bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Actieve rol overheidswerkgever vereist bij re-integratie ex-medewerkers

Actieve rol overheidswerkgever vereist bij re-integratie ex-medewerkers

13 januari 2015

Afbeelding

Mr. G.G.E.A. (Jacobien) Frederix-Gianotten

Als aan een ex-overheidswerknemer een WW-uitkering wordt toegekend, dan verhaalt het UWV de kosten van deze uitkering op de overheidswerkgever “tot wie de dienstbetrekking bestond uit hoofde waarvan de ex-overheidswerknemer werkloos is geworden”.

Overheidswerkgevers zijn derhalve “eigenrisicodrager” voor de WW-uitkeringen van medewerkers die bij hen uit dienst treden. De wettelijke basis voor dit eigenrisicodragerschap is te vinden in artikel 79 van de Werkloosheidswet.

De overheidswerkgever krijgt niet alleen de rekening gepresenteerd van de aan zijn voormalige medewerker toegekende WW-uitkering, hij is daarnaast verantwoordelijk voor de re-integratie van de ex-medewerker naar een nieuwe werkkring. Dit volgt uit artikel 72a WW. In de praktijk blijken hier nog veel misverstanden over te bestaan. Met name over de rol van het UWV bestaat niet altijd het juiste beeld. Reden voor Capra om de verantwoordelijkheden van de overheidswerkgever enerzijds en het UWV anderzijds nog eens voor u op een rij te zetten.

Aan het slot van het artikel zal worden stilgestaan bij de gevolgen van de wet Werk en Zekerheid voor de Werkloosheidswet. De wet Werk en Zekerheid brengt op een aantal punten fundamentele verandering in het civiele arbeidsrecht. Minder bekend is dat deze wet ook wijzigingen brengt in de Werkloosheidswet. Voor overheidswerkgevers kan dit leiden tot een kostenbesparing. Dit potentiële voordeel zal hieronder worden toegelicht.

Rol UWV en overheidswerkgever t.a.v. WW-uitkering

Het UWV is belast met het toekennen en uitbetalen van WW-uitkeringen. Daarnaast beoordeelt het UWV of degenen die een WW-uitkering ontvangen, zich houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het ontvangen van een WW-uitkering. Zo nodig kan het UWV een sanctie opleggen, zoals herziening of intrekking en terugvordering van de WW-uitkering. Dit laatste wordt aangeduid als de “handhavingstaak”.

Uit hoofde van zijn handhavingstaak moet het UWV er onder meer op toezien of uitkeringsgerechtigden voldoende sollicitatie-activiteiten ontplooien. Tegelijkertijd bepaalt artikel 72a van de Werkloosheidswet dat de overheidswerkgever tot taak heeft “de inschakeling in de arbeid te bevorderen” van:

- een persoon die uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer met die overheidswerkgever recht heeft op een WW-uitkering, en;
- een overheidswerknemer die kan aantonen dat zijn dienstbetrekking binnen vier maanden zal eindigen en van wie redelijkerwijs valt aan te nemen dat hij dan aanspraak kan maken op een WW-uitkering.

Dit roept de vraag op wat er nu precies van het UWV en de overheidswerkgever wordt verwacht.

Wie doet wat?

Zoals gezegd, uit artikel 72a WW volgt dat de overheidswerkgever is belast met de taak om de re-integratie te verzorgen van (ex-)overheidswerknemers. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat het UWV zich niet of nauwelijks bemoeit met de re-integratie van ex-overheidswerknemers die een WW-uitkering ontvangen. Ex-overheidswerknemers die zich bij het UWV melden om te re-integreren naar ander werk, worden veelal terugverwezen naar de voormalige werkgever.

De overheidswerkgever is in beginsel vrij om te bepalen hoe hij zijn re-integratietaak invult. Hij kan bijvoorbeeld naar eigen inzicht kiezen de benodigde activiteiten zelf in te vullen of hiervoor een re-integratiebedrijf in te schakelen. Steeds is echter allereerst van belang dat de overheidswerkgever zich realiseert dat hij verplichtingen heeft ten aanzien van de re-integratie van zijn ex-medewerker naar een nieuwe baan.

De Werkwijzer “artikel 72a WW” geeft meer informatie over de verplichtingen over en weer. Deze werkwijzer is uitgebracht op initiatief van het UWV, het Verbond Sectorwerkgevers Overheid en enkele overheidswerkgevers. In hoofdstuk 4 is uitgewerkt wat van de overheidswerkgever wordt verlangd en met welke taken het UWV is belast. Veel concrete aanknopingspunten voor de inhoudelijke re-integratie bevat de werkwijzer echter niet, omdat de overheidswerkgever zoals gezegd vrij is om zijn re-integratiebeleid naar eigen inzicht in te vullen.

Overheidswerkgever moet toezien op sollicitatieverplichting ex-medewerker

Degenen die een WW-uitkering ontvangen moeten iedere week gemiddeld tenminste één sollicitatie-activiteit verrichten (dit volgt uit het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW en IOW 2012). De vraag is nu wie hierop moet toezien: de overheidswerkgever of het UWV? In de werkwijzer is uiteengezet dat het UWV steeksproefsgewijs controleert of de uitkeringsgerechtigde aan zijn sollicitatieplicht voldoet. Hieraan is toegevoegd dat het UWV alleen kwantitatieve controles uitvoert en dat de overheidswerkgever moet toezien op de kwalitatieve aspecten, zoals de inhoud van de brieven en de selectie van vacatures waarop de medewerker heeft gesolliciteerd. Het is mijn ervaring dat overheidswerkgevers zich met name van dit onderdeel van hun re-integratieverplichting nog onvoldoende bewust zijn. Dit, terwijl hierin juist de mogelijkheid ligt om op de WW-kosten te besparen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in, onder andere, zijn uitspraak van 26 februari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:594) geoordeeld dat de controleplicht van het UWV inderdaad beperkt is tot het steeksproefsgewijs controleren van sollicitatieverplichtingen van WW-gerechtigden. Naar het oordeel van de Raad mag het UWV bovendien zelf bepalen over welke periode de WW-gerechtigde een overzicht van zijn sollicitatieactiviteiten moet verstrekken. De Raad verwees hierbij naar de genoemde werkwijzer. Dit betekent dat in de praktijk met name de werkgever moet toezien op de sollicitatieverplichtingen.

