Kabinet wil minder toezicht op gemeenten

De ministerraad neemt met dit besluit het advies over van de commissie Doorlichting Interbestuurlijke Toezicht Arrangementen die oktober vorig jaar het rapport ‘van specifiek naar generiek’ presenteerde. ‘Er moet een einde komen aan de vanzelfsprekendheid om wetten op te tuigen met allerlei vormen van specifiek toezicht. De angst van het rijk dat gemeenten wet- en regelgeving niet scherp naleven, leidt tot “toezichtsbureaucratie”’, constateerde de commissie onder voorzitterschap van Marten Oosting.

Specifieke maatregelen voor het toezicht, zoals goedkeuring, verklaring van geen bezwaar en aanwijzingsbevoegdheid, moesten volgens de commissie worden geschrapt. Gemeenten moeten juist geholpen worden met uitvoering van gedecentraliseerde taken. Ralph Pans, directievoorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zei hierover in Binnenlands Bestuur dat hij net als Oosting niet voor toezicht van rijk èn provincie is.

Het kabinet vindt dat de vermindering van toezicht aansluit bij ‘de weg van decentralisatie’ die het kabinet is ingeslagen: ‘provincies en gemeenten zijn autonome bestuurslagen met een eigen positie in ons bestuurlijk bestel. Dat vraagt om vertrouwen en niet te ingewikkelde omgangsvormen’, meent het kabinet.

Als er bestuurlijke misstanden zijn, kan de rijksoverheid nog altijd de bevoegdheid gebruiken om een besluit te schorsen of te vernietigen. De provincie kan bij taakverwaarlozing optreden in de gemeente.

Minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken zal de Tweede Kamer binnenkort meer informatie sturen over de vermindering van het interbestuurlijk toezicht.

Zie ook:
'Niet alle taken tegelijk naar de gemeente' (11/04/2008)
Pleidooi voor schoonmaak in ‘toezichtsbureaucratie’ (12/10/2007)