Advertentie
sociaal / Achtergrond

'Armoede is terug, en treft steeds meer mensen’

Al veertig jaar bestuderen de tweelingbroers Engbersen het armoedevraagstuk. Een dubbelinterview.

09 december 2022
Armoede - weinig geld

Al veertig jaar bestuderen de tweelingbroers Engbersen het armoedevraagstuk. Godfried is hoogleraar Algemene Sociologie aan de Erasmus Universiteit; Radboud is programmaleider bij Movisie. Een dubbelinterview over de toegenomen aandacht voor bestaanszekerheid en de rol van het sociaal domein daarbij.

Organisatie Deskundige TWO ontwikkel- en Implementatieteam Supply Chain

JS Consultancy
Organisatie Deskundige TWO ontwikkel- en Implementatieteam Supply Chain

Programmamanager Vastgoed Digitaal Documenteren

JS Consultancy
Programmamanager Vastgoed Digitaal Documenteren

Toeval is het niet, die gedeelde interesse. Vader Engbersen was directeur van het Kaski, het sociologisch onderzoeks - bureau van de rooms-katholieke kerk, en thuis vlogen de maatschappelijke vraagstukken over tafel. Godfried ging dan ook sociologie studeren. ‘Mijn leermeester was Kees Schuyt, de socioloog met een grote belangstelling voor sociale ongelijkheid.’ Radboud leek een andere kant op te gaan met zijn keus voor theoretische literatuurwetenschap. ‘Maar al tijdens mijn studie schreef ik voor het blad van het ministerie van VWS. Zo werd ik geleidelijk een beetje deskundig op sociaal gebied. En terwijl mijn collega’s bij literatuurwetenschap zich stortten op het classicisme, schreef ik mijn eerste boek over armoede.’

Godfried: ‘Die achtergrond herken ik in zijn stukken, daar zit altijd een literaire laag in. Zijn kracht zit in zijn soepele pen én in het observeren van de sociale werkelijkheid.’ Radboud: ‘En Godfried heeft beslist een zekere reputatie verworven met zijn veldonderzoek. De kracht van sociologie is immers dat je het vak niet vanachter je beeldscherm beoefent, maar dat je de alledaagse werkelijkheid in stapt. Bovendien laat hij zich niet indelen in een onderzoekschool. Hij oriënteert zich breed.’

Vicieuze cirkel

Ze kennen elkaar door en door, en zoeken elkaar vaak op. ‘Als ik advies nodig heb, dan vraag ik Radboud’, zegt Godfried. En slechts af en toe zijn ze het een beetje oneens. Zo publiceerde Radboud vorig jaar samen met Jurriaan Omlo het onderzoeksrapport Uit de duivelskring van armoede.

De titel refereert aan Gerhard Durlacher, de romanschrijver en socioloog. ‘Durlacher schreef dat het vaak niet lukt om mensen op het droge te trekken. Uit de vicieuze cirkel van armoede is het lastig te ontsnappen.’ ‘Daarin wil ik je toch tegenspreken’, zegt Godfried tegen zijn broer. ‘We weten dat veel mensen er toch op eigen kracht uitkomen. Maar ik vind wel dat we veel beter moeten letten op de groep die dat níét lukt. Zorg voor een betere uitvoering van de regelingen, dat mensen er gemakkelijker gebruik van kunnen maken. Dat geldt zowel voor de bijstandsontvangers als voor mensen met een inkomen net onder of boven het minimum. We zien bij de energietoeslag hoe lastig het is de juiste groepen te bereiken. Dus ligt hier een opgave voor gemeenten. Ken je burgers, weet wat er speelt.’

Radboud: ‘Daarom pleiten wij in het rapport Uit de duivelskring van armoede voor investeringen in de sociale professionals. Die kunnen, samen met andere partijen in de sociale basis, verschillende kapitaalvormen aanreiken. Zoals sociaal kapitaal, zodat mensen met geldgebrek een netwerk kunnen houden en cursussen kunnen volgen in de wijk. Mentaal kapitaal, voor wie geen toekomst meer ziet, of pedagogisch kapitaal voor arme huishoudens met opvoedingsproblemen of het populairder wordende gezondheidskapitaal. Zeker een aanpak met een combinatie kan mensen uit de duivelskring helpen.’

