Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Kijken onder de motorkap

Interview met Martijn Leisink, wethouder in Arnhem. ‘Ambtenaren hebben er ontzettend aan moeten wennen dat ik dat ik écht wil weten hoe het zit.’

12 april 2013
kijken-onder-motorkap.jpg

De Arnhemse wethouder Martijn Leisink (D66) vraagt zijn ambtenaren het hemd van het lijf. Niets is vanzelfsprekend, alles moet onderzocht. ‘Ik moet snappen hoe het zit en ervan overtuigd zijn dat het een goede oplossing is’.

Het zal je als ambtenaar op de afdeling financiën maar gebeuren: een wethouder met verstand van getallen, grafieken en formules. Geen bestuurder die er na vier keer lezen nóg niets van begrijpt of doet alsof, maar een wethouder die in één oogopslag ziet waar de problemen en de kansen zitten. En tot overmaat van ramp doorvraagt. Een natuurkundige met gevoel voor wiskunde en informatica, die op Twitter ook graag rekenvragen stelt. Een schaker op het politieke bord bovendien. Die bèta-bestuurder is Martijn Leisink (39), Arnhems D66-wethouder voor financiën, ict, p&o, mobiliteit en grondzaken. Grondzaken kreeg hij er een half jaar geleden bij. Leuk. Over rekenkundige uitdagingen gesproken.

Dat was al met al even schrikken aan de Arnhemse Koningsstraat toen Martijn Leisink zich ontfermde over zijn ambitieuze portefeuille. En nog steeds is het spannend in het gemeentehuis. De wethouder daarover: ‘Of het mijn exacte achtergrond is weet ik niet, maar mijn wetenschappelijke achtergrond is wel dominant. Ik heb sterk de neiging om onderzoekend te blijven vragen. Dat doe ik bij nota’s, maar zeker en liever bij ambtelijk contact. Ambtenaren hebben er enorm aan moeten wennen dat ik écht wil weten hoe het zit. Op een gegeven moment zeiden ze tegen mij: “Dit is beter voor de verkeersdoorstroming.” “Waarom?” “We hebben het onderzocht en het staat in het rapport.” “Dat is toch geen antwoord op mijn vraag? Er staan zo veel dingen in rapporten. Ik wil gewoon weten waarom het zo is.”’ De conversatie had regelrecht uit de BBC-comedyserie Yes Minister kunnen komen.

Met dat optreden moet je wel oppassen, voegt Martijn Leisink er onmiddellijk aan toe. ‘Het is oprechte interesse en nieuwsgierigheid, maar mijn gevraag kan wantrouwend overkomen bij ambtenaren. Zo van: gelooft hij ons dan niet? Wij doen dit werk al jaren en dan gaat zo’n wijsneus mij van alles vragen. Daar moet ik mij altijd van bewust zijn. Toen ik net wethouder was, heb ik gezegd: “Houd er rekening mee, ik moet onder de motorkap kijken om het zelf overtuigend te kunnen brengen in de raad. Ik moet snappen hoe het zit en ervan overtuigd zijn dat het een goede oplossing is.”

Voordat een voorstel naar de gemeenteraad gaat, voel ik mij de laatste schakel die de integrale weging doet. De ambtenaar die tegen mij zegt dat die weging niet deugt, krijgt een dikke plus. Ik houd enorm van recalcitrante ambtenaren. Zij moeten zich realiseren dat ik nergens meer ben als zij met mij mee gaan lopen. Laatst zei een ambtenaar: “Het is een hels karwei om je ervan te overtuigen dat we een goede oplossing hebben, maar als je eenmaal overtuigd bent, dan hoeven we na de raads­vergadering niets te repareren.”

Onuitvoerbaar idee
Soms wel, bijvoorbeeld als de wethouder heeft ‘zitten slapen’, zoals hij zelf zegt. ‘En dat moet je ook gewoon toegeven. Je moet beslissingen ook willen heroverwegen, al was het maar omdat de omstandigheden bijna altijd veranderen.’

Martijn Leisink heeft het over het voorstel van de raadsfractie van de ChristenUnie om de Arnhemse zorgverleners een parkeerpas te geven, waardoor ze hun tijd kunnen besteden aan het helpen van mensen in plaats van het kopen van kaartjes. Een ‘onuitvoerbaar idee’ meldde het college in januari. Vorige maand kwam Leisink daarop terug. Voor 1 juni is er een plan voor een parkeerpassysteem. Wat is er gebeurd? De wethouder: ‘Ik had veel scherper moeten zijn en moeten doorvragen. In het voorstel ging het om een pas voor zorgverleners in de brede zin. Dat kan niet, dan is het hek van de dam. Iedere Arnhemmer verleent zorg. Ik had moeten kijken naar zorgverleners die in het BIG-register staan. Zo doen andere gemeenten het ook en dat is niet onuitvoerbaar. Ik heb een te gemakkelijk antwoord gegeven.’

