Geen burgerparticipatie zonder buurtinfrastructuur
Voorheen was in arme buurten ongeveer 1 op de 5 inwoners actief in de wijk, in rijkere buurten vaak 1 op de 4.
Willen we burgerparticipatie op peil houden in de nasleep van de coronacrisis, dan is het zaak om niet te bezuinigingen op de sociale voorzieningen in armere wijken. Dat is één van de lessen die getrokken kan worden uit het onlangs verschenen proefschrift van socioloog Gijs Custers, die de sociale klassenstructuur van Rotterdam onder de loep nam.
Gelaagdheid
In zijn promotieonderzoek 'De nieuwe verdeelde stad: Klassentransformatie, burgerparticipatie en buurtcontext' bekijkt Gijs Custers, inmiddels een postdoc onderzoeker aan de Erasmus Universiteit, de stad op macro- en microniveau. Op basis van detailleerde demografische data brengt hij de sociale gelaagdheid van Rotterdam in kaart. Zijn bevindingen laten zien dat de aannames van bestuurders over sociale en ruimtelijke ontwikkelingen niet altijd empirisch onderbouwd zijn.
Opstap
Neem bijvoorbeeld het idee dat 'gemengde' wijken, met een mix van hogere en lagere inkomens, goed zouden zijn voor de minder bedeelde buurtbewoners. Kansarme inwoners zouden zich aan hun meer vermogende buren kunnen optrekken. Het sociale netwerk zou als een opstap uit de sociale problematiek moeten fungeren. Custers toetste die hypothese aan de hand van informatie uit het Wijkprofiel, een uitgebreide database van de gemeente, en vond er geen bewijs voor.
Weinig contact
'Lagere groepen zouden kunnen profiteren van de middengroepen', aldus Custers, 'maar in de praktijk is er vaak weinig contact. Want die mensen hebben andere levensstijlen.' Maar zelfs als dat contact er wel is, heeft het vaak weinig effect, voegt Custers toe. 'In de arbeidsmarktactivering bestaat het idee dat mensen hun eigen netwerk kunnen inschakelen om aan een baan te komen. Maar mijn onderzoek laat zien dat het wel of niet hebben van contact met je buren niet echt een sterke relatie heeft met het wel of niet hebben van een baan. In welke buurt je woont maakt dus ook niet zoveel uit, omdat je buren gewoon niet zoveel invloed hebben op je positie op de arbeidsmarkt.'
Kapitaal
Custers deelt de Rotterdamse bevolking in klassen in, maar niet in de traditionele verdeling laag-midden-hoog. 'Ik kijk niet alleen naar economisch kapitaal, maar ook naar sociaal en cultureel kapitaal. Als je op die manier kijkt, dan zie je dat Rotterdam vrij gelaagd is.' Zo ziet Custers dat de Rotterdamse middenklasse langzaam maar zeker een transformatie doormaakt. Custers: 'De traditionele middenklasse, dat zijn vaak oudere mensen met een lagere opleiding die wel een goede baan hebben gehad, bijvoorbeeld in de haven. Die worden langzaam vervangen door een hoger opgeleide, jongere groep, die je de bakfietsmiddenklasse zou kunnen noemen. De gemeente wil die groep ook graag naar de stad toe trekken.'
Eenzaam
Ook aan de onderkant van de samenleving zijn er opvallende verschillen. Custers: 'Aan de onderkant onderscheid ik twee groepen: het precariaat en de lagere klasse. Het verschil is: de lagere klasse heeft nog veel sociaal kapitaal. Het precariaat is een wat meer eenzame groep.' Voor beleidsmakers is het belangrijk om te weten waar dat sociale kapitaal zit, want ruimtelijke veranderingen hebben invloed op sociale banden. 'Als je zo'n arme buurt gaat herstructureren, dan worden de contacten die er nog bestaan, opgebroken.'
Participatiesamenleving
Een derde tak van Custers onderzoek draait om de ontwikkeling van burgerparticipatie in verschillende wijken. Hij onderzocht de periode van 2008 tot 2013, waarin de economische recessie toesloeg en het idee van de participatiesamenleving werd geïntroduceerd. 'In die periode zag je dat de kloof in participatie tussen arme en rijke buurten wat kleiner werd', vertelt Custers. Voorheen was in arme buurten ongeveer 1 op de 5 inwoners actief in de wijk, in rijkere buurten vaak 1 op de 4. 'Na 2008 bleef dat in de armste buurten gelijk, in rijkere buurten nam het af.'
Sportclub
Dat verschil wijt Custers aan de aard van de participatie: 'In rijkere buurten is men vaak actief voor de sportclub of andere vrijetijdsvereniging. In armere wijken bestaat de participatie meer uit het ondersteunen van mensen die het moeilijker hebben, door middel van activiteiten in het buurthuis bijvoorbeeld. In een economische crisis wordt de noodzaak om op die manier te participeren groter omdat mensen meer sociale problemen in de buurt ervaren. Maar ik denk dat dat niet zozeer geldt voor vrijetijdsbesteding.'
Ongelijk investeren
Opvallend is dat een vergelijkbare studie in Engeland aantoont dat burgerparticipatie in armere wijken daar juist daalde. Volgens Custers laat dat zien dat beleid van belang is. 'Waar in Engeland zwaar werd bezuinigd op de publieke infrastructuur, zijn in Nederland de arme buurten in het eerste deel van de crisis wat meer ontzien qua bezuinigingen. Mijn vermoeden is: juist door ongelijk te investeren, dus door de arme buurten wat meer te geven dan de rijke buurten, zorg je dat de basis intact blijft.'
Kaasschaaf
Die les geldt ook voor de huidige crisis, aldus Custers: ‘Het is belangrijk om te beseffen dat de overheid een belangrijke speler is om de buurtinfrastructuur gaande te houden. Ga er niet met de kaasschaaf overheen. Je ziet dat de overheid tot nu toe in deze crisis veel pro-actiever is geweest, maar ik maak me wel zorgen over de bezuinigingsslag die mogelijk nog gaat komen.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.