Werkende armen

De broers zijn het er sowieso over eens dat de inkomensverschillen in Nederland zorgwekkend zijn. ‘Armoede is terug’, zegt Godfried. ‘De vangnetten lijken losser geknoopt dan veertig jaar geleden, mensen vallen erdoorheen. Er zijn nu zelfs underground voedselbanken, voor wie geen toegang heeft tot de reguliere voedselbank. In de vorige eeuw had je ook amper “werkende armen”; nu zien we de lagere middengroepen in de problemen komen, door de energiecrisis. Armoede heeft andere verschijningsvormen gekregen en het treft nu meer mensen.’

De sociale vangnetten lijken losser geknoopt dan veertig jaar geleden

Godfried Engbersen

Radboud: ‘De verzorgingsstaat is de afgelopen decennia sterk versoberd. En de charitas komt terug. Ik heb er veel onderzoek naar gedaan en verbaas me echt over de grote rol die alle kerken nu spelen, de christelijke en al die andere kerken die we inmiddels kennen omdat we zo’n superdiverse samenleving zijn geworden. De Pauluskerk in Rotterdam draait op honderden vrijwilligers; zelfs de religieuze voorgangers zijn er sociaal werker, taxichauffeur en bemiddelaar tegelijk.’

We moeten waken voor een armoedeindustrie

Godfried Engbersen

Godfried: ‘En dat terwijl we van de charitas afscheid van hadden genomen met de invoering van de bijstandswet. En terecht, want charitas leidt tot ongelijkheid. In de ene gemeente heb je betere charitatieve voorzieningen dan de andere. Met de commissie die het bestaansminimum nu onderzoekt, willen we daarom ook kijken naar burgerinitiatieven. Die zijn interessant, maar we moeten waken voor een armoede-industrie, met goedwillende burgers en professionals die zich ermee bemoeien, maar de facto niet in staat zijn om veel te bewerkstelligen.’

Decent vangnet

De commissie onder voorzitterschap van Godfried buigt zich ook over het plan van minister Carola Schouten om op school maaltijden te serveren. ‘Tot nu toe was het beleid bij uitkeringen: mensen krijgen geld en dat mogen ze zelf uitgeven. Nu is er twijfel, omdat niet alle ouders genoeg geld besteden aan voedsel voor hun kinderen, door geldgebrek of een andere oorzaak.

Vroeger vonden we het te normatief of te paternalistisch om hierop in te grijpen, nu lijken we een fundamentele draai te maken.’ Maar de belangrijkste vraag die de commissie van Godfried voor de zomer volgend jaar moet beantwoorden, is: wat is het bestaansminimum in Nederland? Wat hebben verschillende typen huishoudens nodig om rond te komen én mee te doen? ‘Wij onderzoeken hoe je een solide stelsel kunt ontwikkelen dat mensen meer bestaanszekerheid verschaft, met een overheid die mensen steunt als het nodig is, maar dat niet doet als het niet hoeft. De commissie wil een uitspraak doen over die balans. Als mensen geen baan hebben of geen middelen van bestaan, is een decent vangnet nodig.

Maar wat is dat? We zien dat sommige mensen niet meer durven te gaan werken uit angst om toeslagen te verliezen, we zien een groot wantrouwen in de overheid, terwijl je die overheid juist nodig hebt om een handje te helpen. We zien grote verschillen tussen gemeenten bij het reduceren van bestaansonzekerheid, en we zien grote verschillen in de kwaliteit van uitvoering. Daar gaan we uitspraken over doen.’ Godfried verwacht dat het een belangrijk rapport gaat worden. ‘Sinds de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965 wordt nu voor eerst weer in heel fundamentele zin gekeken naar het stelsel.’

