sociaal / Partnerbijdrage

Onvoorziene gevolgen van kortzichtig energiebesparingsbeleid

Het reboundeffect.

30 november 2023
energiebesparing
Beeld: Shutterstock

Aangezwengeld door de hoge energieprijzen en geopolitieke spanningen is de energietransitie relevanter dan ooit. Op de korte termijn wordt er vooral ingezet op energiebesparing. Heel goed, want wat je niet gebruikt, hoef je ook niet (duurzaam) op te wekken. Vandaar dat landelijke en regionale overheden consumenten en organisaties meer en meer stimuleren om energiebesparende maatregelen te nemen. Denk aan campagnes als ‘zet ook de knop om’, het budget van € 500 miljoen voor het nationale isolatieprogramma, verschillende voucherregelingen, energiecoaches en door gemeente gefaciliteerde fixteams.

Helaas zit er bij energiebesparing vaak een addertje onder het gras, ook wel het ‘Het reboundeffect’. Dit effect omschrijft de paradox waarbij hogere efficiëntie in energieverbruik leidt tot een hoger totaal energieverbruik. Hoe dat kan? Nou, bijvoorbeeld als je een wasmachine koopt die 20% zuiniger is, maar vervolgens meer wasjes gaat draaien (bijvoorbeeld vaker halfvol). De 20% besparing die je verwacht terug te zien in verbruik en kosten, blijft hierdoor uit.

In de wetenschap is er vaak over dit effect geschreven. Zo toonden onderzoekers in 2021 aan dat het reboundeffect voor energiebesparing in de hele economie rond de 50% is [1]. Wat betekent dat slechts de helft van de potentiële besparing daadwerkelijk wordt gerealiseerd. In een case study [2] uit 2023, waarbij een wijk in Engeland werd geïsoleerd, bleek er zelfs na vier jaar helemaal geen besparing in het gasverbruik meer waarneembaar. Hier was sprake van een volledige rebound; alle besparing is tenietgedaan door nieuw of toegenomen verbruik.

Hoe wordt het reboundeffect verklaard? En belangrijker, hoe kan energiebesparingsbeleid wél tot besparing leiden?

Direct en indirect

Het reboundeffect ontstaat eigenlijk als antwoord op de vraag: wat doen mensen met de besparing die de maatregelen opleveren? Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen een direct en een indirect reboundeffect. Om dit te verduidelijken neem ik als voorbeeld dezelfde maatregel als bij de eerdergenoemde case study: het isoleren van een huis.

Door het plaatsen van isolatie is er minder energie nodig om een gebouw te verwarmen, hiermee wordt bespaard in verbruik en dus in kosten. Als het gevolg van deze besparing is dat de verwarming hoger wordt gezet of langer aanstaat, omdat men er voor hetzelfde geld langer warmpjes bijzit, spreken van een direct reboundeffect. Zo zijn tv's in de afgelopen decennia zowel efficiënter als groter geworden, waardoor ze gemiddeld nog steeds dezelfde hoeveelheid energie per uur verbruiken. Anderzijds kan de energiebesparing, in dit geval op de verwarming, financieel ruimte vrijmaken om meer of andere energievragende activiteiten te ondernemen. Denk hierbij aan meer verlichting gebruiken, het aankopen van een tweede auto of een uitbouw op het huis. Dit is de indirecte vorm van het reboundeffect.

In deze voorbeelden veranderen mensen dus hun gedrag na het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. Hiermee verandert de ‘baseline’ van de activiteiten van een huishouden. Door de toegenomen activiteit is de nettobesparing lager of misschien wel nul. Dit is enerzijds ‘gewoon’ menselijk. We merken dit ook in andere facetten van ons leven. Denk maar aan de keer dat je ging hardlopen en daarna een stuk makkelijker te overtuigen was om een pizza te bestellen. Maar het is ook heel economisch. Energiebesparende maatregelen zorgen voor een efficiëntieslag; je krijgt meer met minder middelen. Hierdoor houd je (gevoelsmatig) ruimte over om die middelen op een andere manier in zetten, of dit nu financiële middelen zijn, de hoeveelheid energie die je verbruikt of bijvoorbeeld een maximale uitstoot.

