Meer doen met de woonopgave
Van eenzijdige benadering naar hefboom voor transities en leefbaarheid.
Hoe tillen we in Nederland de woonopgave naar een hoger niveau? Nu ligt de nadruk vooral op de kwantiteit van bouwen, maar met deze eenzijdige benadering laten overheden de kans liggen om tegelijkertijd met andere maatschappelijke opgaven, zoals leefbaarheid, duurzaamheid en mobiliteit aan de slag te gaan. Hoe dan wel? Een aantal voorbeelden uit de praktijk.
Bouwen, bouwen, bouwen. Dat is dé oplossing voor het grote woningtekort in Nederland, toch? Met de plancapaciteit van ruim 1 miljoen nieuwe woningen tot 2030 (Nationale woningbouwkaart 1 december 2021) lijkt de focus te liggen op het daadwerkelijk realiseren van de plannen die op de plank liggen. Maar, ‘Niet alles kan overal’, zoals het gelijknamige rapport van het Adviescollege Stikstofproblematiek het beschrijft. De woningbouwopgave concurreert immers met andere grote ruimtevragers, zoals de energieopgave. Ook is het de vraag of in bovengenoemde plannen voldoende rekening gehouden wordt met de juiste woning op de juiste plek én voor de juiste doelgroep.
Kwantitatieve versus kwalitatieve woonopgave
Wat we de laatste jaren hebben gezien, is dat vooral de kwantitatieve benadering van de woningbouwopgave aandacht krijgt, zowel binnen het vakgebied als in de politiek. Er leek minder oog leek te zijn voor de kwalitatieve woningbouwopgave. De onlangs door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gepubliceerde Nationale Woon- en Bouwagenda en het Programma Woningbouw lijkt een stap in de richting van een gebalanceerde benadering van de woningbouwopgave. Met deze agenda en de hieruit volgende programma’s neemt het Rijk de regie weer in handen en zet het in op de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. Het is hierbij belangrijk om de woningbouwopgave in de bredere ruimtelijke context te zien. Dat gebeurt in het Programma Mooi Nederland en in de uitvoering van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), die medio 2022 verschijnen.
Kansen benutten voor binnenstedelijke ontwikkeling
Al lange tijd is er discussie over uitbreidingslocaties en binnenstedelijke ontwikkeling. Freek Drissen, adviseur fysiek domein bij BMC, heeft onder meer bij zijn opdracht voor de U10-gemeenten – een regionaal samenwerkingsverband van tien Utrechtse gemeenten – te maken gehad met deze discussie. ‘Het benadrukken van de kansen die binnenstedelijke ontwikkeling biedt, heeft er ook in Utrecht voor gezorgd dat gezien wordt dat de verschillende opgaven tegelijkertijd én integraal aan te pakken zijn. Bij BMC vinden wij dat wonen, werken en mobiliteit niet zonder elkaar kunnen. Dit moet hand in hand gaan.’
Een integrale benadering maakt het mogelijk de lasten te verdelen over de verschillende ruimtelijke ontwikkelingen en zorgt ervoor dat iedereen de voordelen ervaart. De bestaande woningvoorraad in steden verdient hierbij nadrukkelijk aandacht, omdat we verloedering en terugval van bestaande wijken en gebieden moeten zien te voorkomen. In het herbestemmen en inrichten van wijken, industrie en andere terreinen ligt een grote opgave. We moeten voorkomen dat we aan de slag gaan met uitbreidingswijken, terwijl we binnenstedelijke koppelkansen, zoals investeren in verduurzaming of het realiseren van meer gemengde wijken, laten liggen in bestaande wijken. Het is dan ook van belang bestaande kwaliteiten van gebieden beter te benutten en te versterken. Door juist nu aandacht te geven aan deze binnenstedelijke opgave en deze te zien in het kader van een integrale wijkaanpak is het mogelijk om problemen op bijvoorbeeld het gebied van leefbaarheid in de toekomst te voorkomen.
