Advertentie

Genieten en gruwen van Van Agt

De entree van Dries van Agt in de Nederlandse politiek vond plaats op 26 december 1969 te Heeze, Noord-Brabant, waar de stuurgroep voor het KVP-verkiezingsprogramma bijeen was. Het ging nog bijna mis, want KVP-coryfee Steenkamp begroette Van Agt, klein van postuur en voorzien van een uitzonderlijk kapsel, met de woorden: ‘U bent hier vast verkeerd.’

13 juni 2008

Maar het misverstand werd opgelost en de rest is geschiedenis: tot 1982 kon Nederland genieten dan wel gruwen van de politicus Van Agt.

 

Wat ging er aan de entree vooraf? Een op en top katholieke jeugd, in Geldrop, Eindhoven (gymnasium) en Nijmegen (studie rechtsgeleerdheid). Het grootste gemis in Geldrop was zijn moeder, veelvuldig afwezig vanwege depressiviteit, het grootste geluk het katholicisme, een warme spirituele deken voor het leven. Na de studie blijkt hij als wetgevingsjurist, bij Landbouw en Justitie, een groot succes. Aanmerkingen hebben zijn leidinggevenden slechts op het werktempo: te traag. In 1968 volgt de overstap naar de Katholieke Universiteit Nijmegen, eerst als medewerker van strafrechthoogleraar Van Eck en na diens overlijden, een half jaar later, als diens opvolger. In het verpolitiekte universitaire klimaat stelt Van Agt zich welwillend op ten opzichte van de vernieuwers, maar kiest hij uiteindelijk voor de status quo. Zo zegt hij tijdens een college het jammer te vinden dat de studenten geen inspraak hebben gehad bij zijn benoeming, om daar in een volgend college op te laten volgen: ‘U moet zo’n uitspraak voor een collegezaal niet als beginselverklaring opvatten, het is natuurlijk ook een klein beetje een grapje dat contact maakt met de zaal.’

 

Fris bloed

 

Na de verkiezingen van 1971 is de KVP, op dat moment een partij met een opvallend vermogen politieke kanjers (De Jong, Klompé, Veringa) op een zijspoor te zetten, op zoek naar fris bloed. In Steenkamp (door Van Agt hogelijk gewaardeerd, blijkens het telegram dat hij hem vlak voor diens vakantie stuurt: ‘Mijn vriend en politieke heiland, vaar wel naar uw Canarisch eiland’) heeft Van Agt een uitstekende kruiwagen. Als hem de post van Justitie wordt aangeboden in het kabinet-Biesheuvel, hapt hij toe. Het eerste jaar van zijn ministerschap is hij op zijn best. Licht vooruitstrevend, open, scherp en humoristisch pakt hij een veelheid van wetgevingsklussen aan en stelt hij zich terughoudend op als het aankomt op handhaving. Kenmerkend is de reactie op de aansporing van Kamerlid Beuker harder op te treden tegen naaktlopen: ‘Toepassing van de (…) gedachte, dat strafrechtelijke repressie ultimum remedium dient te zijn, leidt er overigens toe vooralsnog de uitwerking van andersoortige sancties af te wachten, met name (…) de sociale dat zich alras meewarigheid en verveling meester maken van wie een rariteit in reprise krijgt te aanschouwen.’

 

Zijn voornemen de ‘Drie van Breda’ (de tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde Duitse oorlogsmisdadigers Fischer, Kotälla en Aus der Fünten) vrij te laten, vormt op 29 februari 1972 het brute einde van 34 wittebroodsweken. De maatschappelijke onrust die het voornemen teweeg brengt, doet een zeker lijkende Kamermeerderheid verschrompelen. Van Agt haalt bakzeil en doet in de tien jaar die hij nog in het centrum van de macht zal doorbrengen geen poging meer de gevangenschap van de drie te beëindigen.

 

Voor Van Agts verdere politieke carrière vormt het Drie van Breda-debacle geen belemmering. Nadat het kabinet-Biesheuvel in 1972 valt en in 1973 Den Uyl als premier aantreedt, blijft Van Agt minister van Justitie. Bij Den Uyl en in diens kabinet voelt hij zich steeds minder thuis, andersom groeit de irritatie bij de PvdA over Van Agt bij tijd en wijle uit tot weerzin. Van Agt is, aldus het gevoelen bij de coalitiepartner, een solist zonder dossierkennis en met dedain voor de politiek die alleen in het geweer komt als katholieke waarden op het spel staan. Dieptepunten zijn de kabinetsdiscussies over de door Van Agt gewenste sluiting van de abortuskliniek Bloemenhove en de Kamerdebatten over het falende justitiële optreden tegen de Blaricumse miljonair en oorlogsmisdadiger Menten. Van Agts populariteit bij zijn achterban lijdt er niet onder. Integendeel. Bewondering voor zijn standvastigheid in ethische kwesties, in combinatie met medelijden vanwege de voortdurende aanvallen van de PvdA, bezorgen hem in 1977 het lijsttrekkerschap van het CDA. In de daaropvolgende formatie ruilt het CDA de PvdA voor de VVD in. Het kabinet Van Agt-Wiegel zit tegen ieders verwachting in de volle vier jaar, waarna in 1981 nog een gedwongen huwelijk met de PvdA (en D’66) volgt. Als het kabinet-Van Agt II in 1982 op de klippen loopt, en er geen zicht meer is op hernieuwde samenwerking met Wiegel (die inmiddels commissaris van de koningin is in Friesland), verlaat Van Agt de landelijke politiek. Hij vertrekt naar Brabant, later naar Tokio en Washington, om na de millenniumwisseling ten slotte thuis vanuit de Heilige Landstichting voluit te gaan voor de Palestijnse zaak.

 

De meest rake analyse van Van Agt is afkomstig van de huidige vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink. Die noemt als Van Agts achilleshiel het ontbreken van een duidelijke ideologie. Dat verklaart dat hij in het kabinet waarin hij de onderliggende partij was, zich specialiseerde in obstructie (want wat kon hij anders stellen tegenover de bevlogenheid van de coalitiepartner?) en in het kabinet waar hij het voor het zeggen had, in het relativeren (want wat had hij meer te bieden?). Mijn conclusie na 589 pagina’s uiterst boeiende en leesbare biografie: Van Agt had op 29 februari 1972 moeten aftreden. Bij mij had hem dat de status van held opgeleverd. 

 

Johan van Merriënboer, Peter Bootsma & Peter van Griensven, Van Agt, Biografie, Tour de force , Amsterdam, Boom 2008, ISBN 978 90 8506 556 2, EURO 25,-  

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie