grensoverschrijdend gedrag, afkomstig uit meerdere bronnen, die konden leiden tot het concrete vermoeden dat het kamerlid de grenzen van het betamelijke meermaals had overschreden. Zo beschouwd is het niet vreemd dat de andere leden van de fractie de handen vrij wilden hebben voor zo’n onderzoek en degene wier (vermoede) handelen daarvan het onderwerp zou zijn (vooralsnog) afstand wilden laten nemen. Als diegene niet vrijwillig bereid is een stap opzij te doen, ligt de inzet van een eenzijdig sturingsmiddel om zo’n onderzoek ongestoord doorgang te laten vinden in principe voor de hand, ook als daar geen expliciete juridische grondslag voor is aan te wijzen in een of ander reglement. Als diegene de medewerking aan het onderzoek blijft weigeren, terwijl de signalen niet worden ontkracht, is het niet onvoorstelbaar dat het vertrouwen dat nodig is om nog op vruchtbare wijze samen te werken daardoor onherstelbaar wordt geschaad. Zo bezien was het denkbaar geweest dat de voorzieningenrechter de formele tekortkomingen van ‘een jonge en relatief onervaren partijleiding’ – zoals zij pijnlijk diskwalificerend in haar uitspraak noteert – door de vingers zou hebben gezien.
‘Te voortvarend een onjuiste weg bewandeld’
Dat milde lot treft die partijleiding echter bepaald niet. De voorzieningenrechter streept alles door: de schorsing als lid van de Tweede Kamerfractie, de beëindiging van het lidmaatschap van die fractie en de gevoelde noodzaak om de kwestie meteen in de openbaarheid te brengen. Volgens de voorzieningenrechter heeft Volt te voortvarend een onjuiste weg bewandeld, niet alleen door eigen regels niet in acht te nemen, maar vooral door te handelen in strijd met het elementaire beginsel van hoor en wederhoor. Deze uitspraak maakt dus nog maar weer eens duidelijk dat het belang van dit beginsel niet licht kan worden overschat. Om dat uit te leggen ga ik hier wat nader in op de feiten die Volt op dit vernietigende oordeel zijn komen te staan en zet ik daar tegenover wat Volt had kunnen doen om dat risico in ieder geval aanmerkelijk te verkleinen. Dat is nuttig omdat bestuursorganen en overheidswerkgevers daar hun voordeel mee kunnen doen als zich binnen hun bereik iets dergelijks voordoet (wat in deze tijd, na de commotie over het programma The Voice of Holland, zeker niet denkbeeldig is).
Wat was er aan de hand?
Op basis van de uitspraak laten de meest relevante feiten zich als volgt samenvatten:
- Op 21 januari 2022 uit een fractiemedewerker van Volt klachten over het gedrag van mevrouw Gündogan in een brief die hij in kopie stuurt aan de fractievoorzitter.
- Op 24 januari 2022 bevestigt BING aan Volt de opdracht tot het uitvoeren van een integriteitsonderzoek.
- Op 31 januari 2022 presenteert BING voorlopige bevindingen en een advies over vervolgstappen.
- Op 13 februari 2022 zegt de fractievoorzitter mevrouw Gündogan telefonisch een schorsing aan vanwege ‘enkele meldingen’ die bij de partij zijn binnengekomen die wijzen op grensoverschrijdend gedrag van haar kant. Om nader onderzoek te laten plaatsvinden wordt een veilige omgeving gecreëerd waarin mevrouw Gündogan haar werkzaamheden moet neerleggen en zich van publieke uitingen moet onthouden. Dit wordt haar aansluitend per mail bevestigd.
- Diezelfde avond protesteert mevrouw Gündogan per mail. Zij geeft aan mee te willen werken aan een onderzoek en vraagt de boodschap daarover niet al diezelfde avond naar buiten te brengen, maar de volgende dag in aanwezigheid van een jurist nader te bespreken. In die mail vraagt zij aandacht voor haar belang, met name in die zin dat zij bezwaar maakt tegen het feit dat zij niet mag weten wat de klachten zijn en een soort open ticket moet afgeven voor wat betreft de invulling van het onderzoek.
