Advertentie
sociaal / Column

Risicotaxatie

Denken in risicotaxaties is dominant in het veiligheidsbeleid. Erik Gerritsen stelt de vraag of dat in alle gevallen ook verstandig is.

21 januari 2013

Deel 3 in de serie Tussen ratio en symboliek.

In mijn eerste twee columns hierover werden kanttekeningen geplaatst bij de wetenschappelijke onderbouwing van het wetsvoorstel en het heilige geloof in de effectiviteit van het strafrecht. In deze derde column ga ik in op de keerzijde van de toenemende invloed van het risicotaxatie denken.

Het denken in termen van risico’s is dominant in het huidige veiligheidsbeleid. We zien dit terug in het veelvuldig gebruikmaken van zogeheten “risicotaxatie instrumenten”. De gedachte hierachter is dat hoe meer risicofactoren en hoe minder beschermende factoren aanwezig zijn, des te groter de kans is dat iemand opnieuw strafbare feiten zal plegen. Er is sprake van “actuariële risicotaxatie” waarbij langs mathematische weg de kans op recidive voor een individuele jongere wordt bepaald. Deze voorspelde kans vormt belangrijke informatie om tot beslissingen te komen binnen de strafketen. Bij deze actuariële risicotaxatie zijn nogal wat vraagtekens te plaatsen.

Zo is de kans op verkeerde voorspellingen aanzienlijk, met alle gevolgen voor slachtoffers, daders en samenleving van dien. De voorspellende waarde van risicotaxatie instrumenten is goed in algemene statistische zin, maar onvoldoende bij individuele veelplegers of “First offenders”. De kans is groot dat verdachten ten onrechte als potentiële recidivist worden aangemerkt of dat het recidive risico ten onrechte als laag wordt ingeschat.

Dit heeft ook te maken met het feit dat er ten onrechte een oorzakelijk verband wordt verondersteld tussen risicofactoren en het plegen van strafbare feiten. Oorzaak en gevolg zijn echter allerminst eenduidig. De ontwikkelde statistische modellen met risicofactoren en beschermende factoren zijn vooral gericht op voorspellen en niet op verklaren. Jongeren met een hoog risicoprofiel komen zo eerder in voorlopige hechtenis en krijgen eerder een celstraf in plaats van bijvoorbeeld een taakstraf of geldboete. Deze verschillen zijn dan niet het gevolg van hun daad, maar van de statistische categorie waartoe ze volgens hun risicoprofiel behoren. Het aanvullende oordeel van professionals op basis van gedegen onderzoek naar achterliggende specifieke individuele en gezinsproblemen van de jongere in kwestie dreigt ondergeschikt te worden aan een statistisch model met een lage betrouwbaarheid op individueel niveau. Neem daarbij het stigmatiserende zichzelf waarmakende effect van onterecht te hard ingrijpen en er tekent zich een aanpak af die eerder tot meer jeugdcriminaliteit leidt.

Deze en andere in de twee voorgaande columns besproken kanttekeningen bij het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht leiden tot de conclusie dat de met het wetsvoorstel beoogde effectiviteit en flexibiliteit eerder gefrustreerd dan bevorderd wordt. Er is sprake van uitingen van verregaande rationalisering die uiteindelijk ironisch genoeg kunnen leiden tot irrationeel handelen. Jeugdige daders worden niet beoordeeld op grond van hun daad, maar op grond van hun voorspelde kans op recidive, vanwege de groep waar ze statistisch toe behoren. Daarmee is er geen oog voor de context waarbinnen de dader tot zijn daad is gekomen, maar wordt het strafrecht vanuit preventief oogpunt sneller ingezet met zwaardere veroordelingen.

Het strafrecht wordt te gemakkelijk en te snel als oplossing gezien en daardoor krijgen andere mogelijkheden om jongeren op het rechte pad te krijgen onvoldoende aandacht. Individuele adolescenten lopen zo het risico dat zij niet de ondersteuning krijgen die belangrijk is voor hun ontwikkeling tot volwaardige burgers. Een aanpak die niet effectief blijkt, leidt uiteindelijk ook niet tot een veiliger samenleving.

Maar hoe moet het dan wel? Daarover gaat mijn volgende en laatste column over het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht.

Erik Gerritsen is sinds 1 september lid van de RMO.

Reacties: 5

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Ponskaart / beleidswaker
Helaas kan een jeugdzorgwerker niet (met of zonder afvinkschema) zien of er een risico is, en zal vaak foutief uitkomen.

Dat kan zeer schadelijk zijn voor bijvoorbeeld geadopteerden. Een onterechte OTS of uithuisplaatsing is zeker geen therapie. Het zal zeker de sfeer of de hechting niet verbeteren.

Indiceren kan, met prof. RJ van der Gaag te spreken, beter en nauwkeuriger door een zwaargewicht, een diagnost in de ingang: Diagnosticeer!

