Samen sterk tegen de techreuzen
De aandacht voor het beschermen van publieke waarden bij digitalisering neemt toe. Niet alleen bij gemeenten, ook bij culturele instellingen, onderwijs en onderzoek en in het bedrijfsleven Wat betekent dat voor de verhoudingen met techbedrijven? Een pleidooi voor samenwerking en gedeelde principes.
Belang van publieke waarden neemt toe
De tijd waarin ontwrichting van de samenleving door snelle technologische ontwikkelingen hoofdzakelijk als iets positiefs werd gezien, lijkt voorgoed voorbij. In de Verenigde Staten en Australië wordt rechtszaak na rechtszaak aangespannen om de macht van grote techbedrijven te breken. De Europese Unie werkt aan nieuwe wetgeving om burgers online beter te beschermen.
En in Nederland hebben twintig publieke organisaties – waaronder de Koninklijke Bibliotheek, BNNVARA, EO en de Dutch Design Week Eindhoven – een coalitie opgericht die zich inzet voor een beter internet. Onder de naam PublicSpaces zoeken ze naar publieksvriendelijkere alternatieven voor Facebook en Google. Onlangs vond de eerste PublicSpaces Conferentie plaats. José van Dijck, hoogleraar media en digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht, zette er uiteen wat het probleem is: ‘Internet wordt beheerst door bedrijven die publieke waarden zoals autonomie en gelijkheid niet meenemen in hun werkwijze. Als we niet handelen, verliezen we de controle op de publieke ruimte. Dan raken we bijvoorbeeld de autonomie kwijt op ons eigen onderwijs en onderzoek.’
Big tech is uit, publieke waarden zijn in. Na jaren ploeteren om het belang van publieke waarden bij digitalisering voor het voetlicht te brengen, ziet de VNG het onderwerp nu breed op de agenda belanden. Roxane Daniels, manager en teamleider publieke waarden bij de VNG, constateert dat er na jaren digitaliseren eindelijk aandacht van de politiek is voor de ethische kant ervan. ‘De mainstream media hebben het onderwerp eindelijk opgepikt’, stelt Daniels. ‘En dat zie je weerspiegeld in de politiek. Voorheen dachten veel bestuurders dat digitalisering onder ict viel en dus kon worden overgelaten aan mensen in de bedrijfsvoering. Nu zien ze steeds meer in dat er publieke waarden op het spel staan.
Het besef groeit dat er keuzes te maken zijn, die vaak politiek zijn en waarover je van mening kan verschillen.’ Niet alleen de aandacht in de media, ook het beleid van de nieuwe Europese Commissie draagt bij aan het bewustwordingsproces. Daniels: ‘We vinden het bemoedigend dat er in Europa een stevige vicepremier voor digitalisering is neergezet [Margrethe Verstager, red]. Ook is het verfrissend dat de Europese Commissie een combinatie maakt van twee belangrijke transities: digitalisering en verduurzaming. Dat helpt enorm om ook in Nederland de maatschappelijke opgaven waar we voor staan – klimaat, energie, woningbouw et cetera – te verbinden aan de digitale transitie.’
Politieke vraagstukken
Juist op lokaal niveau is de impact van digitale ontwikkelingen het eerste voelbaar. Gemeenten merken dat mensen een uitkering aanvragen omdat hun baan verdwijnt, of dat drones en slimme deurbellen voor onrust in de buurt zor gen vanwege privacy-aspecten. De technologie mag dan nieuw zijn, de implicaties voor burgers zijn in zekere zin vertrouwd; de onderliggende vraag is altijd in wat voor samenleving we willen leven.
Dat vraagstukken over digitalisering politieke vraagstukken zijn, beschreef het rapport iOverheid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) al in 2011. ‘Dat rapport sloeg in als een bom’, herinnert Daniels zich, die toen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) werkte. ‘In het rapport werd duidelijk onderbouwd wat er niet goed ging. Je kon er zo een uitvoeringsagenda op baseren. Meteen aan de slag, genoeg te doen. In de praktijk is het heel taai. Tegelijkertijd is de digitale transitie van de maatschappij in een enorm tempo verlopen. Van cybercrime tot desinformatie, we hebben niet alleen die iOverheid maar ook die iSamenleving in te richten.’
De VNG ziet met lede ogen aan hoe de Tweede Kamerleden met verstand van digitalisering gelijktijdig de Kamer uitstromen. Ook op lokaal niveau is kennis schaars, of misschien is ‘waakzaam’ een beter woord. Om dat toe te lichten, gebruikt Daniels vaak het simpele voorbeeld van de slimme lantaarnpaal. ‘Drie jaar geleden was er een actief aanbod vanuit de markt van vrijwel ‘gratis’ straatverlichting. Voor armlastige gemeenten is dat natuurlijk interessant. Maar als je zo’n aanbod louter bekijkt vanuit het perspectief dat er licht nodig is, dan kom je niet direct bij de vragen die óók gesteld dienen te worden.
Wat voor sensoren hangen er in de armaturen? Van wie zijn de data die daarmee worden verzameld? De dienst verlichting en de dienst data moeten in gesprek, en de waardenkeuzes moeten politiek geagendeerd.’ Het credo ‘bezint eer gij begint’ is op zijn plaats bij het binnenhalen van technologieën. Niet dat overheden de deur voor techbedrijven gesloten moeten houden; ze moeten alleen beter weten en duidelijk maken onder welke voorwaarden ze hem op een kier zetten.