- Volt publiceert diezelfde dag toch (en zet daar de datum van de volgende dag boven).
- BING nodigt mevrouw Gündogan op 14 februari 2022 uit voor een interview;
- BING stuurt de advocaten van mevrouw Gündogan desgevraagd op 17 februari 2022 een kopie van de brief met de klacht, de opdrachtbevestiging en de tussenrapportage.
- Op 18 februari 2022 weigert mevrouw Gündogan haar medewerking aan het onderzoek.
- Op 23 februari 2022 volgt een tweede tussenbericht van BING waarin verslag wordt gedaan van de voortgang van het onderzoek. Uit de brief blijkt dat in totaal 11 personen klachten hebben gemeld over grensoverschrijdend gedrag van diverse aard, zijnde voormalig leden van het landelijk bestuur, een medewerker van de fractie en mensen die actief zijn in een lokale afdeling van Volt. Er wordt een voorbehoud gemaakt vanwege het ontbreken van de gelegenheid tot wederhoor aan mevrouw Gündogan.
- Op 26 februari 2022 staat een fractieberaad gepland waar mevrouw Gündogan voor wordt uitgenodigd. Zij verschijnt niet en de fractie besluit vanwege de meldingen het fractielidmaatschap van mevrouw Gündogan per direct te beëindigen. Het bestuur van Volt stemt daarmee in en deelt dat diezelfde dag aan mevrouw Gündogan mede. Ook dat bericht wordt diezelfde dag naar buiten gebracht.
Geen klacht, wel een geheim onderzoek
Zoals uit deze opsomming van de feiten blijkt, is het spel op de wagen gekomen door een brief van een ontevreden fractiemedewerker. Die wilde geen officiële klacht indienen, maar wel zijn ongenoegen uiten over het gedrag mevrouw Gündogan door te bedingen dat zijn brief in haar dossier zou worden opgenomen. De voorzieningenrechter zegt in haar uitspraak BING na als zij overweegt dat die brief met name gaat over opmerkingen van mevrouw Gündogan die op zichzelf beschouwd zijn te zien als al dan niet geslaagde grapjes.
Volt vond de inhoud van deze brief kennelijk niet ernstig genoeg om mevrouw Gündogan op haar gedrag aan te spreken, maar wel om in het geheim een onderzoeksbureau in te schakelen dat dit signaal op zijn merites zou moeten onderzoeken. Kennelijk heeft Volt de voorzieningenrechter er niet van kunnen overtuigen dat die opmerkelijke stap in dit geval gerechtvaardigd was. Ik lees in de uitspraak in elk geval niet terug waarom Volt vond dat mevrouw Gündogan in eerste instantie niet met de brief kon worden geconfronteerd en in de gelegenheid kon worden gesteld zich over de aantijgingen aan haar adres uit te laten. Ook lees ik geen verklaring voor het feit dat mevrouw Gündogan niet in dat stadium al is betrokken bij de keus voor een extern onderzoek. Had Volt dat gedaan, dan zou een – niet op het eerste gezicht geloofwaardige – ontkenning van de verwijten aan haar adres van de kant van mevrouw Gündogan de opdracht aan BING naar mijn inschatting wel hebben kunnen rechtvaardigen. Dat had dan misschien wel de voorkeur verdiend boven het volgen van de route via het integriteitsbureau van de Tweede Kamer. Zeker als mevrouw Gündogan daar expliciet mee had ingestemd was de inschakeling van een partij die op grotere afstand staat van de personen om wie het gaat dan het ‘eigen’ integriteitsbureau van de Kamer in mijn visie op zijn minst een te verdedigen keus geweest. Bovendien zou het bieden van inspraak aan mevrouw Gündogan over de onderzoeksopdracht aan dit bureau de kans op latere discussie over de waarde van de onderzoeksbevindingen kleiner hebben gemaakt. Door haar er daarentegen helemaal buiten te laten, heeft Volt dit oordeel van de voorzieningenrechter over zich afgeroepen.
