Alle whitepapers

Personeelsmonitor provincies 2009

In relatie tot door provincies te voeren beleid zijn de volgende ontwikkelingen in het bijzonder van belang:

- Ondanks een stijging van de formatie in 2009 blijft de tendens voor de komende jaren een daling van het aantal werknemers. Deze wordt vooral veroorzaakt door uitplaatsing van werknemers naar regionale uitvoeringsdiensten omgevingsrecht en door taakstellingen in verband met de bezuinigingen op het Provinciefonds.

- Het aandeel vrouwen blijft stijgen en bedraagt nu 38%. Het aandeel in hogere functies neemt, ondanks inspanningen van de provincies, minder snel toe.

- Het aandeel allochtonen is met 3,7% laag. Dat komt vooral doordat provincies veel functies met een hoog opleidingsniveau hebben en het aanbod van hoger opgeleide allochtonen (nog) relatief gering is. Het streven naar een meer evenredig aandeel allochtonen maakt onderdeel uit van het diversiteitbeleid dat in provincies met behulp van een sectoraal opgezette businesscase is of wordt ontwikkeld. Hiervoor is subsidie vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) beschikbaar in 2010 en 2011.

- De gemiddelde leeftijd van provinciemedewerkers blijft met 46 jaar hoog. Bovendien werken zij lang bij de provincie (gemiddeld meer dan 13 jaar) en zit 63% op het maximum van de salarisschaal. In het HRM-beleid blijft bijzondere aandacht voor deze samenloop onverminderd noodzakelijk.

- Het beleid om ouderen langer te laten doorwerken werpt vruchten af, bij provincies sterker dan bij andere overheden. De gemiddelde uittredeleeftijd is gestegen naar 63 jaar.

- Er treden weliswaar veel jongeren in dienst, maar het verloop binnen deze groep is ook hoog. Jongeren blijven ondervertegenwoordigd bij provincies. Het is zaak het verloop van jongeren binnen de perken te houden.

- De loonsom bedraagt € 753 miljoen. Over de periode 2004-2009 bedroeg de stijging gemiddeld 3,4% per jaar.

- Vrouwen verdienen gemiddeld minder dan mannen: het voltijdsalaris van vrouwen is 87% van dat van mannen. De ondervertegenwoordiging in hogere functieschalen en de lengte van het dienstverband zijn hiervoor de belangrijkste verklarende factoren.

- De provinciale werkgevers hebben sterk ingezet op de mogelijkheid voor individuele werknemers om te kiezen voor een werkweek van 40 uur. In de praktijk wordt die mogelijkheid nog nauwelijks benut.

- De toepassing van het beloningssysteem wordt, mede als gevolg van de in 2008 uitgevoerde evaluatie daarvan, steeds beter. Met 94% van de werknemers wordt nu resultaatafspraken gemaakt over werk en ontwikkeling van competenties. En 86% van de werknemers wordt hierop beoordeeld. Ongeveer 88% krijgt de beoordeling ‘normaal/goed’.

- Het ziekteverzuim is in 2009 verder gedaald. Met 4,4% ligt het ziekteverzuim ruim onder dat voor het openbaar bestuur als geheel (5,3%). Het beleid om verzuim terug te dringen is succesvol. Voor het eerst scoren provincies onder de Verbaannorm, een veel gebruikte objectieve maatstaf voor verzuim.

- Provincies investeren in verbreding van de inzetbaarheid van hun werknemers. In 2009 hebben provincies 2,6% van de loonsom uitgegeven aan loopbaan, scholing en mobiliteit, een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar.

Inhoudsopgave

1 Werkgelegenheid

2 Leeftijdsopbouw

3 Beloning en loonkosten

4 Keuze in arbeidsvoorwaarden, werktijden en verlof

5 Dienstverband en mobiliteit

KERN Pensioenen

6 Beoordelen en belonen

7 Ziekteverzuim

8 Opleiding en ontwikkeling

9 Sociale zekerheid

Whitepaper aanvragen

Aanhef