Een dergelijk gemakzuchtig antwoord zou in een andere wereld, die van de internationale top der exacte wetenschappen, onmiddellijk zijn afgestraft. Voor Martijn Leisink lag een veelbelovende carrière in die wereld wel in het verschiet. Hij won als 18-jarige scholier de nationale natuurkunde Olympiade, studeerde natuurkunde in Nijmegen en promoveerde er ook. Waarom niet op jacht gegaan naar de Nobelprijs voor de natuurkunde? ‘Omdat het domein te beperkt is’, aldus Leisink. ‘Ik vond het waanzinnig interessant en heb er nooit spijt van gehad, maar mijn interesse is te breed voor de wetenschap. Ik kon de wetenschap lang goed combineren met de politiek, maar wetenschap is wel topsport. Als je echt gaat voor de top, dan moet je je er volledig op storten. De wereld is je concurrent en overal werken mensen harder dan jij. Als je er iets anders naast wilt doen, dan verlies je de concurrentiestrijd. Nu, als wethouder, werk ik ook hard, maar ik bepaal wel mijn eigen agenda. Mensen passen hun agenda vaak aan mijn agenda aan. Als ik een vergadering oversla, vraagt niemand waarom. Daar heeft de wethouder vast een goede reden voor.’

Woelen in bed
Het werd dus de politiek voor Martijn Leisink. Eerst als steunraadslid in Arnhem, toen als Statenlid in Arnhem en nu als wethouder in Arnhem. Ook niet zo vreemd, want hij voelt zich ‘authentiek maatschappelijk betrokken’. Leisink: ‘Ik zit hier alleen maar omdat ik graag maatschappelijke problemen wil oplossen. Mijn moeder vertelt weleens hoe ik als kleuter niet kon slapen en lag te woelen in bed. Toen ze vroeg wat er was, schijn ik te hebben gezegd: “Ik weet niet hoe ik de werkloosheid moet oplossen.” Dat heb ik altijd gehad en nog steeds.’

Heeft zo’n wonderlijk kind 35 jaar later als wethouder dan geen last van zijn intelligentie? Dat mensen maar niet begrijpen wat hij wel begrijpt. ‘Dat is een valkuil’, beaamt Leisink. ‘Ik herinner mij situaties waar dat echt aan de orde was. Voor mij was het duidelijk dat B de meest logische oplossing was, anderen moesten daar eindeloos over vergaderen. Ik moet moeite doen om mijn irritatie te onderdrukken als men uiteindelijk óók op B uitkomt. Het is onredelijk, maar het is moeilijk te onderdrukken. Maar het wordt anders als er paniek is. Dan krijg je automatisch ruimte om snel te lopen. Zo van: wij weten het ook niet, we zijn allang blij dat een bestuurder de knoop doorhakt.’

Suboptimale oplossingen
En hoe complexer de puzzel, hoe meer plezier Martijn Leisink beleeft aan zijn wethouderschap. Kan er flink gegraven worden. ‘Want wat wordt verteld door de spelers in die puzzel is lang niet altijd wat er aan de hand is. Wij hebben als instituut overheid hard ons best gedaan om ver af te drijven van de werkelijkheid. Het draait te veel om onze eigen wereld. Een oplossing die wij bij de gemeente in alle veiligheid hebben bedacht en die vanuit het referentiekader van experts ook echt de beste is, hoeft helemaal niet de beste oplossing voor een bepaalde samenleving te zijn. Wij kunnen dat wel vinden, maar uiteindelijk doen we het wel voor de samenleving. Geef die samenleving dus de ruimte om, binnen bepaalde grenzen, met suboptimale oplossingen te komen.’

Dat heeft wethouder Leisink gedaan met het parkeer­beleid bij het Centraal Station en met de route van een nieuwe buslijn naar de dierentuin. Hij zegt: ‘Wij vonden dat de bus zó moest rijden omdat dat beter was voor de wijk, alleen de wijk dacht daar anders over. Dat is enorm irritant voor het vervoerbedrijf en voor de ambtenaren op het gemeentehuis, die toch de experts zijn. En het is zo mogelijk nog irritanter dat de wethouder kiest voor de alternatieve route. Ik vind: wij zijn ter aarde voor het algemeen belang en de bescherming van het individu. Helaas blijft niet alles wat een gemeente bedenkt daartoe beperkt.’