Een overval en publieke veroordeling op basis van eenzijdige informatie
Ook de volgende stappen die Volt zet zijn op afstand lastig te volgen. Zij krijgt namelijk op 31 januari 2022 een soort tussenstand van het onderzoeksbureau, doet er vervolgens twee weken over om zich op de inhoud te beraden en deelt dan op 14 februari 2022 out of the blue aan mevrouw Gündogan mede dat zij per direct is geschorst. Let wel: zij heeft tot dat moment niets over de klachten vernomen, laat staan dat zij daar het hare tegen heeft kunnen inbrengen. Niet tegen Volt en niet tegen BING. Wat haar over die klachten wordt gezegd is (kennelijk) helemaal niet inhoudelijk. Zij krijgt geen tijd voor beraad, wordt zelfs na haar verzoek daartoe niet in de gelegenheid gesteld tot een gesprek met bijstand van een raadsman, krijgt weer geen inspraak in de opzet van nader onderzoek en heeft als klap op de vuurpijl maar goed te vinden dat Volt de beslissing haar op non-actief te stellen diezelfde dag nog naar buiten brengt.
De voorzieningenrechter vindt dat ook in het #MeToo-tijdperk, met alle terechte aandacht voor het belang van mogelijke slachtoffers, een wat al te eenzijdige benadering. Ik ben niet snel geneigd dat met haar oneens te zijn. Ook hier is niet goed voorstelbaar waarom mevrouw Gündogan niet eerst kon worden uitgenodigd voor een gesprek over de voorlopige bevindingen van BING, voordat er mede naar aanleiding van haar relaas verdere stappen werden ondernomen. Volt had ook zonder namen en rugnummers te noemen enig inzicht kunnen bieden in de aard en de herkomst van de klachten, en zo de mogelijke slachtoffers uit de wind kunnen proberen te houden, maar zei in het geheel niets. Toen mevrouw Gündogan zich op 13 februari 2022 niet geheel onbegrijpelijk overvallen toonde door de telefonische mededeling van de fractievoorzitter, had haar natuurlijk die ene dag voor beraad en overleg met een raadsman moeten worden gegund. De perspublicatie, die gelet op de datering lijkt te zijn bedoeld voor de volgende dag, had best tot na dat door haar gewenste nadere gesprek die 14de februari kunnen worden uitgesteld. Volt doet dat allemaal niet en laat het aan BING over om pas in latere instantie -desgevraagd- wat informatie met mevrouw Gündogan te delen.
Ook hier geldt weer dat Volt mevrouw Gündogan een argument uit handen had geslagen als zij op 13 of 14 februari in de gelegenheid was geweest iets over de feiten zoals die zich op dat moment lieten aanzien had mogen zeggen. Voor zover zij die had erkend was er mogelijk geen aanleiding geweest tot nader onderzoek. Een blote ontkenning had tegen de achtergrond van wat BING tussentijds had gerapporteerd waarschijnlijk juist wel alle aanleiding kunnen geven het een en ander verder te laten onderzoeken. Uiteraard zit er tussen (bloot) erkennen en ontkennen nog een rijke schakering aan varianten, maar afgezien van de niet heel waarschijnlijke situatie waarin de betrokkene onmiddellijk alles waterdicht weet te weerleggen, beantwoordt zo’n eerste gesprek in elk geval aan het elementaire beginsel dat een belastend besluit als een ordemaatregel normaal gesproken pas kan worden genomen nadat degene tot wie dat is gericht zelf over de feiten is gehoord.
Meewerken verplicht?
