De planologische besluitvorming verloopt onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in veel gevallen sneller dan onder de oude wet. Dat blijkt uit een eerste evaluatie door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) van de werking van de Wro. De evaluatie laat zien dat de doelstellingen van de nieuwe wet op sommige punten wel en op andere punten niet worden gehaald.
In 2008 trad de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking. Op verzoek van de minister van VROM evalueert het PBL gedurende de eerste vijf jaar (2008-2013) deze nieuwe wet. Vorig jaar publiceerde het PBL een nulmeting, dit jaar een eerste evaluatie en in 2011 en 2013 volgen een tweede en derde evaluatie. De eerste evaluatie bekijkt in hoeverre de doelstellingen worden gehaald.
Bestemmingsplan is de norm maar veelal niet sturend
Een belangrijke doelstelling van de Wro is dat het bestemmingsplan sturend is voor de ruimtelijke ontwikkeling en de ruimtelijke samenhang waarborgt. Onder de nieuwe wet moet het bestemmingsplan daarom het document zijn waaraan bouwplannen worden getoetst. De wetgever wil zo een einde maken aan de vele vrijstellingen (met name artikel 19 lid 1 en artikel 19 lid 2) die onder de oude wet als alternatief voor het bestemmingsplan werden toegepast. De vrijstellingsmogelijkheden zijn onder de nieuwe wet dan ook beperkt.
Uit de evaluatie van het PBL blijkt dat onder de nieuwe wet het bestemmingsplan inderdaad vaker de norm is en dat er minder gebruik wordt gemaakt van alternatieven (het projectbesluit en de beheersverordening). Maar daarmee is nog niet gezegd dat het bestemmingsplan ook sturend is voor de ruimtelijke ordening. De bestemmingsplannen blijken namelijk hoofdzakelijk gebruikt te worden om concrete ontwikkelingsplannen te voorzien van een juridische basis (53%) of om bestaand of bestemd gebruik vast te leggen (35%). De meeste bestemmingsplannen zijn dus niet sturend voor de ruimtelijke ontwikkeling, maar reageren (in plaats van anticiperen) op ontwikkelingen. In feite wijken de bestemmingsplannen dan ook niet veel af van de oude vrijstellingen.
Bestemmingsplanprocedure korter
Een andere belangrijke doelstelling van de nieuwe Wro is de versnelling van de planologische besluitvorming, met name van de bestemmingsplanprocedure. Hiertoe is de goedkeuring van het bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten afgeschaft. Uit de evaluatie blijkt dat het formele deel van de bestemmingsplanprocedure (tussen ontwerp en vaststelling) daardoor aanzienlijk korter is geworden: van gemiddeld 46 weken onder de oude wet naar gemiddeld 17 weken onder de nieuwe wet. Vergeleken met een vrijstelling op basis van artikel 19 lid 1 (zoals onder de oude wet veelvuldig werd toegepast) is het bestemmingsplan gemiddeld genomen sneller, in vergelijking met artikel 19 lid 2 iets langzamer, maar het verschil is beperkt.
Gemeenten kunnen kosten verhalen op exploitant
De nieuwe Wro is ook bedoeld om gemeenten een wettelijk kader te bieden om grondexploitatiekosten (voor bijvoorbeeld de openbare ruimte, planontwikkeling en openbare selectieprocedures) te verhalen op de exploitant. Hiervoor is de Grondexploitatiewet in het leven geroepen. Het lijkt erop dat dit doel wordt bereikt. Private ontwikkelaars moeten nu de door gemeenten gemaakte grondexploitatiekosten vergoeden. De plicht van gemeenten om deze kosten te verhalen kan echter ook een last zijn als het gaat om kleine plannen waarbij weinig kosten zijn gemaakt. De ‘winst’ die dan te behalen is, weegt niet op tegen de belasting van het ambtelijk apparaat. Te overwegen valt dan ook de verplichting te vervangen door een bevoegdheid of om de minimale omvang te verhogen van plannen waarvoor het verhalen van de kosten verplicht is.
Daarnaast stelt de wet nog enkele andere doelen. Deze komen in het evaluatierapport van het PBL wel aan bod, maar het planbureau stelt dat het nog te vroeg is om daar nu al een duidelijke conclusie aan te verbinden. In 2011 verschijnt een tweede evaluatie. Daarin zal ook het effect van de Crisis- en Herstelwet en de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) op het functioneren van de Wro worden meegenomen.
Inhoudsopgave
Voorwoord
Bevindingen
1 Ex-durante evaluatie Wet ruimtelijke ordening: eerste resultaten
Samenvatting
Inleiding
Doelen op lokaal niveau
Doelen afdeling grondexploitatie
Doelen op provinciaal en rijksniveau
Toekomstige evaluaties
Verdieping
1 Gemeentelijk instrumentarium
1.1 Veranderingen in het stelsel
1.2 Aanpak empirisch onderzoek
1.3 Primaat terug bij het bestemmingsplan
1.4 Versnelling planologische besluitvorming
2 Afdeling grondexploitatie
2.1 Veranderingen in het stelsel
2.2 Aanpak empirisch onderzoek
2.3 De exploitant betaalt
2.4 Free riders voorkomen
2.5 Voorkomen van langdurige procedures als gevolg van ingewikkelde onderhandelingen
2.6 Het stellen van locatie-eisen
2.7 Vergroten van de transparantie van het gemeentelijk grondbeleid
2.8 Toepassing van de afdeling grondexploitatie door hogere overheden
3 Provinciaal instrumentarium
3.1 Veranderingen in het stelsel
3.2 Aanpak empirisch onderzoek
3.3 Provinciaal wat moet
3.4 Proactiviteit op provinciaal niveau
3.5 Scheiding visievorming en normstelling
4 Nationaal instrumentarium
4.1 Veranderingen in het stelsel
4.2 Aanpak empirisch onderzoek
4.3 Nationaal wat moet
4.4 Proactiviteit op nationaal niveau
4.5 Scheiding visievorming en normstelling
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst van geïnterviewden
Bijlage 2 Beschrijving veranderingen kruimellijst Bro (artikel 4.1.1) ten opzichte van de kruimellijst BRO (artikel 20)
Bijlage 3 Procedures onder de WRO en de Wro
Bijlage 4 Selectiviteit verordeningen
Bijlage 5 Analyse gedetailleerdheid verordeningen
Literatuur