Actieve invulling re-integratietaak door overheidswerkgever

Als een overheidswerkgever wil bereiken dat het UWV de WW-uitkering van een voormalige medewerker herziet of intrekt en terugvordert, ligt het volgens de Raad voorts op de weg van de overheidswerkgever om gerede twijfel over de aanspraak op de WW-uitkering naar voren te brengen. De overheidswerkgever kan zich dus niet op het standpunt stellen dat het UWV uitvoerig onderzoek moet verrichten als de werkgever aanleiding heeft om te twijfelen aan de inzet van de ex-medewerker. De verplichting van het UWV gaat namelijk niet verder dan het verrichten van steeksproefsgewijze controles op de kwantiteit.

De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat de overheidswerkgever hierdoor niet in een onmogelijke bewijspositie wordt geplaatst. Omdat de overheidswerkgever bekend is met de reden van de beëindiging van het dienstverband en met feiten die daarbij een rol speelden, kan deze zich volgens de Raad namelijk een oordeel vormen over de vraag of sprake is van verwijtbare werkloosheid.

Bovendien geldt volgens de Raad dat “een overheidswerkgever die actief invulling geeft aan zijn re-integratietaak met betrekking tot de sollicitatieactiviteiten van zijn voormalig werknemer dezelfde gegevens kan verkrijgen als het UWV zal verkrijgen bij de uitoefening van zijn wettelijke taak”.

Met andere woorden, als de overheidswerkgever de ex-medewerker regelmatig op kritische wijze bevraagt over zijn sollicitatie-activiteiten, beschikt deze over voldoende informatie om vast te stellen of zijn ex-medewerker – al dan niet – voldoet aan zijn sollicitatieverplichtingen.

Overheidswerkgever moet zelf informatie vergaren

De uitspraak van de Raad onderschrijft dat het voor overheidswerkgevers van groot belang is om na een verleend ontslag in contact te blijven met ex-medewerkers die uit hoofde van het ontslag een WW-uitkering ontvangen. Als er mogelijk aanleiding is om de WW-uitkering te herzien omdat de ex-medewerker niet aan zijn sollicitatieverplichtingen voldoet, kan namelijk van het UWV weinig concreets worden verwacht. Overheidswerkgevers zullen vooral zelf de informatie moeten vergaren die nodig is om vast te stellen dat de ex-medewerker in gebreke is ten aanzien van zijn sollicitatieverplichtingen. Het inplannen van een maandelijks voortgangsgesprek met de gewezen medewerker– direct dan wel via het ingeschakelde re-integratiebureau – is hiervoor een goed middel.

Als uit de contacten blijkt dat de ex-medewerker onvoldoende sollicitatie-inspanningen verricht, dan moet de overheidswerkgever het UWV hierover actief informeren, met het verzoek om de WW-uitkering te herzien en/of in te trekken. Mocht het UWV afwijzend op een dergelijk verzoek reageren, kan daartegen bezwaar worden ingesteld.

Overheidswerkgevers kunnen overigens met het oog op hun re-integratieverplichtingen bepaalde gegevensbronnen van het UWV raadplegen. Een van deze bronnen is de applicatie Financiële Informatie Voorziening. Deze applicatie biedt inzicht in het recht, de duur en de hoogte van de WW-uitkering van de ex-overheidswerknemer. Deze informatie kan goed van pas komen bij het inzetten van re-integratieactiviteiten en het toezicht op de goede opvolging daarvan.

De wet Werk en Zekerheid en de WW: een besparing voor de overheidswerkgever

Zoals gezegd, brengt de wet Werk en Zekerheid niet alleen fundamentele wijzigingen aan in het civiele ontslagrecht, ook de Werkloosheidswet zal op een aantal onderdelen wijzigen. Voor dit artikel is met name van belang dat vanaf 1 juli 2015 voor WW-gerechtigden, wanneer zij gedurende een half jaar een WW-uitkering hebben ontvangen, alle arbeid wordt aangemerkt als passende arbeid. Dit betekent dat het niveau van de functie of het daaraan gekoppelde salaris na zes maanden werkloosheid geen gerechtvaardigd argument meer is om niet op een bepaalde vacature te solliciteren. De ex-medewerker moet zich (na de genoemde periode van zes maanden) op alle vacatures richten.

Met deze wijziging wordt gepoogd om de duur van de werkloosheid terug te dringen. Voor overheidswerkgevers kan dit leiden tot een besparing, omdat hij zich mogelijk eerder op het standpunt kan stellen dat de ex-medewerker onvoldoende sollicitatie-activiteiten verricht. Wij adviseren overheidswerkgevers om dit in de contacten met ex-medewerkers over hun sollicitatieactiviteiten nu reeds aan de orde te stellen. Zou een ex-medewerker weigeren om te solliciteren naar een functie die op zichzelf als passend kan worden aangemerkt, doet u er verstandig aan om hierover zo spoedig mogelijk aan de spreekwoordelijke bel te trekken bij het UWV, zodat het UWV aan de betrokkene een sanctie kan opleggen.  

Als u meer informatie wenst over het bovenstaande, kunt u contact opnemen met ondergetekende of uw vaste contactpersoon bij Capra.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.