Artikel 12 deel 2
Twee weken geleden toonde ik aan dat minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken artikel 12-geld wil geven aan gemeenten die te weinig belasting vragen. Dat mag ze niet doen, dat is wettelijk verboden.
Gemeenten die te weinig belasting vragen van hun eigen inwoners en bedrijven, moeten natuurlijk niet hun handje ophouden bij artikel 12 als ze financiële problemen hebben! Bovendien krijgen zo alle andere gemeenten minder geld uit het gemeentefonds dan waar ze volgens de regels recht op hebben. Een minister is de eerste die zich aan de regels moet houden.
Even erg als een minister die de regels aan haar laars lapt, is dat de regels voor artikel 12 zelf niet deugen. Het is de bedoeling dat gemeenten pas in aanmerking komen voor extra geld uit het gemeentefonds op basis van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet als hun belastingtarieven minstens twintig procent hoger liggen dan gemiddeld. Maar de werkelijkheid is anders. De werkelijke wettelijke voorwaarden voor een artikel 12-bijdrage is dat de betrokken gemeente als gemiddelde tarief van de onroerendezaakbelasting ten minste 0,1138 procent van de waarde van de onroerende zaken vraagt.
Het gemiddelde tarief van de onroerendezaakbelasting van alle gemeenten samen is 0,1066 procent van de waarde van de onroerende zaken. Met andere woorden: hoewel het de bedoeling is dat een gemeente twintig procent meer onroerendezaakbelasting vraagt dan gemiddeld om in aanmerking te komen voor artikel 12, blijkt voor een gemiddelde gemeente zeven procent meer dan gemiddeld voldoende, want het vereiste tarief van 0,1138 procent is slechts zeven procent hoger dan het gemiddelde tarief van 0,1066 procent.
Maar dat geldt voor een gemiddelde gemeente. Bijna alle gemeenten vragen hogere belastingen aan hun bedrijven dan aan hun inwoners. Als een gemeente veel bedrijven heeft, dan heeft zij een hoger gemiddeld tarief dan een gemeente die dezelfde tarieven vraagt maar minder bedrijven heeft!
In het gemiddelde tarief van een gemeente met veel bedrijven weegt het hogere bedrijventarief immers zwaarder dan in een gemeente met weinig bedrijven. Sommige gemeenten die veel bedrijven hebben, kunnen dus volgens de huidige regels al in aanmerking komen voor een artikel 12-bijdrage als ze gemiddelde belastingtarieven vragen. De huidige regels deugen dus niet.
De oplossing is eenvoudig. Drie simpele eisen, waarvan iedereen denkt dat ze nu al gelden. Drie simpele eisen, die aansluiten bij de huidige uitgangspunten en de huidige praktijk. Ten eerste moet de belastingeis om in aanmerking te komen voor artikel 12 niet gebaseerd zijn op één tarief, maar op twee aparte tarieven voor woningen en niet-woningen. Immers, bijna alle gemeenten hanteren twee verschillende tarieven.
Ten tweede moet de belastingeis twintig procent hoger liggen dan het gemiddelde. Dat is nu eigenlijk al de bedoeling, maar in werkelijkheid is de eis slechts zeven procent hoger. En ten derde moet de minister zich aan de regels houden.
(1) Verhagen heeft in zijn vorige column een onjuiste voorstelling van zaken gegeven (hij vergeleek het normtarief 2008, dat nog op de oude (foute) formule was gebaseerd met de uitkomst 2008 voor Loppersum op basis van de nieuwe (juiste) formule die vanaf het uitkeringsjaar 2009 geldt.
(2) Hij stelt dat de toelatingsnorm slechts 7 procent boven het gemiddelde ligt en niet 20 procent zoals het zou moeten. Als wij zouden uitgaan van zijn berekening, dan ligt de toelatingsnorm inderdaad geen 20 procent boven het werkelijke gemiddelde ozb-tarief. De beheerders van het gemeentefonds gaan echter niet (meer) uit van het werkelijke gemiddelde ozb-tarief van gemeenten, maar van het gemiddelde van de rekentarieven die in het gemeentefonds worden gehanteerd bij de (negatieve) verdeelmaatstaf ozb. Het normtarief ligt 20 procent boven dat gemiddelde (dit zegt dus niets over het werkelijk gemiddelde tarief van gemeenten, immers het daadwerkelijke tarief van een gemeente kan hier van afwijken. Wij hebben vorig jaar gezien dat de ozb-tarieven van gemeenten zich sinds 1997 daadwerkelijk richting de rekentarieven van het gemeentefonds ontwikkelen).
(3) Hij stelt dat de regels niet deugen. De regels deugen wel, maar de beheerders van het gemeentefonds - met op dit moment staatssecretaris Bijleveld- Schouten als eerstverantwoordelijke - hebben (in het verleden) een andere keuze gemaakt dan de heer Verhagen maakt.