Burgers verwachten van alles van de gemeente, die het tegelijk altijd verkeerd doet. De gemeente intussen wil zich onmisbaar maken en blijft zich overal mee bemoeien. Martijn Leisink: ‘Het is een zeldzaamheid dat de gemeente zegt: u kunt het toch zelf regelen? Ik had laatst een mevrouw op het spreekuur, die vertelde dat vrachtwagens dagelijks naar een bouwterrein reden juist terwijl op dat moment de nabijgelegen school openging. Konden die vrachtauto’s niet een uurtje eerder gaan rijden? Ik vroeg: “Wat zei de aannemer toen u dat voorstelde?” Ze had niet gebeld. “En ik ga ook niet bellen”, was mijn antwoord. “Waarom komt u bij mij als eerste redmiddel? Ik ben het laatste redmiddel. Wat let u om zelf actie te ondernemen? Misschien is de aannemer wel vader van kleine kinderen en begrijpt hij het probleem.” Als ik bel, loop je het risico dat de discussie juridisch wordt en de redelijkheid er niet meer toe doet, terwijl een ouder of buurtbewoner veel meer recht van spreken heeft. Waarom zou die aannemer niet willen meewerken? Bewoners hebben geen idee hoeveel ze zonder de gemeente voor elkaar kunnen krijgen.’


CV
Martijn Leisink  (Grave, 1974) studeerde natuurkunde in Nijmegen. Na zijn promotie deed hij onderzoek naar de ontwikkeling van statistische methoden om erfelijke ziekten vroegtijdig op te sporen. Hij zette een bedrijf op dat medische gegevens sneller vertaalde in een mogelijke diagnose van de ziekte. In 2002 werd Leisink politiek actief als lid van de van D66 in de Arnhemse gemeenteraad. Een paar jaar later werd hij lid van de Gelderse Staten en in 2007 lijsttrekker. In 2008 maakte hij de overstap naar adviesbureau AEF. Leisink is sinds 2010 wethouder in Arnhem.


‘Het gemak waarmee wij onze privacy opgeven, is verbijsterend’

Wat is zo leuk aan de politiek?
Het leuke is dat ik dacht goede ideeën te hebben over hoe het beter kon in de samenleving en dat ik die nu kan verwezenlijken. Vroeger discussieerde je daar alleen over. Die discussies scherpten mijn geest, alleen er gebeurde natuurlijk niets. Het beangstigende is dat het voor anderen lastiger wordt om te vertellen dat ik wellicht slechte ideeën heb. Ik moet mij altijd afvragen of iedereen nog wel op dezelfde manier mijn geest scherpt.

Je bent premier, wat doe je?
De privacy van burgers vergroten. Het gemak waarmee wij onze privacy opgeven, is verbijsterend. Dat de staat onze privacy wil inperken door af te luisteren en te spioneren snap ik, maar dat wij dat als burgers laten gebeuren, is zorgelijk. Zonder morren accepteren we feitelijk onbeperkte staatsmacht. In de jaren vijftig zou men er niet over gepiekerd hebben om te doen wat wij nu normaal vinden. Waarom was de jodenvervolging zo’n succes in Nederland? Omdat de persoonsregistratie hier zo mooi was. Als we dat bij geschiedenis leren, hebben we allemaal zoiets van: hadden we dat maar nooit gedaan. We doen het nu tot in het extreme. Onze privacy is de enige bescherming tegen de staat, heeft iemand eens gezegd, en zo is het.

In een tijdmachine, waar naartoe?
Ik zou graag willen kijken naar een andere financiële crisis, bijvoorbeeld die van 1929. Je kunt de boeken erop naslaan en de feitjes lezen, maar ik zou willen voelen wat men toen voelde en onder de motorkap willen kijken. Ik wil er graag een gevoel bij hebben. We spreken nu ook over een financiële crisis, maar is alleen het woordje hetzelfde? Was men toen aan de keukentafel kwaad op de banken? Hoe was het om in 1929 in Arnhem een gezin te hebben en wethouder te zijn?

Je vliegt eruit, wat dan?
Er is geen baan in te vinden, maar ik zou willen dat wij in de omgeving van Arnhem beter doordrongen raken van ons oorlogsverleden. Het gevoel wat een oorlog is en wat een bezetting betekent, raken we kwijt. Hoeveel kinderen kennen nog iemand die de oorlog heeft meegemaakt? Levende geschiedenis wordt dode geschiedenis. Het is onze taak om kinderen te vertellen wat toen is gebeurd en waar staten toe in staat zijn. Maar zoals ik zei, die baan is er niet. De wetenschap is een gepasseerd station. Ja, het onderwijs, dat lijkt mij geweldig. Gewoon voor de klas gaan staan. Dat heeft mijn vader ook gedaan, en hij zou het zo weer doen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie