bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

De samenwerkende overheid

Bestuurlijke samenwerking in Nederland vindt traditioneel zijn basis in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Overheden kunnen op basis van deze wet een samenwerkingsverband aangaan.

03 september 2013

AfbeeldingMr. M.J.M. (Marc) Schoonhoven

Bestuurlijke samenwerking in Nederland vindt traditioneel zijn basis in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Overheden kunnen op basis van deze wet een samenwerkingsverband aangaan. Dit kan een lichte vorm zijn, zoals een gemeenschappelijk orgaan, men kan ook kiezen voor een stevige gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam. Openbare lichamen van verschillende aard kunnen de samenwerking aangaan, gemeenten onderling, gemeenten met provincies, gemeenten met waterschappen. Noem de combinaties maar op.

Op het moment dat er voor samenwerking wordt gekozen, dan vindt dat vaak zijn oorzaak in de noodzaak tot opschaling en verzameling van deskundigheid. De recentelijk opgerichte RUD’s of Omgevingsdiensten zijn hiervan een sprekend voorbeeld.

Het tot stand brengen van dergelijke samenwerkingsvormen heeft vaak personele gevolgen. Er moet gereorganiseerd worden, medewerkers moeten overgeplaatst worden van de veilige omgeving van het openbare lichaam waar zij oorspronkelijk hun werkzaamheden verrichtten naar de onzekerheid van iets nieuws. Dit dient goed geregeld te zijn. De rechtszekerheid eist het. De verschillende Rechtspositieregelingen garanderen dit. Zie bijvoorbeeld het bepaalde in hoofdstuk 12 van de CAR/UWO. Ook de ondernemingsraden hebben hier een rol in.

Kortom, participatie van werknemers in het traject voor wat betreft de personele gevolgen, niet voor wat betreft het politieke besluit tot samenwerking dit is het primaat van de politiek, is geborgd.

Als er dan eenmaal een Sociaal Statuut tot stand is gekomen en de Gemeenschappelijke Regeling moet worden ingericht, hoe gaat dan zo’n plaatsingsprocedure in zijn werk?

Kunnen medewerkers tegen hun wil geplaatst worden?
Moet een terugkeergarantie altijd afgegeven worden?

En wat gebeurt er indien een plaatsing mislukt en ontslag verleend moet worden?
Wie draagt dan de kosten voor het ontslag? Is dat de nieuwe Gemeenschappelijke Regeling of zijn dat de deelnemers, of is het misschien de gemeente van waaruit de ambtenaar geplaatst is?

Voor dit soort vragen ziet de overheid zich gesteld bij het inrichten van een nieuwe vorm van samenwerking. 

Op 24 september a.s. vindt bij Capra op de vestiging in Den Bosch een netwerkbijeenkomst plaats over bestuurlijke samenwerking. In deze netwerkbijeenkomst zal uiteraard bij deze thema’s nader worden stilgestaan. Het is echter niet het enige waar aandacht aan besteed zal worden. 

Samenwerking kan ook een middel zijn om het, voor menig gemeente nadrukkelijk aanwezige doemscenario van herindeling, buiten de deur te houden. Intensivering van de bestuurlijke samenwerking, maar zeker ook het creëren van samenwerkingsverbanden op ambtelijk niveau (denk bijvoorbeeld aan intergemeentelijke sociale diensten) verdienen in dit verband aandacht.

Maar waarom zou het hiertoe beperkt blijven? Is het niet van belang dat in het kader van de samenwerking naar intelligente verbindingen wordt gezocht, dat de mogelijkheden tussen synergie overheid en bedrijfsleven nader worden verkend? Zeker in een tijdvak waar steeds nadrukkelijker over de rol van de terugtredende overheid wordt gedacht, waar de ontwikkeling van regiegemeenten tegen de achtergrond van het denken over de participatiemaatschappij steeds in discussies over de rol van de overheid in de samenleving steeds een prominentere rol gaan spelen, is het nadenken over intelligente verbindingen tussen publiek- en privaatdomein zonder meer wenselijk. Initiatieven zijn er al. Overheden participeren in particuliere initiatieven, gericht op de behartiging van het algemeen belang.

Ambtenaren worden uitgeleend, ambtenaren bekleden zelfs functies in het bedrijfsleven. Ze worden in stelling gebracht. Een ontwikkeling die toe te juichen is, maar die ook risico’s kent. Niet in de laatste plaats voor de ambtenaar zelf. In publiek private samenwerking komt het steeds vaker voor dat ambtenaren als het ware uitgeleend worden aan particuliere initiatieven. Zij treden daar op als adviseur, als wegbereider voor de realisering van het particuliere initiatief en onder omstandigheden zijn zij zelfs directeur van dergelijke initiatieven. Zij lopen dan het risico in een dubbele loyaliteit terecht te komen. Het is immers niet altijd zo dat het belang van het particuliere initiatief parallel loopt aan het belang van de overheid. Voor welk belang moet de ambtenaar dan kiezen? Wat zijn de consequenties indien hij na een afweging tot de conclusie komt dat het belang van de gemeente ondergeschikt moet worden gemaakt aan het belang van het particuliere initiatief? Maakt hij zich dan schuldig aan integriteitsschending? De vragen “poppen al op” om maar eens een modern begrip te introduceren. De antwoorden zijn echter nog niet gegeven. Ook hier zal nader bij stilgestaan worden.

Spekers: Marc Schoonhoven en Sjoerd Richters

Locatie: Kantoor Capra Den Bosch, Bastion Vught 1
Aanvang: 15:30 uur, aansluitend vanaf 16:45 uur borrel
Kosten: geen

Inschrijven kan via dit formulier.

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Maarten Kuijpers
Interessante en actuele vragen die in dit artikel naar voren komen. Met betrekking tot de laatste alinea's is een oplossing voor het 'loyaliteitsdilemma' wellicht het inzetten van een externe partij die de begeleiding van het particulier initiatief op zich neemt, zoals we dat met Groeimeesters voorstellen (http://www.piwijzer.nl/groeimeesters). Op deze manier blijft er een zekere afstand tussen ambtenaar en initiatief en kan loyaal blijven aan de gemeente.