Gezocht: deskundig gemeentelijk opdrachtgever met ervaringskennis!
Gemeenten moeten snel ervaring opdoen met jeugdzorg. Zo niet, dan kan het nodig zijn aan het eind van het jaar op de rem te trappen, meent Erik Gerritsen.
Iedereen die mijn columns een beetje volgt weet dat ik een groot voorstander ben van de transitie jeugdzorg. Ik geloof in de gemeente als de bestuurslaag die bij uitstek in staat is om het huidige zieke jeugdzorgsysteem fundamenteel en duurzaam te transformeren. Ik ben er ook van overtuigd dat de gemeenten daartoe uiteindelijk goed in staat zullen blijken te zijn.
Maak ze verantwoordelijk en ze gaan zich verantwoordelijk gedragen. Dat geldt zowel voor grote als voor kleine gemeenten. Daar waar de schaal te klein is om goede jeugdzorg te realiseren zullen gemeenten de samenwerking zoeken. De samenvoeging van de geldstromen zorgt ook nog eens voor een forse financiële prikkel om het goed te doen voor kinderen in de knel.
Er is eigenlijk maar één groot zorgpunt dat door meerdere partijen zoals de Kinderombudsman en de Commissie Samson terecht naar voren is gebracht: zijn de gemeenten op tijd in staat om deskundig opdrachtgever te zijn? 1 januari 2015 komt steeds dichterbij en al in september van dit jaar moeten gemeenten belangrijke beslissingen nemen over de nieuwe vormgeving van de jeugdzorg.
Een bekende regel uit de leertheorie is dat je 10 procent leert door kennisoverdracht, 20 procent door het anderen te zien doen en 70 procent door het zelf te ervaren. Deskundig opdrachtgever wordt je dus vooral door ervaring op te doen met het leidinggeven aan ontwikkelingen in de jeugdzorg in de praktijk. Niet voor niets heb ik in een eerdere reeks columns met tips voor de gemeenten om deskundig opdrachtgever te worden eerst en vooral gepleit voor snel beginnen met experimenteren, voor het leren kennen van de praktijk van de jeugdzorg.
Ik geloof er oprecht in dat gemeenten, mits gebaseerd op ervaringskennis, de beste opdrachtgevers zullen worden die de jeugdzorg ooit gehad heeft. Met nog bijna twee jaar te gaan zou je denken dat er nog tijd genoeg is om die ervaringskennis op te doen en voor een deel is dat ook zo. Maar al over acht maanden inclusief de zomervakantie moeten gemeenten cruciale beslissingen nemen over de nieuwe vormgeving van het jeugdzorgstelsel. Beschikken de gemeenten dan al over voldoende ervaringskennis uit experimenten om de juiste beslissingen te nemen? Ik begin het me zolangzamerhand af te vragen.
We wisten al in 2010 welke kant het op zou gaan. Het is nu begin 2012 en ik zie heel veel beleidsnotities en ivoren toren discussies in stadhuizen en relatief weinig experimenten. Dat experimenteren begint op verschillende plekken wel steeds beter op gang te komen, maar ik ga ondanks mijn enthousiasme voor de transitie steeds meer twijfelen of er nog tijdig voldoende ervaringskennis opgedaan wordt door gemeenten om in september 2013 goed gefundeerde beslissingen te nemen over de toekomst van de jeugdzorg. We gaan het toch niet meemaken dat het unieke politieke momentum om nu eindelijk eens de jeugdzorg duurzaam te transformeren, uiteindelijk toch weer ontaardt in de zoveelste ronde kapot organiseren?
Voor nu kan ik de gemeenten alleen maar oproepen om het experimenteren te versnellen, in het bijzonder als het gaat om het oefenen met opdrachtgeverschap voor de meest kwetsbare kinderen in de drang/dwang gezinnen. Dat kan heel simpel met een veldtafel onder regie van de gemeente waarin alle multiprobleemgezinnen van een integraal plan van aanpak worden voorzien, waar onnodige instroom naar drang/dwang kan worden voorkomen en waar afspraken kunnen worden gemaakt over het zo snel mogelijk afschalen naar gemeentelijke nazorg van drang/dwang gezinnen. Een veldtafel waarin de gemeente kan experimenteren met virtueel opdrachtgeverschap van de huidige drang/dwang taken van de Bureaus Jeugdzorg.
Zo’n veldtafel kan elke gemeente bij wijze van spreken morgen starten. Dan is er wellicht nog voldoende tijd om de ervaringskennis op te doen die nodig is om in september verstandige beslissingen te nemen. Gebeurt dat niet dan voorzie ik twee scenario’s. Of de gemeenten schrijven het volgende hoofdstuk in de geschiedenis van het kapot reorganiseren van de jeugdzorg, of de gemeenten worden gedwongen om zich eerst te focussen op de transitie (opdrachtgever worden) en pas daarna vaart te maken met de transformatie (inhoudelijke verandering). Dit om te voorkomen dat de meest kwetsbare kinderen met het badwater van een ondeskundig vormgegeven transformatie worden weggegooid. Het eerste scenario is een ramp voor kinderen in de knel. In het tweede scenario worden kansen gemist om al de komende jaren stappen voorwaarts te zetten met betrekking tot de transformatie en zal het onmogelijk blijken om de ombuigingstaakstelling zonder kaasschaaf en kaalslag te realiseren.
Ik roep de gemeenten dan ook nog eenmaal op tot het maken van tempo met het opdoen van ervaringskennis. Doen ze dat niet, sta dan niet raar te kijken als ik rond september 2013 een column schrijf over de noodzaak om op de rem te trappen.
waar heeft u het dan nog over?
U schrijft een stuk wat boter na de vis is en te laat dus. Omdat er nog steeds geen meldplicht bestaat,
omdat nog steeds Rechters niet worden aangesproken op hun falen en niks willen doen aan waarheidsvinding inzake zelfs valse verklaringen door Borderliners-vrouwen, en klakkeloos gezag wordt gegeven aan zulke al dan niet vrouwen bij geboorte. Omdat in BW ook al staat dat vrouwen het alleenrecht hebben tot al dan niet toestaan van erkenning door eigen vaders van kinderen.
Die ernstige vorm van instandhouden van vervreemding-kindermishandeling door veelal vrouwen gepleegd beste zal zich wreken in een
hoos van patiëntjes.
Dat voorspel ik en laat dat overtreden van Kinderrechtenverdrag eens over zijn door Familierecht in plaats van de voorspiegeling dat Nederland zich eraan zou houden. Dat doen ze in die zaken namelijk helemaal NIET.
Schandalig.