Een diagnost kan veel beter en met minder belastend te zijn naar het kind bepalen of ingrijpen nodig is en wel traject ingeslagen moet worden.

Jeugdzorgwerkers kunnen absoluut bepaalde stoornissen niet onderkennen en die signalen doorgeven naar een team dat niet zelf de cliënt onderzoekt.

Helaas is een kind met een zich ontwikkelende psyche geen afvink-object.

De Jeugdzorg dient dus de cliënt door te sturen naar een diagnostisch specialist, die 'open' onderzoekt. Niet op suggesties van een jeugdzorgwerker moet varen.

Er gaat te veel mis met OTS: uit onafhankelijk onderzoek bleek na 2 jaar 72% van die OTS-sen niet effectief te 'helpen', en zelfs een te groot deel voor verslechtering te zorgen.

Dus is doorverwijzen naar een diagnost altijd beter dan in eigen beheer houden binnen BJZ met een OTS e.d..

Ook prof. F. Juffer wijst op de noodzaak van degelijk bewezen evidence-based behandelingen n.a.v. echte diagnostiek. Temeer daar andere professoren dit ondersteunen en adviseren om tot specialistische ingangen te komen. Zie bijvoorbeeld Keeping the Promise, dat het advies van prof. R. Hoksbergen ondersteunt. Ook de SSF ondersteunt zulke ingangen zoals een IBAP voor de doelgroep pleeg- en adoptiekinderen.

Temeer daar advocaten ook onderkennen dat het in eigen beheer houden bij BJZ vaak mis gaat, het kind en gezin schaad. En dat is toch niet de bedoeling van 'jeugdzorg'???
Johan / adviseur
Beste Erik



Ik denk dat criminaliteit en onze stressverhogende hyperconcurrentie sterk correleren. Het stimuleren van samenwerking tussen individuen in plaats van het elkaar op alle fronten bevechten zoals in onze samenleving manifest is en vanaf jongs af aan gestimuleerd wordt draagt bij aan minder criminaliteit, meer sociale cohesie en aan meer welzijn. Dit staat echter zo haaks op ons mensbeeld dat het geen populaire stelling is. Een harmonieuze samenleving is niet geent op het subtiel selecteren van verliezers en winnaars, maar op mutalisme. Veel criminaliteit is het bijproduct van slecht gemanagde verwachtingen en de daaruit voortvloeiende frustraties.
L.B / HBO docent
De splinter en de balk.



Het denken in termen van ongefundeerde, niet gediagnosticeerde risico’s is dominant in het huidige Jeugdzorgbeleid. Ik geloof dat heel veel ouders dit al geconstateerd hebben als het gaat om het “beleid” van Jeugdzorg. Het simpele feit dat er gelogen wordt door gezinsvoogden bij de rechter heeft grote gevolgen voor kinderen en ouders. Deze gezinsvoogden zou ik “veel plegers” of “First Offenders” willen noemen. De kans is groot dat ouders ten onrechte als “potentiele recidivisten” worden aangemerkt of het risico daarop ten onrechte te hoog wordt ingeschat. Het aanvullende oordeel van externe professionals (second opinion) op basis van gedegen onderzoek naar achterliggende specifieke individuele en/of gezinsproblemen is ondergeschikt aan een “statistisch” model door Jeugdzorg gehanteerd, met een lage betrouwbaarheid. Neem daarbij het door leugens veroorzaakte stigmatiserende, zichzelf “waarmakende” effect van onterecht hard ingrijpen in gezinnen door gezinsvoogden en er tekent zich een “niet meewerkend” beeld af van ouders/ kinderen hetwelk tot meer verzet/problemen/ontsporing van /door ouders en kinderen leidt. Ouders en kinderen worden niet beoordeeld op feiten maar op grond van “onderbuik gevoelens” en op grond van “voorspellingen” en door de “risicofactoren” ,voorgespiegeld door gezinsvoogden, Hoe langer hoe meer ouders en kinderen gaan tot de risicogroep behoren volgens Jeugdzorg. Daarmee is er geen oog voor het kind en het gezin maar worden de maatregelen vanuit “önder buik gevoelens”, leugens en van uit ”preventief” oogpunt snel ingezet met zware consequenties voor kind en ouder(s). Een aanpak die niet effectief blijkt, leidt uiteindelijk ook niet tot een veiliger samenleving voor het kind.

Zo is het maar net.

Hoe het dan wel moet?! Gewoon eerlijk zijn en blijven, je werk goed doen.

Traumatische “hulpverlening” kan tot nog meer criminaliteit leiden. Bij jong en oud.



Ik ben sinds 1971 moeder.

