Extraatjes in septembercirculaire klein bier
Op Prinsjesdag had het demissionaire kabinet voor gemeenten amper goed nieuws te melden. Iets meer geld in 2027 dan verwacht.

Op Prinsjesdag had het demissionaire kabinet voor gemeenten amper goed nieuws te melden. Iets meer geld in 2027 dan verwacht. Maar dat is volgens financieel deskundige Erwin Ormel slechts ‘een pleister op de wond’.
Positief effect beperkt voor meerjarenbegroting
Sinds jaar en dag maakt Erwin Ormel, financieel specialist van BMC, een analyse van de septembercirculaire die op de derde dinsdag van september tegelijk met de Miljoenennota de Haagse burelen wordt gepubliceerd. Ook deze week ging hij er weer voor zitten. Het beeld is nagenoeg onveranderd ten opzichte van de meicirculaire: gemeenten gaan er vanaf 2026 fors op achteruit. ‘Alleen het financiële beeld in 2027 kent enige verlichting, namelijk een hoger volumeaccres van ruim 700 miljoen euro.
Vanwege een nieuwe financieringssystematiek voor decentrale overheden, wordt het gemeentefonds vanaf 2027 geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. In de Miljoenennota is die indexering verder uitgewerkt. De volumeontwikkeling wordt gebaseerd op een 8-jaars (historisch) gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. De verwachting is dat de accressystematiek – de ontwikkeling van het gemeentefonds – daardoor minder zal schommelen.
Door de invoering van de nieuwe financieringssystematiek stijgt het volumeaccres vanaf 2027. In de Voorjaarsnota was daarvoor al een aanvullend budget gereserveerd van 150 miljoen in 2027 en 300 miljoen euro in 2028, maar dat was nog niet verwerkt in de meicirculaire. Het volumeaccres in 2027 stijgt met 706 miljoen euro. ‘Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners betekent dit een positief effect van ongeveer 1,4 miljoen euro’, aldus Ormel.
Alleen het financiële beeld in 2027 kent enige verlichting
Hoe dan ook, het betekent voor een gemeente van 40.000 inwoners een positief effect van ruim 1,4 miljoen euro. ‘Voor de meeste gemeenten is dat echter niet veel meer dan een pleister op de wond’, zegt hij. Gemeenten ontvangen ongeveer de helft van hun inkomsten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft berekend dat gemeenten vanaf 2026 er zo’n 3 miljard euro op achteruit kachelen. Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners, zo rekent Ormel voor, betekent dat al gauw ongeveer 6 miljoen euro minder.
Klein bier
Ander ‘voordelig’ uit de septembercirculaire is dat het kabinet extra geld beschikbaar stelt ter voorkoming van een stapeling van sociale en maatschappelijke problemen als gevolg van de hoge inflatie. Ook voor 2024 wordt nu een bedrag van 50 miljoen euro beschikbaar gesteld. Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners gaat het om een bedrag van circa 100.000 euro.
In dezelfde categorie voordelig nieuws valt de 359 miljoen euro die het rijk in het gemeentefonds laat lopen vanwege niet-gedeclareerde btw. Gemeenten kunnen de btw die ze moeten betalen declareren bij het rijk – het btw-compensatiefonds. De afspraak is als gemeenten méér declareren dan in het fonds beschikbaar is – er is een plafond ingesteld – het gemeentefonds moet bijpassen. Blijft er geld over in het btw-compensatiefonds, dan vloeit dat terug naar het gemeentefonds. Dat is nu het geval, waardoor er naar verwachting 359 miljoen euro wordt toegevoegd aan het gemeentefonds. Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners betekent dit een incidenteel voordeel van ongeveer 700.000 in 2023, rekent Ormel opnieuw voor.
De extraatjes in de septembercirculaire zijn echter klein bier ten opzichte van de korting van 3 miljard euro voor de kiezen krijgen na 2025. BMC zette onlangs in opdracht van de VNG op een rij wat die korting voor gemeenten zou betekenen. Omdat gemeenten zijn gehouden aan de uitvoering van een groot aantal taken die hen door het rijk zijn opgelegd, is de zogeheten vrije beleidsruimte niet zo groot. Die bedraagt nog geen 20 procent van de totale uitgaven. In euro’s is dat 13 miljard. Een korting van 3 miljard betekent het inleveren van ongeveer een kwart van de vrije beleidsruimte. Dat beperkt de ruimte om keuzes te maken enorm.
