Groter armoederisico onder niet-westerse migranten
In 1995 liepen niet-westerse kinderen ongeveer vier keer zo veel kans op armoede als kinderen zonder migratieachtergrond, in 2019 was dat zeven keer zo veel.
De inkomensverdeling in Nederland behoort tot de meest gelijke van Europa en het aandeel huishoudens met een laag inkomen is in zo'n veertig jaar tijd flink gedaald. Wel slaat het risico op armoede steeds vaker neer bij mensen met een niet-westerse herkomst en bijstandsgerechtigden. Gepensioneerden lopen juist minder risico.
Veertig jaar
Dat zijn een aantal bevindingen uit het boek 'Inkomen verdeeld, trends 1977-2019', een nieuwe publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Universiteit Leiden, dat op donderdag verscheen. Het boek presenteert de ontwikkelingen op het gebied van inkomensongelijkheid, koopkracht, belastingdruk en armoederisico over een periode van ruim veertig jaar.
Goed nieuws
Op grote lijnen lijkt het onderzoek vooral goed nieuws te bevatten. Zo is de koopkracht van de gemiddelde Nederlander sinds 1977 met 58 procent gestegen. Ook is het percentage huishoudens dat risico loopt op armoede gedaald van 13,1 procent in 1977 (en een piek van 22,5 procent in 1985) naar 7,7 procent in 2019. De inkomensongelijkheid is licht gestegen in die periode, maar bleef vanaf het begin van de jaren negentig stabiel.
Topinkomens
De Nederlandse inkomens zijn bovendien behoorlijk gelijk verdeeld in vergelijking met andere Europese landen. Dat is het meest duidelijk te zien in het hoogste percentiel van de inkomensverdeling. De top 1 procent grootste verdieners ontvangt in Nederland 6,5 procent van het totale inkomen, tegenover maar liefst 18,7 procent in de Verenigde Staten. In de World Inequality Database staan de Nederlandse topverdieners dan ook helemaal onderaan de lijst van 177 landen.
Pensioen
Tegelijkertijd vinden er opvallende verschuivingen plaats aan de onderkant van de inkomensverdeling. Zo zijn er steeds minder gepensioneerden met een laag inkomen. Het armoederisico onder die groep is tussen 1977 en 2019 ruimschoots gehalveerd, van 8,1 tot 3,8 procent. Waar gepensioneerden jarenlang aanzienlijk meer risico liepen op armoede dan mensen met betaald werk, was hun positie vanaf 2007 juist veiliger dan die van werkenden. Sinds 2016 ligt het armoederisico van werkenden weer iets onder dat van de gepensioneerden, maar de verschillen zijn gering.
Tekst loopt door onder afbeelding.
Bron: CBS / Universiteit Leiden. Klik op afbeelding om te vergroten.
AOW
De verbeterde financiële positie van ouderen is vooral te danken aan de verhoging van de AOW-uitkeringen (Algemene Ouderdomswet), schrijven de onderzoekers. 'De voortdurende inspanningen van de verschillende regeringen vanaf de jaren negentig om de koopkracht van AOW’ers te verbeteren hebben ertoe geleid dat de AOW-uitkering in het eerste decennium van deze eeuw boven de lage-inkomensgrens uitkwam.'
Bijstand
De bijstandsuitkering, daarentegen, biedt steeds minder zekerheid. In 1977 en 1981 liep iets meer dan de helft van de bijstandsontvangers risico op armoede, tegenover bijna driekwart in 2019. Wel vonden er in die periode flinke schommelingen plaats. Als gevolg van de tweede oliecrisis en een strenge sanering van de sociale voorzieningen, bereikte het armoederisico onder uitkeringsontvangers in 1989 een piek van 83,6 procent. Vanaf midden jaren negentig werd vervolgens een daling ingezet. Maar tussen 2011 en 2019 steeg het risico weer van 61,5 tot 73,9 procent.
Uitkeringsontvangers
Het gevolg daarvan is dat de armoede-risicopopulatie er anno 2019 heel anders uitziet dan vier decennia eerder. Inmiddels bestaat de helft van die groep uit uitkeringsontvangers, waar dat in 1977 nog ongeveer een op de tien was. Daar tegenover staat een daling van het aandeel gepensioneerden (met 25 procentpunt) en werknemers (met ongeveer 17 procentpunt) in de risicogroep.
Tekst loopt door onder afbeelding.
Bron: CBS / Universiteit Leiden. Klik op afbeelding om te vergroten.
Niet-westers
Ook wat betreft de herkomst van mensen met lage inkomens is er een grote verschuiving te zien. Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond liepen altijd al een aanzienlijk groter risico op armoede, maar die kloof is de afgelopen twee decennia gegroeid. Het risico op armoede onder de groep van niet-westerse herkomst is tussen 1995 en 2019 weliswaar vrijwel gehalveerd, maar het armoederisico van huishoudens met een Nederlandse achtergrond daalde sterker. Daardoor werd het verschil relatief gezien groter. In 1995 hadden niet-westerse huishoudens 3,2 keer zo vaak een laag inkomen als huishoudens zonder migratieachtergrond, in 2019 gaat het om een factor 4,4.
Leeftijd en opleiding
De kloof wordt iets kleiner als er wordt gecorrigeerd voor verschillen in leeftijd en opleidingsniveau. Toch blijven de achterstanden groot, zeker voor bepaalde herkomstlanden. Zo lopen Syriërs, Irakezen een eerste-generatie-Marokkanen een ruim vier keer zo hoog risico op armoede als mensen met een Nederlandse achtergrond. Mensen uit Iran, Afghanistan of Somalië, hebben een ruim drie keer zo hoog risico. (Klik hier voor de volledige tabel met alle herkomstlanden.)
Kinderen
De verschillen zijn nog groter als het gaat om minderjarige kinderen. Syrische kinderen hebben bijna tien keer zo vaak een laag inkomen als kinderen van Nederlandse herkomst, Irakese en Somalische kinderen ruim zeven keer zo vaak. Als het gaat om langdurige armoede (langer dan vier jaar), lopen Syrische kinderen zelfs 24 keer meer risico. Bij Irakese, Somalische, Eritrese en Afghaanse kinderen is dat een factor 13 of meer. En de kloof is, ook hier, gegroeid. In 1995 liepen niet-westerse kinderen ongeveer vier keer zo veel kans op armoede als kinderen zonder migratieachtergrond, in 2019 was dat zeven keer zo veel.
Samenstelling
Dat groeiende armoederisico, samen met steeds grotere aantallen migranten, zorgt ook voor een veranderende samenstelling van de lage-inkomenshuishoudens. Bestond die groep in 1995 nog voor bijna driekwart uit Nederlandse huishoudens, in 2019 was dat nog ongeveer de helft. Het aandeel niet-westerse huishoudens steeg in die periode van 15 tot 34 procent.
Bron: CBS / Universiteit Leiden. Klik op afbeelding om te vergroten.
Reacties: 13
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Nu al die 750.000 arbeidsmigranten buiten dit verhaal vallen. Waarom hebben we volgens de ABU 750.000 arbeidsmigranten hard nodig waarvan het grootste deel laagbetaald werk doet? En waarom doen die niet-westerse migranten dat werk niet? Wat gaat hier mis?