Klaas-Pieter Valkenburgh / beleidsambtenaar transitie
Ik heb gezien dat er wéér een inhoudelijke en nette reactie is weg gecensureerd. Gisteravond stond er een kritisch en degelijk onderbouwd betoog dat deze column niet klopt. Zo zouden er juist bij jeugdzorg voortdurend risico-taxaties worden gebruikt, zoals ik ook in de reactie van oma ziet. Dan zou het gaan om veel ernstiger en wreder consequenties voor de kinderen dan bij het strafrecht. Op basis van afvinklijsten worden kinderen sneller onder toezicht gesteld of uit huis geplaatst als het om eenoudergezinnen, allochtone gezinnen of om ouders gaa die een psychiatrische diagnnose hebben (ook al onschuldige zaken zelfs) of zelf in de jeugdzorg hebben gezeten! Ik weet dat dat waar is doordat het AMK en de RVdK mij dat zelf hebben verteld.



Waarom worden dat soort reacties telkens weer weg gecensureerd? De reactie had nog veel meer informatie en links die ik vakmatig wil weten. Mag ik dat niet weten? Moet ik denken dat Jeugdzorg goed functioneert van Gerritsen omdat er constant censuur wordt uitgeoefend als er kritische noten over dat functioneren worden geplaatst?



Ik denk dat de discussie over het (dis)functioneren van de jeugdzorg heel belangrijk is bj de transitie. Vandaag is er voor de zoveelste keer bekend geworden dat er kinderne zijn vermoord waar Jeugdzorg al lang bij betrokken was. Jaarlijks waarschuwt de Verenigde Naties ook over het falen. En zo was er nog veel meer dat ik nog niet wist en in die reactie stond.



Extra opmerkelijk omdat het een docent van criminele jongeren betrof die zeer goed weet waar ze het over heeft. Haar stelling was dat de begeleiding van criminele kinderen daarom na de transitie nooit naar jeugdzorg zou mogen. Dat is ook de stelling van professor Corine de Ruiter. Ook werd er in die reactie gewaarschuwd voor schadeclaims over het disfunctioneren van jeugdzorg, die gemeenten kunnen verwachten.



Ik wil dat weten. Immers, ook n.a.v. de commissie Samson zullen er schadeclaims moeten worden betaald voor het falen van jeugdzorg. Hangt gemeenten nog meer boven het hoofd? Ook werd er gesproken over meerder provincies waar al financiele schandalen zijn geweest. Ook dat is relevant in verband met de plannen voor het afschaffen van lokale rekenkamers.



Er is nooit discussie mogelijk over de columns van Gerritsen. Kritiek wordt weg gecensureerd en wat over blijft zijn (vaak) gemeenteambtenaren die van niets weten en al snel onder de indruk zijn. Of van zelfstandigen in het interimmanagement of id, mensne die voor hun brood afhankelijk zijn van Erik Gerritsen.



Ik wil die discussie wel. Is het waar van die schadevergoedingen? Kunnen we dat verwachten als gemeenten? Hoe kunnen we daar een inschatting van maken? Hoe kunnen we inzage kijrgen in het werkelijke klachtenprobleem in plaats van alleen maar naar verkoopverhalen van de jeugdzorg te moeten luisteren?



Ook Rene Clarijs, hoofdredacteur van het blad Jeugdbeleid voorspelde immers hetzelfde! Hij voorspelde het mogelijke failliet zelfs van gemeenten door de transitie van jeugdzorg in Jeugdbeleid van September 2012 in een zeer uitgebreid en onderbouwd betoog?



Ik wil deze discussie wél en ben het met de critici eens dat de mooie verhalen van Gerritsen niet overeenkomen met de vele klachten. Ik maak me daar zorgen over. Ik wil weten of nieuwe aanbieders die nog fris en enthousiast zijn en goedkoper, mogelijk een beter plan zijn. Ik zou graag in Binnenlands Bestuur veel meer discussie juist over deze heikele punten willen. Want het gaat wel om de toekomst van gemeenten.



Daarnaast vind ik het - net als andere critici - ongepast dat deze columnist zijn columns gebruikt om te lobbyen voor zijn eigen club, of om op een van zijn medewerkers te stemmen bij de jonge ambtenarenverkiezing. Ik vind het ook ongepast dat een RMO-lid zijn lidmaatschap van de RMO gebruikt om te lobbyen voor jeugdzorg en tegen de reclassering. Want dat is duidelijk, daar gaat het natuurlijk heen. Wij kenne deze discussie bij de gmeenten inmiddels ook al een beetje.



Binnenlands Bestuur, geef ons meer informatie!



Eric de Kluis
Die informatie kan ik u inderdaad geven. Wij hebben al meermalen aangegeven dat de reactiemogelijkheid onder de artikelen is bedoeld om te reageren op de inhoud van de column, en niet als een chatkanaal voor 1 persoon die tientallen namen hanteert en zich bedient van valse e-mailadressen. Zoals u, Klaas-Pieter Valkenburgh, of Q.E. van Wateringen, of hoe u zich deze keer noemt. Fijn dat u uw eigen stuk onder een andere naam kritisch en onderbouwd noemt. Maar waarom publiceert u dat dan niet onder uw eigen naam en bedient u zich van al die aliassen?
Advertentie