Cao Gemeenten: toch passende regeling bij verstoorde arbeidsverhouding
Cao Gemeenten: toch passende regeling bij verstoorde arbeidsverhouding
Een half jaar geleden hebben collega Sanne Dassen en ik de 1.0-versie van de Cao Gemeenten beschouwd in een artikel in het Tijdschrift voor AmbtenarenRecht (TAR). Daarna is op 1 juli 2019 de 2.0-versie van de Cao Gemeenten verschenen, en inmiddels is er ook de Cao Gemeenten 3.0. Deze laatste versie is op 5 november 2019 als cao aangemeld bij het ministerie van SZW. Dit betekent dat er een definitieve Cao Gemeenten is, welke met ingang van 1 januari 2020 geldt.
De definitieve Cao Gemeenten bevat meerdere wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versies. Eén verandering verdient bijzondere aandacht, namelijk de toevoeging van artikel 10.24.
Geen passende regeling
In de 1.0- en 2.0-versie van de Cao Gemeenten ontbrak een bepaling over de passende regeling van artikel 10d:4 CAR/UWO, die wordt verbonden aan een ontslag op grond van artikel 8:8 CAR/UWO (ontslag op andere gronden).
Uit de transponeringstabel bij de Cao Gemeenten 1.0 blijkt dat artikel 10d:4 CAR/UWO zou komen te vervallen, omdat het eerste lid van deze bepaling in strijd werd geacht met artikel 7:669, lid 3 onder g BW en artikel 7:670b BW. Het tweede en derde lid zouden geen toegevoegde waarde hebben.
In ons TAR-artikel hebben wij daarover opgemerkt dat bij deze redenering vraagtekens kunnen worden geplaatst. De ambtenaar die na 1 januari 2020 wordt ontslagen wegens een verstoorde arbeidsverhouding maakt geen aanspraak op een passende regeling, terwijl een vergelijkbare faciliteit ontbreekt in het Burgerlijk Wetboek. Wel zou de ontslagen ambtenaar in aanmerking kunnen komen voor een transitievergoeding.
Dit betekende dat een gemeenteambtenaar die wordt ontslagen vanwege een verstoorde arbeidsverhouding er vanaf 1 januari 2020 in financiële zin fors op achteruit zou gaan ten opzichte van een ontslag onder de CAR/UWO. Wij hebben voorgesteld dat de Cao Gemeenten op dit punt zou moeten worden aangepast, mede gelet op het opvallende verschil met de situatie dat ontslag wordt verleend vanwege disfunctioneren (waarbij ingevolge de Cao Gemeenten wel aanspraak op bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen bestaat).
Toch passende regeling
In de definitieve versie van de Cao Gemeenten is dit rechtgezet, omdat de LOGA-partijen tot het inzicht zijn gekomen dat artikel 10d:4 CAR-UWO mogelijk onterecht niet was omgezet in de Cao Gemeenten.
Aan hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten is daarom een nieuwe paragraaf 6 (passende regeling bij verstoorde arbeidsverhouding) toegevoegd, die bestaat uit één bepaling, namelijk artikel 10.24. Die bepaling luidt als volgt:
- De werkgever die het voornemen heeft om de kantonrechter te vragen de arbeidsovereenkomst met een werknemer op grond van een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden, treft voor die werknemer een passende regeling.
- De werkgever betrekt bij het bepalen van de passende regeling voor zover dat redelijk en billijk is, de inhoud van paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 10 en artikel 7:673 BW over de toekenning van een transitievergoeding.
Toepassing passende regeling
Bij een ontslag vanwege een verstoorde arbeidsverhouding dient er dus toch een passende regeling voor de ontslagen ambtenaar te worden getroffen, waarbij de aanvullende (paragraaf 1) en de na-wettelijke (paragraaf 2) werkloosheidsuitkering worden betrokken alsmede de transitievergoeding.
Dit betekent niet dat deze aanspraken allemaal zouden moeten worden toegekend. Er moet voor de ontslagen ambtenaar een passende regeling worden getroffen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij vormen de bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen en de transitievergoeding slechts elementen waaruit een passende regeling zou kunnen bestaan.
De Cao Gemeenten lijkt de werkgever dus de mogelijkheid te bieden om zelf een afweging te maken ten aanzien van de generositeit van de passende regeling. Daarbij zal de vraag in hoeverre de ambtenaar een verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde arbeidsverhouding waarschijnlijk een belangrijke rol spelen.
Het is afwachten hoe de civiele rechter met het fenomeen ‘passende regeling’ om zal gaan. Met name is het de vraag of de kantonrechter een ontbindingsverzoek zal afwijzen indien in zijn ogen de aangeboden regeling niet passend is. Of zal de kantonrechter de aangeboden regeling in zijn uitspraak in een dergelijk geval aanvullen met de toekenning van een transitievergoeding of zelfs een billijke vergoeding? De toekomst zal het leren.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.