Ongelijke verhoudingen
Een kenmerk van de gedigitaliseerde samenleving is dat veel spelers grote, buitenlandse bedrijven zijn. De macht van een gemeente tegenover een internationaal bedrijf als Airbnb of Uber is beperkt. Dat ondervinden de grote steden regelmatig aan den lijve. De onlangs ingevoerde registratieplicht bij toeristische verhuur, die verhuurders verplicht om een registratienummer te verme-den in hun advertenties op Airbnb of Booking.com, is hard bevochten. Ook was er verregaande samenwerking voor nodig: het onderliggende registratiesysteem is open source en is ontwikkeld door meerdere gemeenten in samenwerking met de VNG.
Online zijn de verhoudingen tussen big tech en Nederlandse publieke spelers zo mogelijk nog ongelijker. Een organisatie kan wel besluiten om principieel geen Facebook-diensten zoals Instagram en Whatsapp te gebruiken, maar vanuit het oogpunt van marketing en klantcontact is dat nogal een aderlating. PublicSpaces gelooft dat het kan. Als de aangesloten organisaties samen besluiten om een datahongerig platform te verlaten, dan kunnen ze gezamenlijk een beter alternatief tot bloei brengen, geloven ze. Samen vertegenwoordigen ze immers een flinke hoeveelheid gebruikers én content.
Ook als het gaat om de inkoop van ict is er veel te zeggen voor samenwerking om publieke waarden beter te beschermen. Onderwijs- en onderzoeksinstellingen hebben SURF, een coöperatie die onder meer de gezamenlijke inkoop van ict voor de aangesloten instellingen verzorgt. SURF werkt met een driesporenbeleid om sterker te staan tegenover de markt. Een deel van de ict voor onderwijs en onderzoek ontwikkelt SURF zelf, bijvoorbeeld software waarmee mensen toegang krijgen tot een onderzoeksomgeving. Een tweede deel is afkomstig van de markt, maar wordt via SURF beschikbaar gesteld onder eigen voorwaarden, onder meer op het gebied van privacy, security, transparantie en interoperabiliteit. Leveranciers moeten zich houden aan het juridisch normenkader van SURF. Daarnaast werken de bij SURF aangesloten instellingen met open source software. Dat stelt ze ook in staat om opties open te houden wanneer de markt niet meegaat in hun eisen.
Meer impact
‘In gemeenschappelijkheid organiseren betekent meer mogelijkheden en ook inleveren’, zegt Christien Bok, innovatiemanager ICT en Onderwijs bij SURF. ‘Bij een gezamenlijke aanbesteding moet je samen goed weten waarnaar je op zoek bent en je committeren aan de gezamenlijke uitkomst. Je hebt veel meer impact als je samenwerkt. Zo heeft Microsoft de voorwaarden aangepast op basis van gezamenlijke voorwaarden van het hoger onderwijs.’
Voor bedrijven is gezamenlijk inkoop ook gunstig. De VNG krijgt regelmatig de vraag van een bedrijf om een deal te sluiten, in de verwachting dat daar dan ook meteen alle 352 gemeenten onder vallen. ‘Zo werkt de VNG niet, maar ik snap de behoefte wel’, zegt Daniels. ‘Het is een uiting van globalisering, de steeds grotere schaal waarop we alles organiseren.’
Zijn er meer afspraken nodig, basisbeginselen om de markt mee tegenmoet te treden? Tijdens de PublicSpaces Conferentie opperde Annelies van der Stoep, strategisch adviseur van de Amsterdam Economic Board, dat er behoefte is aan een Parijsakkoord op het gebied van data. ‘Verantwoord datagebruik zweeft in het bedrijfsleven ergens rond maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar het is nog geen taal die we goed spreken’, zegt ze.
Voor gemeenten is er een beginnetje gemaakt met de principes van de digitale stad. Die zijn door Eindhoven ontwikkeld, door VNG veralgemeniseerd en vastgelegd in de algemene ledenvergadering. Daniels: ‘Toen de eerste innovatieve gemeenten begonnen met de slimme samenleving, ontdekten ze dat er nog weinig wetgeving bestond. Ambtenaren wilden beter weten waar ze op moesten letten in gesprekken met leveranciers. Bedrijven vroegen er zelf ook om. In de praktijk merken we dat het aanbod ten goede is veranderd sinds we de principes hebben opgesteld.’
De principes van de digitale stad blijven beperkt tot digitale middelen in de openbare ruimte, en zullen met enige regelmaat moeten worden aangescherpt. Daniels acht het verstandig om op vergelijkbare wijze met de digitalisering in andere domeinen om te gaan. De digitale transformatie is nu eenmaal veelomvattend. ‘Het gaat om ethiek en publieke waarden, maar ook om de inkoop van het kleinste schroefje, bij wijze van spreken. Bijna alles heeft een digitale component. Het is een gigantische uitdaging, er zijn veel kansen, maar er staat ook veel op het spel. En dus zijn er veel meer investeringen en coördinatie nodig dan nu het geval is.’
‘Principes voor de digitale samenleving’
1. De digitale infrastructuur is er voor iedereen en moet bijdragen aan een leefbare, gezonde en veilige stad.
2. De overheid regisseert en reguleert waar nodig om toegang, beschikbaarheid en veiligheid te waarborgen.
3. Bewoners weten welke apparatuur in hun omgeving is geplaatst en hebben daar invloed op. De technologie is zo ‘open’ en transparant mogelijk.
4. Data over de bewoner is van de bewoner, dus die beslist wat ermee gebeurt.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.