Lidmaatschap Hells Angels en Satudara reden voor ontslag?
Mr. M.J.M. (Marc) Schoonhoven De discussie barst weer los. Leden van de Amsterdamse Hells Angels blijken binnen de gemeente als ambtenaar werkzaam te zijn. De vraag die dan vanuit de bestuurlijke en politieke geledingen direct naar voren komt - blijkbaar wordt hier in de politieke arena ook mee gescoord - is of een dergelijk lidmaatschap wel verenigbaar is met het ambtenaarschap.
In de Kamer denkt men dat dit niet het geval is en dat er nadere regelgeving zou moeten komen waardoor het lidmaatschap van van criminele feiten verdachte motorclubs als Hells Angels en Satudara, niet verenigbaar wordt met het ambtenaarschap. En onverenigbaarheid met het ambt, betekent ontslag.
De vraag is echter of dit zo makkelijk gezegd kan worden. In Nederland kennen wij het grondwettelijk verankerde recht van vrijheid van vereniging. Dit recht van vrijheid van vereniging geldt ook voor ambtenaren. Grondrechten kunnen weliswaar beperkt worden, maar dit is slechts het geval indien de uitoefening van een grondrecht een volstrekt ontoelaatbare invloed heeft op het normaal goed functioneren van de ambtenaar zelf of van de openbare dienst waar de ambtenaar werkzaam is. Het is maar de vraag of het enkele lidmaatschap van Hells Angels, Satudara of vergelijkbare clubs een dusdanige ontoelaatbare inbreuk op het goed functioneren van de ambtenaar of van de dienst betekent, dat daarmee een ingrijpen met ontslag gerechtvaardigd zou zijn. Dat valt ons inziens ten zeerste te betwijfelen.
Is hiermee nu gezegd dat de overheid zonder uitzondering met lede ogen moet toezien dat haar ambtenaren lid zijn van motorclubs als Hells Angels of Satudara, die zij vanuit haar publieke taak in het gareel moet houden en tot het uiterste zelfs probeert te weren? Dat valt maar te bezien.
Zelfs zonder wijziging van de regelgeving, kan het denkbaar zijn dat het lidmaatschap van ambtenaren van motorclubs als Hells Angels en Satudara onder omstandigheden (het gezag van) de openbare dienst zo beschadigt of in opspraak brengt, dat in redelijkheid niet van de werkgever gevraagd kan worden die ambtenaar in dienst te houden. Dan moet er echter wel naar meer feiten en omstandigheden gekeken worden. De aard van de functie die de ambtenaar uitoefent is hierin een sterk bepalende factor. Vaste jurisprudentie leert dat ambtenaren in representatieve functies, als uitdragers van het gezag, geen nevenactiviteiten mogen verrichten die twijfels kunnen laten rijzen over hun integriteit, betrouwbaarheid, loyaliteit en de onafhankelijkheid waarmee de ambtelijke functie moet worden uitgeoefend. Hieronder vallen in het bijzonder politiemensen, maar denk ook aan vergunningverleners, toezichthouders, ambtenaren met een opsporingsbevoegdheid, maar ook docenten in het onderwijs.
Functionarissen die de publieke beeldvorming over de ambtenaar en de overheid kunnen bepalen, staan in de spreekwoordelijke etalage en aan hen moet de overheid het gezag jegens de burger kunnen ontlenen. Die ambtenaren dragen een verregaande verantwoordelijkheid in het bewaken van de integere overheid en het aanzien van de ambtenaar die voor die overheid werkt. Dat aanzien moet in ieder geval vrij zijn van iedere smet. Maar zelfs zonder smet en ook al valt de betreffende functionaris van geen enkele concrete onrechtmatigheid te beschuldigen, kan het zijn dat twijfel rijst over diens integriteit. Er mag gewoonweg geen enkele twijfel bestaan.
Een politieambtenaar mag niet in zijn vrije tijd als uitsmijter in een nachtclub of discotheek werken, mag evenmin een relatie onderhouden met iemand uit een familie met criminele contacten. Een docent in het onderwijs doet er verstandig aan geen leerlingen als vrienden op Hyves of Facebook toe te voegen; een relatie met - weliswaar een meerderjarige – leerling(e) is helemaal uit den boze. In voorkomende gevallen heeft een en ander geleid tot een disciplinaire bestraffing en zelfs tot strafontslag.
Voor ambtenaren die een publieksfunctie uitoefenen, die een grote verantwoordelijkheid dragen in het bewaken van de betrouwbaarheid en het gezag van de overheid en die als het ware het visitekaartje zijn voor de overheid, is zonder meer de stelling verdedigbaar dat zij zich door het lidmaatschap van clubs als Hells Angels en Satudara op zijn zachtst gezegd in een risicogebied begeven. Temeer nu deze groeperingen steeds opnieuw in relatie staan of worden gebracht met onrechtmatige en zelfs criminele activiteiten. Wat daarvan in het geheel waar is, is in deze discussie naar ons idee niet relevant. Het enkele feit dat genoemde motorclubs - nogmaals al dan niet terecht - in verband worden gebracht met ontoelaatbare praktijken, is voldoende om de integriteit en betrouwbaarheid van ambtenaren bij de overheid, die van die clubs lid zijn, in opspraak te brengen. De schijn van vriendjespolitiek, van belangenverstrengeling, van het chantabel en beïnvloedbaar zijn, ondermijnt direct al het noodzakelijk in een dergelijke ambtenaar te stellen vertrouwen. Het is een goed recht van de werkgever om in die situaties het standpunt te betrekken dat door het lidmaatschap van de betreffende clubs, de goede uitoefening van de functie of het goede functioneren van de openbare dienst dermate wordt aangetast, dat daarop de kwalificatie ‘ontoelaatbaar’ van toepassing is. Dat zou dan tot een verbod van het lidmaatschap kunnen leiden. Overtreding van het verbod zou dan tot de conclusie van plichtsverzuim aanleiding kunnen geven, waaraan disciplinaire sancties verbonden kunnen worden.
Daarnaast is het zeker ook mogelijk om aan de ambtenaar de verplichting op te leggen een dergelijk lidmaatschap te melden en hem dan de keuze voor te houden dat indien het lidmaatschap niet verenigbaar is met de uitoefening van de functie, dan wel dat lidmaatschap neer te leggen dan wel een andere betrekking te zoeken. Blijkt de betreffende ambtenaar niet in staat een dergelijke keuze te maken, dan kan - naast dat men hier in de sfeer van plichtsverzuim terecht komt - ook zeker de stelling betrokken worden dat er dan een impasse ontstaat, welke impasse doorbroken kan worden door in dat geval een ontslag op andere gronden te verlenen. De reden daarvoor ligt dan in de vertrouwensbreuk en het wegvallen van de noodzakelijke basis voor een onbelemmerde voortzetting van de samenwerking.
Kortom, lidmaatschap van organisaties als de Hells Angels en Satudara kan, onder omstandigheden, ook nu al aangepakt worden.
Marc Schoonhoven en Marie-Thérèse Berns
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.