Uitbreidingslocaties zijn niet dé oplossing
Om tegemoet te komen aan de enorme woningbouwopgave moeten er ook nieuwe woningbouwlocaties komen. Terwijl binnenstedelijke ontwikkelingen als ingewikkeld worden weggezet, zien overheden uitbreidingslocaties vaak als relatief eenvoudige oplossingen. In de praktijk blijkt dat deze stelling geen recht doet aan complexiteit van deze ontwikkelopgave. Monique van Doorn van BMC werkt als senior adviseur Wonen bij de gemeente Almere en ziet dat woningbouw op – op het oog vanzelfsprekende – uitbreidingslocaties juist vraagt om een integrale en gebiedsgerichte aanpak. Almere biedt de komende jaren ruimte aan zo’n 60.000 nieuwe woningen. Tegelijkertijd heeft Almere op dit moment van de hele noordelijke Randstad relatief het laagste aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van het aantal woningen. Er is behoefte aan een impuls voor het ondernemersklimaat en de voorzieningen. Ook de huidige infrastructuur nadert de grenzen van haar capaciteit. Met het programma Almere 2.0 en bijbehorend Fonds Verstedelijking Almere werkt de gemeente al enkele jaren met verschillende partners aan een stad waarin het prettig wonen, werken en recreëren is. Volgens ons een mooi voorbeeld dat laat zien dat de woningbouwopgave in samenhang opgepakt moet worden met opgaven als de ontwikkeling van werklocaties en het creëren van mobiliteithubs.
Kernen buitengebied vitaal houden
In het buitengebied vindt, net zoals in de stedelijke omgeving, een concurrentieslag om de ruimte plaats. In het bijzonder ligt hier de vraag hoe woningbouw kan bijdragen aan de vitaliteit van de kernen. Hilda Schefferlie van BMC zag in haar werk als beleidsadviseur voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen – de ABG-gemeenten – dat het belangrijk is om vanuit de bestaande kwaliteiten in het landelijk gebied te kijken naar kansen voor de woningbouw. ‘We moeten zorgvuldig omgaan met deze kwaliteiten en alleen medewerking verlenen aan woningbouw als deze een hefboom is voor het aanpakken van andere problemen, onder meer op het gebied van leefbaarheid in de kernen. Door bijvoorbeeld een bedrijf te verplaatsen ontstaan er niet alleen kansen om kwalitatieve onderscheidende woonmilieus aan te bieden, maar ook hinder voor de hele omgeving weg te nemen. Op deze manier is het mogelijk om tot ontwikkeling te komen met behoud van bestaande kwaliteiten.’
Uiteraard dragen dergelijke ontwikkelingen maar voor een klein deel bij aan de opgave om 1 miljoen woningen te realiseren. Vanuit integraal perspectief zijn deze essentieel om kernen de kans te geven woningzoekenden te faciliteren, voorzieningen in stand te houden en een impuls te geven aan de leefbaarheid. Het is dus van belang dat gemeenten in samenwerking met belanghebbenden een gedragen en integrale visie ontwikkelen en hierin stelling nemen. ‘Nee’ is ook een antwoord op ontwikkelingen die naar oordeel van de gemeente een negatieve impact hebben op de kwaliteit van het landschap. Vlieg woningbouwontwikkelingen aan als integrale gebiedsopgave waarbij de kwaliteit van het gebied voorop staat.
Omarm de complexiteit
Binnen BMC staat een kwalitatieve gebiedsgerichte benadering van de woningbouwopgave centraal. Daar schreven wij eerder dit artikel over. Dit vervolgartikel schetst hoe enkele van onze collega’s hier in de praktijk invulling aan geven. Door de vele verschillende opdrachten die wij inmiddels in de publieke sector hebben uitgevoerd overzien wij het brede speelveld binnen de verschillende overheidslagen in de verschillende regio’s. Ons motto luidt: omarm de complexiteit in de stad en in de kernen in het buitengebied en blijf de woonopgave integraal benaderen ondanks de druk op, en behoefte aan snelheid.
Samen keuzes maken in de woonopgave
Zo realiseert BMC samen met opdrachtgevers en alle stakeholders eigentijdse en integrale oplossingen en geven we advies over het versterken van de uitvoeringskracht voor de woonopgave. Niet automatisch alle seinen op groen zetten, maar samen keuzes maken. Niet enkel de focus leggen op bouwen, bouwen, bouwen, maar een balans zoeken tussen de doelen voor de korte en lange termijn. Met meer focus op kwaliteit, oog voor elkaars belangen, een portie creativiteit en een integrale blik willen wij samen met alle partijen de in onze ogen verkeerde balans meer in evenwicht brengen.
Meer weten?
Neem contact op met Keetie van Rooijen of Anton Bos.
Anton Bos, Ruimtelijke Ontwikkelingmanaging consultant
06 57 31 36 67 / anton.bos@bmc.nl
Keetie van Rooijen, Ruimtelijke Ontwikkelingadviseur fysiek domein
06 - 53 42 97 43 / keetie.van.rooijen@bmc.nl
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.