Over de hele breedte van de economie kan energiebesparing zelfs zorgen voor een prijsdaling van energie; de vraag naar energie zal immers in eerste instantie dalen. Hierdoor wordt energie verbruiken goedkoper, waardoor meer energie verbruiken (weer) aantrekkelijk wordt. Dit principe noemen we de Jevons-paradox. Deze paradox werd al in 1865 beschreven in de context van kolengebruik. De stoommachine van James Watt zorgde voor efficiëntieverbeteringen bij een gascentrale (de bron) waardoor deze de gevraagde elektriciteit goedkoper konden maken. Hierdoor nam de vraag naar elektriciteit bij de consument (afnemer) toe. De mate waarin de vraag toeneemt bij een afnemende prijs noemen we de elasticiteit.

jevon's paradox

Toekomstbestendig beleid

Bij het opstellen van beleid moet rekening worden gehouden met het reboundeffect. Niet alleen om vooraf een betere inschatting te maken van de effectieve energiebesparing, maar ook om in de gaten te houden hoe sterk het reboundeffect in bepaalde gevallen is. Een financieel sterk huishouden dat met subsidie zonnepanelen aanschaft, zal met de bespaarde euro’s eerder een vliegvakantie boeken of het huis uitbouwen. Een huishouden dat rond de armoedegrens leeft zal de bespaarde kosten eerder uitgeven aan boodschappen, kinderopvang of het terugbetalen van opgebouwde (energie)schulden. Door deze effecten mee te nemen krijgen we beter zicht op het effect van de besteding van ons belastinggeld. In het beste geval kan het zelfs leiden tot win-winsituaties waarbij energiebesparing samengaat met verbeterde financiële zekerheid en gezondheidsvoordelen. Bij het isoleren van sociale huurwoningen is dit een goed gedocumenteerd fenomeen.

Een hoger energieverbruik is niet per definitie slecht. Zo heeft een aangenaam binnenklimaat tal van gezondheidsvoordelen. echter, als het doel is om energie te besparen om zo CO2-emissies te verlagen en klimaatschade te beperken, dan is de inzet op energiebesparende maatregelen niet voldoende. Ook een gedragsverandering is noodzakelijk. Om hierover beter te rapporteren en de besparing en verandering daadwerkelijk te borgen in je beleid, is het slim om data in te zetten.

Dit brengt ook weer uitdagingen met zich mee. Ons energiesysteem en de energietransitie zijn complex, wat effecten als het reboundeffect wel aantonen. Voor veel organisaties is het werken met data en deze slim gebruiken ook complex. Om grip te krijgen op de complexiteit van het energievraagstuk en de ervaren complexiteit van datagebruik zullen we anders moeten gaan kijken naar beleid. Het energiebeleid van de toekomst is wat mij betreft dan ook geen beleid van perfect uitgedachte plannen, maar een waar een iteratief proces aan ten grondslag ligt. Hierbij is de evaluatie op het hoofddoel van groot belang. Wat willen we bereiken? Hoe gaan we dat meten? En dragen deze maatregelen daaraan bij? Dit iteratieve proces met feedback en adaptatie kun je juist goed vormgeven op basis van data.

De rol van data

Data geven niet alleen inzicht, ze helpen je ook om te sturen, of je nu een consument bent of een beleidsmaker. Energieverbruiksmanagers maken het bijvoorbeeld mogelijk voor consumenten en organisaties om hun energieverbruik real time te volgen, te analyseren en (automatisch) te optimaliseren. Daarnaast kunnen overheden met data achterhalen of er daadwerkelijk energie wordt bespaard, welke maatregelen het meeste effect hebben en kunnen ze data gebruiken om een gerichter beleid te voeren op energieverbruik en -verspilling. Gelukkig zijn de hiervoor benodigde data vaak al beschikbaar. Deze data moeten alleen nog op de juiste manier aan elkaar gekoppeld worden en worden ingezet. Onze data-experts kunnen daarbij helpen, bijvoorbeeld door verschillende databronnen en -stromen samen te brengen in één overzicht, beleidsadviseurs te ondersteunen met dashboards, monitors en rapportages of door je te helpen een datagedreven werkwijze te implementeren. Zo helpen wij met onze Monitor Energietransitie al verschillende gemeenten meer grip te krijgen op energiearmoede en in hoeverre zij hun duurzaamheids- en RES-doelstellingen behalen.  

Auteur: Daniël Derksen, Van Dam Datapartners

[1] Brockway et al. (2021) . Energy efficiency and economy-wide rebound effects: A review of the evidence and its implications. Renewable and sustainable energy reviews, 141.

[2] Cristina Peñasco & Laura Díaz Anadón (2023). Assessing the effectiveness of energy efficiency measures in the residential sector gas consumption through dynamic treatment effects: Evidence from England and Wales, Energy Economics, 117.

Meer weten?
Benieuwd wat wij voor je kunnen betekenen? Mijn collega’s en ik vertellen je graag meer. Neem gerust contact met mij (Daniël Derksen) op en bekijk onze Datadriven-as-a-Service-oplossingen voor het Fysiek Domein.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.