Uitgesproken: De Bourbon Naundorff
Uitgesproken: De Bourbon Naundorff. Over waarheid, verzinsels en overeenkomsten.
Mr. P.J. (Pieter Joost) Schaap
Karl Wilhelm Naundorff was een oplichter of ten minste een fantast. Deze uit Duitsland afkomstige man was geboren in de jaren ’80 van de achttiende eeuw. Hij claimde koning Lodewijk XVII van Frankrijk te zijn. Vermoedelijk weet u niet wie dat was. Dat was het zoontje van – hoe verrassend – Lodewijk XVI, de koning van Frankrijk die tijdens de Franse revolutie werd afgezet en vervolgens onder de guillotine eindigde. Het zoontje werd door de liefhebbers van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap heel akelig behandeld en stierf na een paar jaar, op negenjarige leeftijd.
Volgens de Bourbon-dynastie (de Bourbon was de familienaam van dit Franse koningshuis) en hun aanhangers was het zoontje door de dood van zijn vader automatisch koning geworden, en de Bourbon-dynast die na de val van Napoleon in 1813 op de troon werd gezet noemde zich dan ook Lodewijk XVIII.
Over de jong gestorven koning Lodewijk XVII ontstond al spoedig de legende dat hij niet dood was en dat hij ergens onder een andere naam moest leven. Vergelijk dit met Anastasia, een dochter van de laatste tsaar van Rusland. Net als in het geval van Anastasia doken er af en toe mensen op die claimden de dood gewaande te zijn.
Een van hen was de heer Naundorff, die een aantal mensen overtuigde van de waarheid van zijn verzinsel. In Nederland, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonde, mocht hij zich zelfs De Bourbon Naundorff noemen.
Ook op andere gebieden wist de familie Naundorff mensen voor de mal te houden. In 1845, enige maanden na de dood van Karl Wilhelm, sloot zijn erfgenaam met de Nederlandse ministers van respectievelijk Oorlog, Marine en Koloniën een overeenkomst, waarbij hij de Nederlandse Staat “zekere geheimen en uitvindingen” verkocht voor het toen astronomische bedrag van 300.000 gulden. De ministers waren nog wel zo slim om te bedingen dat “zoo die geheimen en bedingen niet volkomen aan de verwagtingen beantwoordden, de zooeven vermelde sommen eene vermindering zouden ondergaan, naar gelang van het gewigt der mindere uitwerking als die was toegezegd”.
De geheimen en uitvindingen vielen bitter tegen, en de ministers beriepen zich op de zojuist weergegeven clausule. Partijen kwamen arbitrage overeen, waarbij vier hoofdofficieren werden aangewezen om de waarde van de geheimen en uitvindingen te bepalen. Deze hoofdofficieren verklaarden dat “naar hun eenstemmig gevoelen” de waarde van de geheimen en uitvindingen slechts een twintigste was van de voorgespiegelde waarde. Een bedrag van 15.000 gulden dus (nog steeds een heel groot bedrag in die tijd).
Daarmee was het geschil niet uit de wereld. De ministers beriepen zich namelijk op het feit dat ze hun boekje te buiten waren gegaan. Ze hadden namelijk beloofd geld aan Naundorff te geven zonder dat hiervoor in de begroting middelen waren gereserveerd. Dat hadden ze natuurlijk niet mogen doen, en dus, zo redeneerden zij, behoefden zij de overeenkomst niet gestand te doen.
Naundorff pikte dit niet en daagde de staat der Nederlanden voor de rechter. Dat leidde tot het arrest van de “Hooge Raad der Nederlanden” van 5 oktober 1849. De Raad maakte korte metten met de ministers. De ministers waren bevoegd om namens de staat overeenkomsten aan te gaan. Dat in dit geval daar geen gelden voor in de begroting waren gereserveerd wist Naundorff niet en hoefde hij ook niet te weten. De staat moest gewoon betalen. Als de staat vond dat de ministers geld hadden uitgegeven dat zij niet hadden mogen uitgeven moest de staat dat maar op de ministers verhalen. Die laatste overweging is natuurlijk voor het geschil tussen de staat en Naundorff niet relevant en zou om die reden in de huidige tijd vermoedelijk niet zijn opgenomen in een uitspraak. Of de staat die 15.000 gulden ook inderdaad op de ministers heeft verhaald weet ik niet.
Dit arrest, het zogenoemde De Bourbon Naundorff-arrest, is de oudste nog geldige jurisprudentie op het gebied van het bestuursrecht. Tijdens mijn rechtenstudie heb ik het moeten bestuderen, en huidige rechtenstudenten moeten dat nog steeds. Vermoedelijk doen zij de rest van hun leven niets met de daarmee opgedane kennis. Er wordt maar heel zelden een beroep op gedaan. In de jaren ’90 van de twintigste eeuw heeft de Centrale Raad van Beroep nog een gewezen ambtenaar onder verwijzing naar het arrest in het gelijk gesteld. Dat betrof een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van een heringedeelde gemeente en de voormalige secretaris van een der bij die herindeling opgeheven gemeenten. Het college had ingestemd met afkoop van het wachtgeld (dat bestond toen nog) van die secretaris tegen het ongehoord hoge bedrag van 100% van de nominale waarde van de totale wachtgeldaanspraken. De woedende gemeenteraad weigerde de hiervoor benodigde extra gelden te reserveren en het college weigerde daarop de met de voormalig secretaris gemaakte afspraak gestand te doen. Een loepzuiver geval van De Bourbon Naundorff dus, en de Centrale Raad zal met enig plezier naar dat arrest verwezen hebben. Daarna heerste in de rechtspraak weer een lange stilte over het arrest.
Uit de uitspraak van de Centrale Raad van 7 december 2017 blijkt dat er toch weer een beroep op het arrest gedaan is. Het beroep wordt door de Centrale Raad verworpen, maar toch. Hulde aan de juriste die er een beroep op heeft gedaan. Dankzij haar leeft de op een verzinsel berustende naam De Bourbon Naundorff voort, en dankzij haar weet ik weer dat ik het bewuste arrest destijds niet vergeefs heb bestudeerd.
Interessante uitspraak trouwens, die uitspraak van 7 december 2017. Je kunt je afvragen of de Centrale Raad het beroep op het arrest wel terecht heeft verworpen. Bij die vraag sta ik de volgende keer met u stil.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.