De redelijkheid en het UWV
Bij een zieke medewerker is in het eerste ziektejaar op advies van de bedrijfsarts de re-integratie in het 2e spoor ingezet. Achter gezien bleek dit te snel en werd een loonsanctie opgelegd.
Paula Berends-Schellens
Bij een zieke medewerker is in het eerste ziektejaar op advies van de bedrijfsarts de re-integratie in het 2e spoor ingezet. Achteraf gezien bleek dit te snel en werd een loonsanctie opgelegd. Inmiddels is ruimschoots getracht om de medewerker ook intern, het 1e spoor, te re-integreren. Dit is niet gelukt en een ontslag wordt voorbereid. In het deskundigenoordeel dat voor deze procedure nodig was, stelt het UWV dat destijds, nu vier jaar geleden, te snel naar het 2e spoor is overgestapt en re-integratiekansen zijn gemist. Er volgt een negatief advies.
In een andere situatie bleef een medewerker ruim anderhalf jaar lang volledig arbeidsongeschikt. Daarna is sprake van zeer intensieve (klinische) revalidatie. Vanwege de hulpbehoevendheid van de medewerker en de onduidelijkheid omtrent de mogelijkheden, wordt neuropsychologisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. De wachttijd van 104 weken loopt ondertussen door en het UWV legt een loonsanctie op: er zijn onvoldoende re-integratie-inspanningen gepleegd.
Of deze zaken zich nu voordoen binnen de overheid, het onderwijs of de zorg, het onbegrip over de besluiten en adviezen van het UWV is er niet minder om. In beide zaken die hier genoemd zijn gaat het wel om iets anders.
In de eerste zaak is kennelijk sprake van een ontslag dat plaatsvindt op een moment dat de WIA-keuring langer dan een jaar geleden is (overheid). Het UWV verstrekt dan een deskundigenoordeel op grond van artikel 32, lid 6 wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (wet Suwi). Het deskundigenoordeel op grond van deze bepaling wordt wel het deskundigenoordeel O&O genoemd, waarbij met O&O overheid en onderwijs worden bedoeld. Tegen een deskundigenoordeel staan geen rechtsmiddelen open. In het geval twijfels bestaan over de totstandkoming en/of de inhoud van dit oordeel verlangt de Centrale Raad van Beroep dat er vragen worden gesteld aan het UWV. Dit volgt uit al weer een wat oudere uitspraak van de Raad d.d. 30 maart 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AW1845; TAR 2006/92). De Raad formuleert het aldus: “De Raad merkt op dat de voor gedaagde uit artikel 7:15:1, tweede lid, van de CAR/UWO voortvloeiende verplichting om het deskundigenoordeel te volgen onverlet laat dat gedaagde, indien bij hem ernstige twijfel bestaat aan de juistheid van het gegeven deskundigenoordeel, zich tot het UWV kan wenden teneinde een nadere onderbouwing van dat oordeel te verkrijgen. Niet bij voorbaat is uitgesloten dat dit leidt tot aanpassing van dat oordeel.” De praktijk leert dat het stellen van vragen vaak wel leidt tot de beantwoording ervan, maar niet tot het bijstellen van het deskundigenoordeel.
In een zaak die betrekking had op de doorbetaling van bezoldiging na ontslag in verband met ziekte (artikel 38, lid 1 onder a ARAR), stond de discrepantie ter discussie tussen het deskundigenoordeel van het UWV waaruit volgde dat betrokkene ziek was en het advies van de bedrijfsarts, die meende dat er geen sprake was van ziekte. De Raad stelt allereerst vast dat het deskundigenoordeel in strijd met de daarvoor geldende regels is verstrekt en concludeert: “De Raad acht de door verzekeringsarts gevolgde procedure dermate onzorgvuldig dat appellant (het bevoegd gezag) bij zijn besluitvorming aan het deskundigenoordeel van het UWV voorbij mocht gaan” (CRvB d.d. 12 mei 2010; ECLI:NL: CRVB:2010:BM7336; TAR 2010/124). Hoewel tegen een deskundigenoordeel geen rechtsmiddelen mogelijk zijn, leert deze uitspraak dat de totstandkoming van een deskundigenoordeel wel door de rechter kan worden getoetst. Dit gebeurt echter pas indien naar aanleiding van een deskundigenoordeel een besluit is genomen, dat vervolgens wordt aangevochten. Hoewel indirect, kan hier misschien toch gesproken worden van een rechtsmiddel.