Door op deze manier te handelen heeft Volt mevrouw Gündogan ongetwijfeld onbedoeld een argument in handen gespeeld om haar medewerking aan het onderzoek van BING te kunnen (blijven) weigeren. Normaal gesproken kan iemand in haar positie dat niet, althans niet straffeloos, aangezien gedragscodes voor politieke ambtsdragers bij discussie over hun integriteit vaak meer of minder expliciet de plicht tot medewerking opleggen. Hier zal dat mogelijk niet zo zijn geweest, maar ook dan zou naar mijn mening in beginsel van mevrouw Gündogan de bereidheid mogen worden verwacht verantwoording af te leggen over wat zij in relatie tot haar publieke functie heeft gedaan en nagelaten. Wat zij echter niet hoeft te dulden is – zoals zij dat blijkens de uitspraak op enig moment zelf heeft omschreven – het ondergaan van een proces dat moet leiden tot haar ‘politieke zelfmoord’.
Kort gezegd: iemand die voorwerp is van een onderzoek als dit moet tevoren weten wat er onderzocht wordt en door wie, met welke waarborgen het proces is omkleed, wanneer zij zelf aan het woord komt, hoe zij op het verzamelde materiaal mag reageren en wat er gebeurt met de door de onderzoeker te verzamelen bevindingen. Het helpt om daar een partij voor in te schakelen die dat allemaal tevoren goed heeft doordacht en vastgelegd in een onderzoeksprotocol. Wie daar niet aan meewerkt, of hij verplicht is of niet, laat zijn beurt voorbijgaan en kan zich dan in de regel achteraf niet beklagen over een te eenzijdige benadering.
Onzuiver proces levert ondeugdelijk resultaat
Volt schiet hier zichzelf naar mijn mening in de voet door mevrouw Gündogan tot 14 februari 2022 geen enkele inbreng te gunnen in het proces dat tegen haar is opgetuigd. Door haar in een zo laat stadium pas te laten uitnodigen voor een gesprek, zonder haar de gelegenheid te geven iets te vinden van de klachten en de onderzoeksopdracht, verschafte Volt haar namelijk de legitimatie om dat gesprek uit de weg te gaan. Het gevolg is dat het onderzoeksbureau bij het weergeven van de volgende tussenstand weer maar één kant van de medaille kon belichten, waardoor de bevindingen ook op dat moment niet de inhoudelijke legitimatie konden verschaffen voor het volgende ingrijpende besluit dat Volt nam en dat erop was gericht mevrouw Gündogan het lidmaatschap van de fractie te ontnemen. Dat de voorzieningenrechter ook dat doorstreept is dan op zich niet vreemd, los van de mijns inziens legitieme vraag of zij zich daarmee niet een jas aanmeet die haar staatsrechtelijk bezien te ruim zit.
Afgaand op de inhoud van de uitspraak lijkt mij dat Volt bij een zorgvuldiger aanvliegroute inhoudelijk alle reden had gehad voor zo’n besluit, ook als mevrouw Gündogan in die situatie haar medewerking aan het onderzoek was blijven weigeren. Had zij eerder haar zienswijze naar voren kunnen brengen, dan zou de keuze die gelegenheid ook later niet te baat te nemen voor haar rekening kunnen zijn gelaten. Een veelheid van klachten over grensoverschrijdend gedrag, van verschillende personen afkomstig, uit diverse geledingen van de partij, gebaseerd op concreet omschreven ervaringen, zal zeker als daar geen steekhoudende reactie op komt door de bank genomen een toereikende grondslag kunnen vormen voor een beslissing de betrokkene uit het verband van (bijvoorbeeld) een fractie te weren. Zo’n beslissing blijft in stand als hij door een voorzieningenrechter alleen voorlopig – en met gepaste terughoudendheid – wordt getoetst.
Wat valt er te leren?
De les van deze uitspraak is kortweg deze: neem signalen die wijzen op mogelijke misstanden serieus, maar doe recht aan het belang van zowel de klagers als de beklaagde door een zorgvuldig proces op touw te zetten. Wie het risico van ongelukken als deze wil vermijden doet er verstandig aan een externe partij in te schakelen die zich krachtens de wet aan gedragsregels heeft te houden en die werkt op basis van een doortimmerd onderzoeksprotocol, zoals dat van Capra. De geïnteresseerde lezer verwijs ik tot slot nog naar mijn artikel elders op deze site ‘#MeToo versus ook gij?’.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.