Ormel: ‘Daar komt bij dat gemeenten zich niet alleen aan wet- en regelgeving hebben te houden, maar zich ook rekenschap dienen te geven van maatschappelijke normen. Zo is er in theorie wel beleidsvrijheid in het sociaal domein, maar maatschappelijk worden verschillen daar veel minder geaccepteerd dan in sommige andere domeinen.’
Krappe arbeidsmarkt
Duidelijk is dat de gemeenten voor een grote uitdaging komen staan. ‘Inwoners, oud en jong, rekenen op daadkracht. Of het nou gaat om het klimaat, wonen, zorg of energie’, zegt Ormel. Voor de uitvoering van de ambities is vooral uitvoeringskracht nodig. En uit talrijke voorbeelden is volgens hem evident dat die hapert: van de toeslagenaffaire tot problemen in de jeugdzorg, personeelstekorten en achterstallig onderhoud aan bruggen en kades. Uit evenzovele onderzoeken en rapporten blijkt dat uitvoeringskracht wordt beïnvloed door factoren die onderling sterk met elkaar verweven zijn. Het samenspel van deze factoren vergroot het risico op maatschappelijke, bestuurlijke en financiële schade.
De krapte op de arbeidsmarkt vraagt erom actief te investeren in de eigen organisatie
Het vinden van een balans tussen beleid, organisatie en middelen is volgens Erwin Ormel dé opgave vanaf 2026. Daar komt bij dat naast de hard teruglopende middelen, de hoge inflatie en de krapte op de arbeidsmarkt een grote druk leggen op de komende meerjarenbegrotingen. ‘Het rijk vraagt steeds meer aan gemeenten, onder andere in bijdragen aan woningbouw, asielopvang, klimaatadaptatie en energietransitie. Tegelijk hebben gemeenten moeite met de invulling van vacatures. Dit zet de uitvoeringskracht van de organisatie onder druk’, aldus Ormel. Hij ziet het risico dat gemeenten op basis van organisatie en middelen keuzes in beleid moeten maken die ze vanuit hun visie en ambitie liever niet zouden maken. Of keuzes die wellicht niet aansluiten bij de doelstellingen van het rijk.
‘De periode vanaf het laatste jaar van de nieuwe meerjarenbegroting – 2026 – wordt cruciaal. Hoewel een volgend college en een volgende gemeenteraad uitvoering moeten geven aan de begroting voor 2026, is het van belang om nu al voor te sorteren op de situatie daarna. Dat betekent dat plannen en maatregelen moeten worden opgesteld om invulling te geven aan de financiële situatie vanaf dat moment’, luidt zijn advies. ‘Het is cruciaal dat gemeenten reële inschattingen maken van de kostenstijgingen voor de komende jaren. Een gemeente die nu nog een optimistisch perspectief schetst voor 2026, doet er verstandig aan om de eigen gehanteerde uitgangpunten te toetsen aan de net geschetste ontwikkelingen.’
Regionaal samenwerken
Als een van de oplossingsrichtingen ziet hij het actief invulling geven aan samenwerkingsarrangementen op regionaal niveau. Beleidsdossiers worden complexer en kunnen steeds minder op het niveau van de individuele gemeente worden opgelost. Dat leidt tot een complex geheel van maatschappelijke opgaven, financieringsarrangementen en ingewikkelde, soms tegenstrijdige belangen. Het is in zijn ogen cruciaal dat gemeenten daar de komende jaren flink op inzetten. Maar bovenal zouden gemeenten volgens Ormel prioriteit moeten geven aan de uitvoeringskracht en kwaliteit van de eigen organisatie. ‘Niet alleen de maatschappelijke opgaven, maar ook de krapte op de arbeidsmarkt vragen erom actief te investeren in de eigen organisatie. Dat betekent investeringen in aantrekkelijk werkgeverschap, innovatieve vormen van samenwerking en op maat gesneden training en opleiding, zowel op inhoud als op vaardigheden en persoonlijke effectiviteit.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.