In de eerste zaak zou het deskundigenoordeel waaruit lijkt te kunnen worden afgeleid dat eens gemaakte fouten niet meer kunnen worden hersteld, getoetst kunnen worden in de ontslagprocedure. Indien het bevoegd gezag dat deskundigenoordeel wil passeren en betrokkene ontslag wil verlenen, zal hij zich ten minste moeten voorzien van een deugdelijk medisch en arbeidskundig advies waarin het deskundigenoordeel overtuigend wordt weersproken. Enig voorbehoud is hier wel op zijn plaats. Een deskundigenoordeel is immers verplicht. Het advies dat het bevoegd gezag daar tegen in wil brengen zal dan ook geen enkele twijfel mogen oproepen.
Onvrede over een deskundigenoordeel of over de wijze waarop vragen worden beantwoord kan ook door middel van een klacht onder de aandacht van het UWV worden gebracht. Het gaat daarbij vooral om bejegeningsaspecten. De klacht kan niet de inhoud van het deskundigenoordeel betreffen. Klachten kunnen digitaal op de website van het UWV worden ingediend (www.uwv.nl).
De tweede zaak heeft betrekking op het besluit van het UWV om een loonsanctie te treffen. Tegen dat besluit kan bezwaar worden gemaakt. In de juridische procedure worden de re-integratie-inspanningen getoetst aan de Beleidsregels beoordeling poortwachter. Het UWV beoordeelt achteraf of werkgever en werknemer in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. De woorden ‘in redelijkheid’ roepen in de praktijk veel vragen op. Wat is redelijk? De jurisprudentie is zeer casuïstisch en een lijn is in zaken met de nodige nuance moeilijk te ontdekken. Duidelijke zaken zijn weinig verrassend: in een geval dat noch in het eerste, noch in het tweede spoor (voldoende) inspanningen zijn gepleegd terwijl de betreffende medewerker belastbaar was, werd een loonsanctie opgelegd. Hier zij verwezen naar CRvB d.d. 26 september 2012; ECLI:NL:CRVB: 2012:BX8357. Het ongebruikt voorbij laten gaan van het ‘opschudmoment’, de eerste jaars evaluatie, kan ook rekenen op een loonsanctie, bijvoorbeeld CRvB d.d. 27 maart 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5759). Juist in de situaties waarin de verzuimbegeleiding wel tot inspanningen heeft geleid maar het resultaat in de ogen van het UWV onbevredigend is te achten, zijn de beslissingen van het UWV vaak lastig te doorgronden en leiden zij nogal eens tot frustratie. De achtergrond hiervan is nu juist gelegen in de Beleidsregels beoordeling poortwachter. De normen waaraan getoetst wordt betreffen namelijk open normen, zoals de redelijkheid. Een andere norm betreft ‘bevredigend’, het resultaat moet bevredigend zijn; weer een andere norm betreft ‘voldoende’: er moeten voldoende inspanningen zijn gepleegd.
Wanneer nu precies in een concreet geval aan de norm wordt voldaan, is bij complexe situaties van arbeidsongeschiktheid op voorhand moeilijk te voorspellen. Dit, terwijl de financiële nadelen van een loonsanctie evident zijn. Bekend is dat, hoewel de norm ‘redelijk’ anders doet vermoeden, het UWV zeer kritisch toetst. Om een loonsanctie te voorkomen loont het dan ook de moeite om tijdig een deskundigenoordeel te vragen waarin de werkgever zijn re-integratie-inspanningen voorlegt aan het UWV. Vraag tevens advies aan Capra zodat ook de juridische knelpunten in het verzuimdossier tijdig worden gesignaleerd en opgelost kunnen worden.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.