Radboud vindt het onderzoek beslist een winstpunt. ‘Al gaat bestaanszekerheid wat mij betreft zeker ook over kunnen participeren. Dat is al veertig jaar een heersende opvatting bij het bestrijden van armoede. Kun je meedoen en zit je niet in een vernederende afhankelijkheidssituatie?’ Godfried: ‘Maar het gaat natuurlijk niet alleen om het vaststellen van een sociaal minimum. Flankerend beleid is minstens zo belangrijk. Dat mensen een opleiding kunnen afmaken, bij werkloosheid een handje worden geholpen, en dat er een goede voorzieningenstructuur is in een wijk, die ervoor zorgt dat burgers tegen een stootje kunnen en terug kunnen veren bij problemen.’

Vertrouwen wekken

Radboud geeft zijn broer voor het onderzoek naar het bestaansminimum graag een paar wenken mee uit ‘Het geheim van een lange relatie: continuïteit als voorwaarde voor een effectief sociaal domein’ (zie kader). Dat essay schreef hij eerder dit jaar met Rienk Janssens van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Thijs Jansen van Stichting Beroepseer.

‘De professionaliteit van de frontlinie in de wijk moet solide zijn, moet vertrouwen kunnen wekken bij bewoners. Dat is één. Ten tweede moet er goed accommodatiebeleid zijn. Godfried en ik hebben in onze jeugd geprofiteerd van moderne scholen, gloednieuwe zwembaden, bibliotheken, sportvelden en volkstuinen. Anno 2022 is het accommodatiebeleid op veel plekken behoorlijk verschraald, terwijl veel meer mensen langer thuis moeten blijven wonen. Dat vraagt juist om een sociale infrastructuur met nabije voorzieningen.’

Het veld is onrustig geworden, vindt Radboud. ‘Mede door het fenomeen van de aanbestedingen. Als je wijken met veel arme mensen écht wilt verbeteren, heb je continuïteit in beleid nodig en continuïteit in maatschappelijke organisaties. Het rijk moet daarvoor investeren in opleidingen en beloningen voor sociale professionals. We moeten toe naar een situatie waarin iemand lange tijd op een school werkt, waarin een opbouwwerker wortel schiet in een wijk en waarin een wijkteam niet binnen één jaar helemaal van samenstelling verandert.’

Godfried: ‘Maak als gemeente ook keuzes, het is immers een tijd van schaarste. En zoek naar een professioneel systeem waarbij je de eigen verantwoordelijkheid van mensen niet helemaal afschrijft. We komen uit een tijd waarin iedereen zelf verantwoordelijk was, nu gaan we weer de andere kant op.’ Die slinger moet ook weer niet te ver doorslaan. Godfried: ‘Toen ik in 1987 met Romke van der Veen de studie Moderne armoede publiceerde, werd gezegd “armoede bestaat niet”. Nu is er het gevaar dat we te veel groepen tot de armen gaan rekenen. Als het gaat om armoede in een rijk land, moet je blijven oppassen met je woorden.’

Het geheim van de lange relatie

Het is de hoogste tijd dat wethouders serieus werk maken van continuïteit in het sociaal domein, schrijven Radboud Engbersen (Movisie), Thijs Jansen (Stichting Beroepseer) en Rienk Janssens (VNG) in het essay ‘Het geheim van de lange relatie’, dat dit jaar verscheen. De vernieuwingsdrang bij ongeduldige bestuurders, het amper benutten van bestaande kennis en de korte contractrelaties, zijn de auteurs een doorn in het oog. Hun adviezen gaan over drie niveaus. Beleidsmatige discontinuïteit is te herkennen aan een veelheid aan nieuwe programma’s en projectsubsidies, en aan het ontbreken van langetermijn-commitment.

Wethouders moeten vaker de druk weerstaan om beleidsaanpassingen te doen die bestaande sociale relaties frustreren, vinden de auteurs. Lange contractrelaties zijn ook nodig voor de organisatorische continuïteit. De sociale professional moet zich lang willen en kunnen verbinden aan een organisatie. Tot slot de relationele continuïteit. Continuïteit in beleid en in organisaties is vooral nodig om professionals duurzame contacten met cliënten aan te kunnen laten gaan, aldus de auteurs.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie